22.08.2013 Views

Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde

Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde

Zorgboek diabetes type 1 - Bvvde

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Op de achterkaft<br />

“In het begin dutzelde het me. Bloedglucose, zelfcontrole, zelfregulatie, … oieci Het leek wel<br />

wetenschap in plaats van een aandoening. Gelukkig heb ik veel hulp gekregen. Inmiddels heb<br />

ik aardig door hoe het zit, al moet ik soms nog wel eens iets nazoeken, … “<br />

Als de arts vertelt dat u <strong>diabetes</strong> heeft, weet u niet meteen wat dit allemaal betekent. Het heeft<br />

iets met ‘suiker’ te maken, maar hoe zit het nou precies?...<br />

Waarschijnlijk spelen er allerlei vragen door uw hoofd. Moet ik insuline gaan spuiten? Kan ik wel<br />

of niet een gebakje nemen? Hoe zit het met mijn voeding: wat kan ik wel en niet eten? Kan ik<br />

blijven sporten? Wat is een ‘hypo’ precies en wat moet ik doen als ik een hypo krijg? Misschien<br />

vraagt u zich ook af wat uw <strong>diabetes</strong> voor de toekomst betekent. Wat zijn de gevolgen voor uw<br />

carrière? En al de plannen die u nog heeft, kunnen die wel doorgaan?...<br />

Dit boek geeft uitgebreide informatie over deze vragen. Het beschrijft wat <strong>diabetes</strong> is, welke<br />

vormen van <strong>diabetes</strong> er zijn en hoe <strong>diabetes</strong> wordt behandeld. De nadruk ligt op wat u zelf kunt<br />

doen. U krijgt informatie over de ‘gulden regels’: stoppen met roken, gezond eten, afvallen,<br />

meer bewegen. Ook krijgt u informatie over wat de <strong>diabetes</strong> voor uw leven kan betekenen: voor<br />

uw partner en andere relaties, uw seksleven, kinderwens en zwangerschap, uw werk. Tenslotte<br />

geeft het boek informatie over de hulp die u en uw naasten kunnen krijgen, onder meer van de<br />

professionele hulpverlening en de Diabetesvereniging Nederland.<br />

Aan dit boek hebben veel vooraanstaande deskundigen en hun organisaties meegewerkt,<br />

waaronder de Diabetesvereniging Nederland, de Nederlandsche Internisten Vereeniging en de<br />

Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Natuurlijk hebben ook mensen die zelf <strong>diabetes</strong> hebben<br />

meegewerkt. Door deze brede samenwerking geeft het boek goede, betrouwbare en praktische<br />

informatie.<br />

September<br />

www.boekenoverziekten.nl<br />

<strong>Zorgboek</strong> Diabetes<br />

Eindredactie S. Kollaard<br />

Uitgave van Stichting September, vierde druk, 2008<br />

De inhoud van dit boek is voorgelegd aan een groot aantal deskundigen. Elk heeft passages op<br />

het terrein vin zijn of haar specifieke deskundigheid beoordeeld. Bij deze willen wij alle aaiseurs<br />

en de organisaties die zij vertegenwoordigen hartelijk bedanken voor hun medewerking.<br />

Inhoud:<br />

1. U hebt <strong>diabetes</strong> .............................................................................................................................. 4<br />

2. Leven met <strong>diabetes</strong>......................................................................................................................... 7<br />

3. Diagnose ...................................................................................................................................... 10<br />

4. Verloop......................................................................................................................................... 13<br />

5. Behandeling: overzicht.................................................................................................................. 16<br />

6. Behandeling van <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>................................................................................................... 19<br />

7. Insulinebehandeling...................................................................................................................... 24<br />

8. Insulrnepen en -pomp ................................................................................................................... 28<br />

9. Behandeling van <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>................................................................................................... 32<br />

10. Afvallen ...................................................................................................................................... 35<br />

11. Bloedglucoseverlagende medicijnen............................................................................................ 44


12. Verhoogd cholesterol .................................................................................................................. 50<br />

13. Hoge bloeddruk .......................................................................................................................... 55<br />

14. Zelfcontrole ................................................................................................................................ 62<br />

15. Zelfregulatie ............................................................................................................................... 70<br />

16. Voeding ...................................................................................................................................... 74<br />

17. Beweging.................................................................................................................................... 81<br />

18. Stoppen met rokrn ...................................................................................................................... 87<br />

19. Voeten en huid............................................................................................................................ 94<br />

20. Hypo en hyper............................................................................................................................. 98<br />

21. Partner en naasten ................................................................................................................... 107<br />

22. Seksualiteit ............................................................................................................................... 111<br />

23. Kinderwens............................................................................................................................... 116<br />

24. Werk......................................................................................................................................... 119<br />

25. Ziektekosten ............................................................................................................................. 127<br />

26. Praktische gevolgen.................................................................................................................. 136<br />

27. Organisaties: steun ................................................................................................................... 141<br />

28. Hulpverlening ........................................................................................................................... 144<br />

29. Omgaan met medicijnen ........................................................................................................... 148<br />

30. Late gevolgen ........................................................................................................................... 153<br />

31 .Meer informatie ....................................................................................................................... 159


1. U hebt <strong>diabetes</strong><br />

Samenvatting<br />

Bij <strong>diabetes</strong> is de hoeveelheid ‘suiker’ (glucose) in het bloed verhoogd. Dit komt door een tekort<br />

aan insuline. Hierdoor ontstaan klachten, zoals dorst en veel plassen.<br />

Door de behandeling wordt de hoeveelheid glucose weer op een zo normaal mogelijk peil<br />

gebracht. Na lange tijd kunnen nieuwe klachten ontstaan, onder meer van hart- en bloedvaten.<br />

Deze heten de late complicaties.<br />

De behandeling bestaat uit het aanpassen van uw voeding en eventueel het gebruik van<br />

medicijnen. Hierdoor wordt de hoeveelheid glucose in uw bloed (‘bloedglucose’) weer normaal.<br />

Er bestaan twee soorten <strong>diabetes</strong>, <strong>type</strong> 1 en <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>. Bij mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong><br />

wordt bijna of helemaal geen insuline aangemaakt. Bij mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> wordt te<br />

weinig insuline aangemaakt en/ of het lichaam reageert minder op insuline (insulineresistentie).<br />

Bij de behandeling speelt u een grote rol. U zult zelf leren hoe u uw bloedglucose goed kunt<br />

houden. Dit heet ‘zelfregulatie van de bloedglucose’.<br />

Wat is <strong>diabetes</strong>?<br />

De rol van glucose<br />

Glucose is één van de belangrijkste energiebronnen voor ons lichaam. We krijgen glucose in<br />

ons lichaam via ons voedsel. Dit gaat als volgt.<br />

Onze voeding bestaat onder meer uit koolhydraten (koolhydraten is een verzamelnaam voor<br />

alle suikers die in de voeding voorkomen).<br />

Het voedsel wordt in onze maag en darmen verteerd. De glucose die we uit onze voeding<br />

halen wordt in het bloed opgenomen.<br />

Via het bloed komt de glucose in de rest van ons lichaam terecht, bijvoorbeeld in de spieren<br />

en de organen.<br />

Hier wordt de glucose gebruikt als brandstof. Deze brandstof geeft ons de energie die we<br />

nodig hebben om te bewegen, te groeien, te denken enzovoort.<br />

U kunt zich glucose dus voorstellen als een soort benzine. Zoals een auto niet zonder benzine<br />

kan, zo kan ons lichaam niet zonder glucose.<br />

De rol van het hormoon insuline<br />

De glucose kan niet zomaar vanuit het bloed in andere delen van ons lichaam worden<br />

opgenomen. Hiervoor is een bepaalde stof nodig: insuline. Insuline is een hormoon. Het wordt<br />

door ons lichaam gemaakt, in de alvleesklier.<br />

Oorzaken van <strong>diabetes</strong><br />

We schreven al dat mensen met <strong>diabetes</strong> te veel glucose in hun bloed hebben. Hiervoor<br />

kunnen twee oorzaken zijn:<br />

Er is een tekort aan insuline. Hierdoor wordt te weinig glucose opgenomen in de<br />

verschillende delen van ons lichaam. Er blijft daarom te veel glucose in het bloed achter.<br />

Het lichaam reageert niet goed op insuline (insulineresistentie). Dit wil zeggen dat de insuline<br />

er niet voor kan zorgen dat de glucose door de verschillende delen van ons lichaam wordt<br />

opgenomen. Ook dan blijft er te veel glucose in het bloed achter.<br />

Klachten<br />

Stijging van de hoeveelheid glucose in het bloed kan leiden tot verschillende klachten, onder<br />

andere dorst, veel plassen, blaasontstekingen enzovoort.


Diabetes: een verhoogde bloedglucose<br />

De hoeveelheid glucose in het bloed wordt de bloedglucosespiegel of kortweg bloedglucose<br />

genoemd. Mensen met <strong>diabetes</strong> hebben een verhoogde bloedglucosespiegel/bloedglucose. In<br />

het vervolg zullen we steeds de term ‘bloedglucose’ gebruiken.<br />

Verloop<br />

De diagnose is meestal snel duidelijk<br />

Als u te veel glucose in uw bloed hebt, krijgt u bepaalde klachten: dorst, veel plassen enzovoort.<br />

Waarschijnlijk hebt u van deze klachten al langer last gehad. Vroeg of laat bent u daarom naar<br />

de arts gegaan. Na enkele onderzoeken heeft de arts u verteld dat u <strong>diabetes</strong> hebt. Anders<br />

gezegd: de arts stelde de diagnose <strong>diabetes</strong>.<br />

Uw klachten verdwijnen door de behandeling<br />

Nadat de diagnose is gesteld, wordt met de behandeling begonnen. Het doel van de<br />

behandeling is om de verhoogde bloedglucose te verlagen, zodat de hoeveelheid glucose in het<br />

bloed weer (min of meer) normaal wordt. Het is de bedoeling dat de bloedglucose op dit peil<br />

blijft. Als dit lukt zullen uw klachten verdwijnen en hebt u in het dagelijks leven normaal<br />

gesproken nauwelijks last van de <strong>diabetes</strong>klachten.<br />

Na jaren kunnen nieuwe klachten (late complicaties) ontstaan<br />

Op den duur (na jaren) kunnen er door <strong>diabetes</strong> ook nog andere klachten ontstaan. Dit worden<br />

‘late gevolgen’ of ‘late complicaties’ genoemd. Deze klachten kunnen te maken hebben met de<br />

ogen, de nieren, het hart en de bloedvaten, de zenuwen en de voeten.<br />

Behandeling<br />

Regulatie van de bloedglucose<br />

Hoewel u in het dagelijks leven niet of nauwelijks klachten meer zult hebben, is het wel van<br />

belang dat de behandeling door blijft gaan. Elke dag moet u proberen een normale hoeveelheid<br />

glucose in uw bloed te hebben. Dit wordt het reguleren van de bloedglucose genoemd.<br />

Aanpassen van de voeding<br />

Uw voeding wordt waarschijnlijk aangepast. Gelet wordt onder andere op de hoeveelheid<br />

koolhydraten (die als glucose in het bloed wordt opgenomen), de hoeveelheid vet en het tijdstip<br />

van de maaltijden. Hierbij krijgt u hulp van een diëtiste.<br />

U gebruikt medicijnen<br />

Bij <strong>diabetes</strong> worden meestal medicijnen gebruikt. Mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> gebruiken<br />

insuline. Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> gebruiken bloedglucoseverlagende tabletten of insuline.<br />

Nieuwe behandelingen<br />

Er wordt onderzoek gedaan naar nieuwe behandelingen van <strong>diabetes</strong>. Deze behandelingen zijn<br />

nog experimenteel. In de toekomst kunnen misschien alle mensen met <strong>diabetes</strong> baat hebben bij<br />

deze behandelingen.<br />

Insuline wordt gemaakt in de alvleesklier. Dit gebeurt in een bepaald deel van de alvleesklier,<br />

de ‘eilandjes van Langerhans’. Bij veel mensen niet <strong>diabetes</strong> werken deze eilandjes niet<br />

goed. Door deze eilandjes te transplanteren wordt geprobeerd de productie van insuline weer<br />

op gang te helpen.<br />

Sinds 2000 bestaat er een apparaatje dat onder de huid ingebracht wordt. Dit meet<br />

voortdurend de bloedglucose. Over een aantal jaren hoopt men hier een insulinepomp aan te<br />

kunnen koppelen. De toediening van insuline wordt dan voortdurend automatisch aangepast<br />

aan de behoefte. Deze ontwikkeling wordt de kunstmatige bètacel genoemd.


Type 1 en<strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong><br />

Overzicht<br />

Type 1 <strong>diabetes</strong><br />

Het lichaam maakt (vrijwel) geen insuline meer<br />

aan.<br />

De klachten bij (onbehandelde) <strong>diabetes</strong> zijn:<br />

dorst, veel plassen, ‘s nachts plassen, wazig<br />

zien, afvallen terwijl u voldoende eet, zwakte<br />

of vermoeidheid en (in ernstige gevallen)<br />

verzuring van het lichaam (hierbij ruiken de<br />

adem en het zweet naar zoete appeltjes).<br />

Klachten die soms voorkomen zijn:<br />

prikkelingen in benen, handen en voeten, jeuk<br />

en witte vloed.<br />

De klachten ontstaan vrij plotseling, binnen<br />

een paar weken. Type 1 <strong>diabetes</strong> wordt<br />

daarom meestal snel ontdekt.<br />

De oorzaken van <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> zijn nog niet<br />

bekend.<br />

Type 1 <strong>diabetes</strong> komt op alle leeftijden voor.<br />

De meeste mensen krijgen <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> al<br />

op jonge leeftijd. In totaal zijn er ongeveer<br />

75.000 mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>.<br />

Type 2 <strong>diabetes</strong><br />

Het lichaam maakt te weinig insuline en/of het<br />

lichaam reageert minder op insuline.<br />

De klachten bij (onbehandelde) <strong>diabetes</strong> zijn:<br />

vermoeidheid, droge mond, wazig zien, jeuk,<br />

witte vloed en prikkelingen. Ook dorst en veel<br />

plassen komen voor.<br />

Omdat de klachten veel oorzaken kunnen<br />

hebben, wordt vaak niet aan <strong>diabetes</strong> gedacht.<br />

Daarom kan het langer duren voordat de<br />

diagnose wordt gesteld.<br />

Voor <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> kan een erfelijke aanleg<br />

bestaan. In veel gevallen hangt <strong>diabetes</strong><br />

samen met overgewicht.<br />

Type 2 <strong>diabetes</strong> komt op alle leeftijden voor,<br />

maar ontstaat meestal op oudere leeftijd. Er<br />

zijn naar schatting 675.000 mensen met <strong>type</strong> 2<br />

<strong>diabetes</strong>. Mogelijk zijn dit er (veel) meer, omdat<br />

<strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> niet altijd wordt opgemerkt.<br />

Zelfzorg<br />

U kunt een normaal leven leiden<br />

U kunt zelf veel doen aan het behandelen van uw <strong>diabetes</strong>. De meeste mensen leren in de loop<br />

van de tijd hoe zij zelf hun bloedglucose goed kunnen ‘reguleren’.<br />

Dit heeft veel voordelen. Het betekent bijvoorbeeld dat u ondanks uw <strong>diabetes</strong> een vrij normaal<br />

leven kunt leiden. U kunt bijvoorbeeld zonder problemen sporten, op vakantie, naar feestjes en<br />

uit eten gaan.<br />

Goede regulatie van de bloedglucose maakt de kans op late complicaties kleiner<br />

Een ander voordeel van het zelf reguleren van uw bloedglucose is dat u de kans op late<br />

complicaties verkleint. Hoe beter u uw bloedglucose reguleert, des te groter de kans dat u lang<br />

gezond blijft.<br />

Al met al geldt: <strong>diabetes</strong> is vervelend, maar er is veel dat u zélf kunt doen om zo gezond<br />

mogelijk te blijven en een zo prettig mogelijk leven te leiden, ondanks uw <strong>diabetes</strong>. De<br />

informatie die u hier aantreft is gemaakt om u daarbij te helpen.<br />

“Of ik bang ben voor <strong>diabetes</strong>? Nee, eigenlijk niet. Ik ben wel eens bang, maar dan voor<br />

dingen waar ik geen macht over heb, bijvoorbeeld als het heel erg stormt. Aan <strong>diabetes</strong> kun<br />

je juist zélf veel doen. Als ik mijn bloedglucose goed in de gaten houd en zo gezond mogelijk<br />

leef wordt de kans op vervelende gevolgen toch kleiner! Dus bang, nee, dat ben ik niet. Maar<br />

natuurlijk schiet het me wel eens door m’n hoofd: er kan dit gebeuren, er kan dat gebeuren.<br />

Soms heb ik het daar toch wel moeilijk mee. Als ik merk dat ik over die dingen loop te


piekeren helpt het vaak om te denken: ho, hier schiet ik niets mee op, gebruik je tijd liever om<br />

van het leven te genieten...” En dan ga ik bijvoorbeeld bedenken wat ik in het weekend met<br />

mijn kinderen ga doen, of ik regel een avondje naar de film met mijn vrouw. Dat helpt mij, het<br />

gepieker houdt dan op.”<br />

2. Leven met <strong>diabetes</strong><br />

Samenvatting<br />

Veel mensen maken een moeilijke, emotionele periode door nadat ze hebben gehoord dat ze<br />

<strong>diabetes</strong> hebben. Ze hebben tijd nodig om te verwerken dat ze een chronische aandoening<br />

hebben. Gelukkig lukt het de meeste mensen om na verloop van tijd weer een leuk, plezierig<br />

leven te leiden, ondanks hun <strong>diabetes</strong>.<br />

Ook als het lukt om uw <strong>diabetes</strong> een plaats te geven, zullen er moeilijke momenten zijn. Bij<br />

vlagen kunt u zich onzeker voelen en somber zijn.<br />

Om <strong>diabetes</strong> een plaats te geven in het leven, kan het helpen om niet met uw zorgen rond te<br />

blijven lopen, maar juist over uw <strong>diabetes</strong> te praten met anderen. Het kan ook helpen om<br />

informatie over <strong>diabetes</strong> te verzamelen, zodat u zich minder onzeker voelt. En natuurlijk helpt<br />

het ook om de behandeling goed vol te houden, zodat u zo min mogelijk last hebt van klachten.<br />

Diabetes hoort erbij<br />

De eerste schrik: ongeloof, boosheid en somberheid<br />

De veranderingen beginnen op het moment dat u van de arts te horen krijgt dat u <strong>diabetes</strong> hebt.<br />

Vaak schrikken mensen erg van dit bericht. Tegelijk is het voor veel mensen een opluchting,<br />

omdat nu duidelijk is waar hun klachten vandaan komen.<br />

Misschien gelooft u niet dat het echt waar is dat u <strong>diabetes</strong> hebt. U denkt bijvoorbeeld dat de<br />

arts zich heeft vergist, omdat de klachten door wat eenvoudige voedingsadviezen en medicatie<br />

verdwijnen en u zich snel weer helemaal gezond voelt.<br />

Deze reactie wordt ‘ontkenning’ genoemd. U doet dan alsof uw <strong>diabetes</strong> helemaal niet bestaat. In<br />

zo’n periode van ontkenning houdt u weinig rekening met uw <strong>diabetes</strong>. De behandelingsadviezen<br />

worden niet opgevolgd, u sport zonder voorzorgsmaatregelen enzovoort. U gaat eigenlijk met uw<br />

leven door, alsof er geen <strong>diabetes</strong> is.<br />

Vroeg of laat komen er dan toch weer lichamelijke klachten en wordt u met de neus op de feiten<br />

gedrukt. Het dringt nu echt tot u door dat u <strong>diabetes</strong> hebt. Mensen kunnen in deze periode<br />

opstandig en soms zelfs boos worden. ‘Waarom ik? Waarom niet die ander die toch altijd al zo<br />

ongezond leefde?’...<br />

Sommige mensen zijn een tijd lang erg somber en verdrietig. Hun dabetes spookt steeds door<br />

hun hoofd en zet alles in een ander, vervelend licht. In zo’n stemming kunt u makkelijk de moed<br />

verliezen. ‘Ik kan geen kant meer op, er is toch niets tegen <strong>diabetes</strong> te doen...’<br />

“Ik heb een tijd lang gedaan alsof mijn <strong>diabetes</strong> niets uitmaakte. Ik was steeds bezig mezelf<br />

te bewijzen. Ik werkte heel hard, was de meest fanatieke bij tennis, bleef als laatste op<br />

feestjes en stond dan de volgende ochtend vroeg op om een rondje door het park te lopen...<br />

Ik deed alles om mijzelf en anderen te laten geloven dat die <strong>diabetes</strong> niets uitmaakte. Nu zie<br />

ik wel in dat ik toen eigenlijk mijn <strong>diabetes</strong> ontkende. Ik wilde gewoon niet toegeven dat er<br />

iets mis was met m’n gezondheid. Maar op een gegeven moment kon ik er echt niet meer<br />

omheen. Ik kreeg een ernstige hypo en was echt even ‘van de wereld’. Dat was voor mijzelf


vervelend, maar ook voor mijn man. Uiteindelijk was het wel een goede les. Ik begrijp nu<br />

goed dat ik er niet onderuit kan, dat ik <strong>diabetes</strong> niet kan wegdenken. Ik héb <strong>diabetes</strong>, klaar<br />

uit. Het was moeilijk om dat toe te geven, maar nu ik het eenmaal gedaan heb voel ik me<br />

eigenlijk opgelucht.”<br />

De meeste mensen krabbelen na een moeilijke periode weer op<br />

Zelfs als deze gevoelens heel heftig zijn geweest, komt er toch eigenlijk altijd een punt waarop<br />

mensen weer opkrabbelen. U loopt dan niet meer om uw <strong>diabetes</strong> heen. Het kwartje valt: u<br />

beseft dat uw <strong>diabetes</strong> niet meer weg zal gaan. Voorzichtig begint u te zoeken naar manieren<br />

om mét uw <strong>diabetes</strong> te leven. Misschien gaat u zich verdiepen in de ziekte door veel vragen te<br />

stellen aan de arts of door er veel over te lezen. Ook kunt u op zoek gaan naar andere mensen<br />

met <strong>diabetes</strong>, bijvoorbeeld via de Diabetesvereniging Nederland.<br />

Soms blijven negatieve gevoelens en gedachten bestaan<br />

Soms lukt het niet goed om met <strong>diabetes</strong> om te gaan. Diabetes blijft dan een vervelende<br />

indringer en roept steeds opnieuw boosheid, somberheid of wanhoop op. Als u steeds maar<br />

weer last blijft hebben van negatieve gevoelens en gedachten, zal het niet lukken uw <strong>diabetes</strong><br />

een goede plaats in het leven te geven. Op den duur hebt u dan ook meer last van uw <strong>diabetes</strong><br />

dan eigenlijk nodig is.<br />

Als u erg lang last blijft hebben van negatieve gevoelens over uw <strong>diabetes</strong>, is het aan te raden<br />

om hulp te zoeken. Dat kan bij de huisarts, maar ook bij een maatschappelijk werker, een<br />

psycholoog of via de Diabetesvereniging Nederland.<br />

“Onze zoon heeft een tijd bij een psycholoog gelopen. Niet omdat hij ‘gek’ was, nee, hij kon<br />

gewoon niet overweg met z’n <strong>diabetes</strong>. Hij had veel moeite met het testen en dat spuiten. Hij<br />

vond het een gevangenis. Steeds meer liet hij de boel de boel, trok zich helemaal niets meer<br />

aan van z’n <strong>diabetes</strong>. Hij ging bijvoorbeeld vaak naar van die housefeesten en ik had zo het<br />

idee dat-ie daar ook wel eens wat pillen nam. Ik werd steeds banger dat het een keer echt<br />

mis zou gaan. Ik probeer hem zo veel mogelijk zijn eigen leven te laten leiden, maar dit ging<br />

me te ver. Met veel moeite heb ik hem tenslotte zo ver gekregen dat hij naar een psycholoog<br />

ging. Gelukkig heeft dat geholpen. Niet dat hij nu zo voorbeeldig is, maar ik merk toch dat hij<br />

meer rekening houdt met zijn <strong>diabetes</strong>. Dat is in elk geval een grote stap vooruit.”<br />

Moeilijke momenten<br />

Bang zijn voor hypo’s of andere problemen<br />

U kunt het vertrouwen in uw lichaam verliezen. Door uw <strong>diabetes</strong> lijkt u opeens niet meer op uw<br />

lichaam te kunnen rekenen: het gaat zomaar zijn eigen gang, vaak zonder dat u er iets aan kunt<br />

doen. Soms roept deze onzekerheid veel angst op. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit angst voor<br />

hypo’s en angst voor late complicaties, zoals problemen met de ogen of nieren.<br />

Sommige mensen verliezen hun zelfvertrouwen<br />

Sommige mensen met <strong>diabetes</strong> gaan aan zichzelf twijfelen. Over allerlei zaken kunnen ze dan<br />

onzeker worden. Bijvoorbeeld: ‘Mezelf prikken? Dat lukt me nooit..’ Of: ‘Laten we dit jaar maar<br />

niet in het buitenland op vakantie gaan...’<br />

“Ik was zestien toen ik hoorde dat ik <strong>diabetes</strong> heb. Toch al niet een leeftijd waarop je<br />

overloopt van het zelfvertrouwen. Ik dacht: ik krijg nddit een vriendje!... Maar het is helemaal<br />

goed gekomen. Sterker nog, ik heb sindsdien heel wat vriendjes versleten. Misschien<br />

probeerde ik daarmee wel te bewijzen dat ik met mijn <strong>diabetes</strong> nog net zo aantrekkelijk was<br />

als elk ander meisje. Maar ook die periode ging weer voorbij. Nu ben ik alweer zeven jaar<br />

getrouwd en moeder van drie kinderen. Zo gaat dat...”


Onzekerheid over de toekomst<br />

Ook de toekomst kan onzeker worden. Misschien had u een bepaald beeld van de toekomst en<br />

waren allerlei plannen die u nog graag wilde uitvoeren. Deze kunnen zomaar in duigen lijken te<br />

vallen. ‘Zal ik kinderen kunnen krijgen...’ ‘Stel dat er nu niets komt van mijn carrière...’. ‘Wijzen<br />

ze me af voor een levensverzekering?...’ Of: ‘Kan ik nu nog wel carnaval vieren?’...<br />

Uw stemming kan onvoorspelbaar worden<br />

De bloedglucose heeft invloed op de stemming en uw gedrag. Bijvoorbeeld: u raakt geïrriteerd<br />

wanneer de bloedglucose te laag wordt (hypo). Ook een sterk schommelende bloedglucose kan<br />

uw stemming beïnvloeden. Vaak lukt het niet om deze veranderingen van stemming onder<br />

controle te houden, en soms hebt u het zelf niet eens in de gaten.<br />

Deze onvoorspelbare stemmingen kunnen voor problemen zorgen. Als u boos bent kunnen<br />

anderen zich afvragen: is die boosheid nu echt of komt het door een hypo? Na verloop van tijd<br />

zullen de mensen die u goed kennen overigens wel leren om uw stemmingen goed te begrijpen.<br />

Goede en slechte perioden zullen elkaar afwisselen<br />

Na een periode waarin u zich eigenlijk wel goed voelt, kan opnieuw een periode komen dat u<br />

die ‘rot<strong>diabetes</strong>’ wel achter het behang zou willen plakken. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren na<br />

een ernstige hypo. U was net bezig om met uw <strong>diabetes</strong> te leren leven, maar door die hypo is<br />

uw <strong>diabetes</strong> dan opeens weer een ongewenste indringer in uw leven. Zo lijkt het of u opeens<br />

weer terug bij af bent.<br />

Het gaat meestal met vallen en opstaan - en dat houdt nooit helemaal op. Er wordt daarom wel<br />

gezegd: leven met <strong>diabetes</strong> betekent een leven lang leren.<br />

Wat kan helpen?<br />

Praat met anderen over uw <strong>diabetes</strong><br />

Veel mensen maken van hun <strong>diabetes</strong> geen geheim. Ze vertellen anderen dat ze <strong>diabetes</strong><br />

hebben en leggen uit wat dit voor hun leven betekent. Dit doen ze niet om met hun <strong>diabetes</strong> te<br />

koop te lopen, maar omdat <strong>diabetes</strong> nu eenmaal een belangrijk deel van hun leven is.<br />

Deze openheid kan helpen om met <strong>diabetes</strong> te leren leven. Heel praktisch kan het bijvoorbeeld<br />

betekenen dat mensen u kunnen helpen bij een ernstige hypo. Maar ook meer in het algemeen<br />

kan openheid helpen, bijvoorbeeld omdat mensen u hierdoor zullen gaan begrijpen en<br />

misschien ook steunen.<br />

Uw eigen lichaam en uw <strong>diabetes</strong> leren kennen<br />

Als u uw eigen lichaam en uw <strong>diabetes</strong> goed leert kennen, wordt het makkelijker om met uw<br />

<strong>diabetes</strong> om te gaan. U weet dan bijvoorbeeld wanneer u de behandeling moet bijstellen om<br />

problemen zoals hypo’s te voorkómen, of hoe uw lichaam en uw bloedglucose reageren op<br />

spanningen of alcohol.<br />

“Ik heb een tijdje bewust uitgeprobeerd waar mijn grenzen liggen. Wat gebeurt er als ik een<br />

avondje doorzak? Hoe reageert mijn bloedglucose als ik een tijdje heel erg hard werk?... Een<br />

paar keer is het goed mis gegaan en kreeg ik flinke ontregelingen, maar ik heb er absoluut<br />

geen spijt van. Ik heb mijn <strong>diabetes</strong> veel beter leren kennen en weet ook hoe mijn<br />

bloedglucose in allerlei omstandigheden reageert. En ik weet hoe ik dat het beste kan<br />

opvangen. Gek genoeg ben ik ook mijn angst voor ontregelingen kwijtgeraakt, juist omdat ik<br />

er een paar keer mee te maken heb gehad. Ik weet nu wat het is en wat ik er aan kan doen,<br />

dat geeft een soort rust.”


Steun van anderen<br />

Iedereen heeft de steun van anderen nodig. Dit geldt zeker als u moeilijke momenten<br />

doormaakt door uw <strong>diabetes</strong>: als er dan iemand in de buurt is waar u echt op kunt steunen,<br />

scheelt dat een slok op een borrel.<br />

Ook de steun van andere mensen met <strong>diabetes</strong> kan veel betekenen. Via de Diabetesvereniging<br />

Nederland kunt u andere mensen met <strong>diabetes</strong> (‘lotgenoten’) ontmoeten. Het is vaak<br />

gemakkelijk om met deze mensen te praten, want u hoeft niet steeds alles uit te leggen.<br />

Bovendien kunnen ze u uit eigen ervaring allerlei tips geven.<br />

Regulatie van de bloedglucose (zo veel mogelijk) volhouden<br />

Als uw bloedglucose goed gereguleerd is, voelt u zich fitter en sterker. Dat maakt het ook<br />

makkelijker om de behandeladviezen op te volgen. En als u zich lichamelijk goed voelt, bent u<br />

geestelijk beter bestand tegen problemen. Kortom, hoe beter u de bloedglucose reguleert, hoe<br />

beter het lukt om met uw <strong>diabetes</strong> te leven.<br />

Maar: het is het onmogelijk om altijd een goede bloedglucose te hebben, hoe goed u zich ook<br />

aan alle adviezen houdt. Iedereen heeft wel eens een uitschieter. Probeer dus uw bloedglucose<br />

zo goed mogelijk te reguleren, maar maak er geen ‘examen’ van: af en toe een uitschieter is<br />

niet te vermijden.<br />

U kunt uw <strong>diabetes</strong> de baas blijven<br />

Bij <strong>diabetes</strong> is de keuze: bent u de baas over uw <strong>diabetes</strong> of is uw <strong>diabetes</strong> de baas over u? Als<br />

het u lukt om uw bloedglucose zo goed mogelijk (niet perfect!) te reguleren, zult u uw <strong>diabetes</strong><br />

meestal de baas blijven. U hebt dan weinig klachten, zodat uw <strong>diabetes</strong> ook niet zo vaak<br />

vervelende gedachten en gevoelens zal oproepen.<br />

Kortom, als het u lukt om uw <strong>diabetes</strong> een plaats in uw leven te geven, blijft uw <strong>diabetes</strong> de<br />

baas. U hebt dan alle kans om een prettig en bevredigend leven te leiden, mét <strong>diabetes</strong> en alles<br />

wat daarbij hoort. Gelukkig lukt dit na verloop van tijd bijna iedereen.<br />

3. Diagnose<br />

Samenvatting<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> hebben een te hoge bloedglucose. Hierdoor krijgen ze klachten,<br />

waarmee ze vroeg of laat naar de huisarts gaan.<br />

De meest voorkomende klachten van een te hoge bloedglucose zijn veel plassen, erge dorst,<br />

droge mond en vermagering. Ook hongergevoelens, zwakte, wazig zien, prikkelingen en<br />

tintelingen en hardnekkige infecties kunnen klachten zijn.<br />

Door de behandeling verdwijnen de klachten van een hoge bloedglucose. Toch kan het<br />

voorkomen dat de bloedglucose te hoog of juist te laag wordt. Dan ontstaan opnieuw klachten.<br />

Dit worden hypo’s (te lage bloedglucose) of hypers (te hoge bloedglucose) genoemd.<br />

De diagnose <strong>diabetes</strong> is makkelijk te stellen. Door enkele bloedonderzoeken te doen, kan<br />

worden vastgesteld of uw bloedglucose te hoog is.


Te hoge bloedglucose<br />

Door een te hoge bloedglucose krijgt u klachten<br />

Een te hoge bloedglucose kan veel verschillende klachten veroorzaken. Het is echter niet zo<br />

dat iedereen met <strong>diabetes</strong> met (alle) klachten te maken heeft gehad of te maken krijgt.<br />

Veel klachten kunnen bovendien een andere oorzaak dan <strong>diabetes</strong> hebben. Daarom kan het<br />

zijn dat u heel lang met klachten rondloopt, vóórdat uw <strong>diabetes</strong> wordt ontdekt. Dit gebeurt vaak<br />

bij mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>. Omdat dit <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong> vooral bij ouderen voorkomt, denken<br />

veel mensen dat hun klachten te maken hebben met het ouder worden. Ze gaan daarom niet<br />

naar de arts.<br />

“Ach, ik merkte wel dat ik niet echt in orde was, maar daar besteedde ik eigenlijk niet veel<br />

aandacht aan. Hoort bij het ouder worden, dacht ik. Maar het bleek dus <strong>diabetes</strong> te zijn.”<br />

Door de behandeling verdwijnen de klachten<br />

Door de behandeling wordt de hoeveelheid glucose in uw bloed verlaagd. Daarna zult u er zelf<br />

voor zorgen dat deze hoeveelheid zo veel mogelijk op een bepaald peil blijft. Als dit lukt zullen<br />

de klachten verdwijnen.<br />

Overleg met de arts als u opnieuw of nieuwe klachten krijgt<br />

Als u weer klachten krijgt, of een nieuwe klacht opmerkt, is het aan te raden met de arts te<br />

overleggen. Vooral in het begin kan dit nuttig zijn, omdat u dan nog niet veel weet over uw<br />

<strong>diabetes</strong>. De arts kan nagaan of uw (nieuwe) klacht met uw <strong>diabetes</strong> te maken heeft of dat er<br />

een andere oorzaak is.<br />

Overleg ook met de arts als een bestaande, bekende klacht erger wordt. Dit kan namelijk<br />

betekenen dat de behandeling niet helemaal goed verloopt. Als u hiermee te lang blijft<br />

rondlopen kunnen er ernstige problemen ontstaan.<br />

“Mijn vader komt uit zo’n familie waar liever niet ‘gezeurd’ werd. Boeren hè?... Zo’n houding<br />

begrijp ik trouwens wel, want boeren hebben eigenlijk geen tijd om ziek te zijn; het werk moet<br />

altijd doorgaan. Maar goed, toen hij <strong>diabetes</strong> kreeg vroeg ik hem: maar had je dan nooit eens<br />

ergens last van? Ach ja, zei hij toen, ik voelde wel eens wat, maar wat heet ‘last’?...”<br />

Klachten<br />

U verliest veel vocht: veel plassen<br />

Mensen met een te hoge bloedglucose plassen vaak en veel, soms wel tien keer of vaker per<br />

dag. Vaak moet iemand ook ‘s nachts één of meer keren naar het toilet. Dit heeft te maken met<br />

een te hoge bloedglucose. Normaal wordt deze glucose vastgehouden door de nieren, maar op<br />

een gegeven moment lukt dat niet meer. De glucose komt dan in de urine terecht. Glucose trekt<br />

echter vocht aan. Het gevolg: u gaat veel meer en veel vaker plassen.<br />

“Ik werd echt gek van al dat plassen. Drie, vier keer per nacht je bed uit... Het leek wel alsof<br />

ik weer een baby had!... Nou ja, het bleek dus <strong>diabetes</strong> te zijn. Dat was wel schrikken<br />

natuurlijk, maar ik was wél vrij snel van die klachten af ..”<br />

Omdat u veel vocht verliest, hebt u veel dorst<br />

Omdat u zo veel plast dreigt uw lichaam uit te drogen. Hierdoor krijgt uw lichaam meer behoefte<br />

aan vocht. U merkt dit omdat u veel dorst hebt. Vandaar dat erge dorst ook een klacht is die bij<br />

een te hoge bloedglucose ontstaat.


Sommige mensen drinken (vaak ongemerkt) zo’n zes tot acht liter per dag. Normaal is<br />

anderhalve tot twee liter. Als er dan bovendien veel frisdrank wordt gedronken, kan de dorst<br />

nog erger worden. Frisdrank bevat namelijk suiker, waardoor u nog meer dorst krijgt.<br />

Droge mond<br />

Een droge mond is het gevolg van uitdroging.<br />

U kunt vermageren omdat u veel glucose verliest via de urine<br />

Mensen (vooral met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>) kunnen vermageren, ook als ze toch flink eten. Dit komt<br />

omdat er veel glucose verloren gaat via de urine. Glucose is een energiebron. Als er veel<br />

glucose verloren gaat, gaat er dus ook veel energie verloren. Daar komt bij dat het lichaam op<br />

een andere manier energie gaat maken. Dit gebeurt onder meer door vetten te verbranden.<br />

Omdat er vet verdwijnt gaat u vermageren. Ook kan het zijn dat de spieren dunner worden.<br />

“Op een gegeven moment begon ik vrij snel af te vallen, terwijl ik net zoveel at als altijd. Ik<br />

schrok daar erg van, omdat ik wel eens had gehoord dat snelle vermagering met kanker te<br />

maken kan hebben. Ik was dus eigenlijk opgelucht dat het om <strong>diabetes</strong> bleek te gaan. Niet<br />

dat dat nou zo leuk is, maar toch... Op dat moment dacht ik echt: nou ja, het had erger<br />

kunnen zijn...”<br />

Honger<br />

Honger is het gevolg van de vermagering. Sommige mensen merken dat ze vooral veel meer<br />

trek hebben in zoete dingen.<br />

U kunt zich erg slap en futloos voelen<br />

Deze klachten hebben te maken met het verdwijnen van energie, de uitdroging en de<br />

vermagering. Mensen kunnen zich slap voelen, veel meer vermoeid zijn dan normaal en last<br />

hebben van slaperigheid.<br />

Wazig zien<br />

We kunnen scherp zien dankzij de ooglens. Door de verhoogde glucose in het bloed kan de<br />

ooglens vocht aantrekken. Hierdoor kan de lens vervormen en opzwellen, zodat u wazig gaat zien.<br />

Als de bloedglucose wordt verlaagd verdwijnen de klachten meestal weer, al kan dit even duren.<br />

Prikkelingen, tintelingen, doof gevoel<br />

De hoge bloedglucose heeft ook invloed op de zenuwen. Dit kan prikkelingen of een tintelend<br />

gevoel in de vingers of tenen veroorzaken. Deze klachten verdwijnen meestal weer als de<br />

bloedglucose omlaag gaat, al gebeurt dit niet meteen.<br />

Hardnekkige infecties<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> kunnen last hebben van hardnekkige infecties. Door een te hoge<br />

bloedglucose hebt u minder weerstand tegen ontstekingen. Bij de afweer tegen ontstekingen<br />

spelen de witte bloedcellen een belangrijke rol. Als de bloedglucose te hoog is, gaan deze<br />

cellen minder goed werken. Het gevolg is dat u minder weerstand hebt tegen infecties.<br />

Hypo en hyper<br />

Hypo: de bloedglucose is te laag<br />

Bij een hypo is de bloedglucose te laag. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als u te weinig eet of<br />

door de medicijnen. Door een hypo kunt u gaan trillen, zweten of misselijk worden, maar er zijn<br />

veel meer klachten. Vrijwel iedereen met <strong>diabetes</strong> krijgt wel eens een hypo. Een hypo hoeft niet<br />

ernstig te zijn en is goed te behandelen.


Hyper: de bloedglucose is te hoog<br />

Bij een hyper is de bloedglucose te hoog. U krijgt dan klachten die lijken op de klachten die u<br />

had voordat u wist dat u <strong>diabetes</strong> hebt. Als de bloedglucose te lang te hoog blijft, kunt u<br />

ernstiger klachten krijgen. Een hyper is goed te behandelen.<br />

Hypo’s en hypers worden ontregelingen genoemd<br />

Hypo’s en hypers worden ontregelingen genoemd. Aan ontregelingen moet altijd iets gedaan<br />

worden: als een hypo of hyper te lang blijft bestaan, kunt u namelijk ernstige klachten krijgen.<br />

Diagnose<br />

Meestal stelt de huisarts de diagnose<br />

Meestal gaan mensen naar hun huisarts als ze denken dat er iets niet goed is. Bij een te<br />

hoge bloedglucose kan het zijn dat u last hebt van veel plassen, vermagering, vermoeidheid,<br />

hardnekkige infecties enzovoort.<br />

Uw huisarts zal (meestal) met een vingerprik een druppel bloed afnemen. Dit bloed wordt ook<br />

wel het ‘capillair volbloed’ genoemd. Wanneer de glucosemeter aangeeft dat uw<br />

bloedglucose hoger is dan 11 mmol/l moet de test herhaald worden. Bij de tweede test mag u<br />

acht uur van tevoren niets eten of drinken. Er is sprake van <strong>diabetes</strong> als u nuchter bent en de<br />

waarde van uw capillair bloed hoger is dan 6,0 mmol/l. Soms zal de arts (via uw arm) bloed<br />

afnemen voor onderzoek in het laboratorium. Dit bloed wordt het ‘veneus plasma’ genoemd.<br />

Als de uitslag van het veneus plasma hoger is dan 6,9 mmol/l is er sprake van <strong>diabetes</strong>. De<br />

arts zal dan samen met u een behandeling uitstippelen.<br />

De afkorting ‘mmol/l’ staat voor ‘millimol per liter’. Dit is een bepaalde maat, net zoals<br />

‘centimeter’ of ‘kilo’. Millimol geeft de hoeveelheid van een stof aan. Bij de bloedglucose<br />

wordt de hoeveelheid glucose per liter bloed gemeten. Vandaar: millimol per liter.<br />

Om welk <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong> gaat het?<br />

Als duidelijk is dat u <strong>diabetes</strong> hebt, moet ook nog worden vastgesteld om welk <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong> het<br />

gaat: <strong>type</strong> 1 of <strong>type</strong> 2.<br />

Type 1 <strong>diabetes</strong><br />

Als u nog jong bent (jonger dan dertig) en u blijkt <strong>diabetes</strong> te hebben, is de kans groot dat u<br />

<strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> hebt. Dit geldt zeker als u klachten hebt over verzuring of veel gewichtsverlies<br />

in korte tijd.<br />

Type 2 <strong>diabetes</strong><br />

Als u ouder bent dan dertig en u bent te zwaar, is de kans groot dat u <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebt. U<br />

zult in dat geval wel reageren op een bloedglucoseverlagend middel, omdat u zelf nog wat<br />

insuline aanmaakt. Type 2 komt ook steeds vaker voor bij mensen onder de dertig.<br />

4. Verloop<br />

Samenvatting<br />

Diabetes kan na langere tijd, meestal jaren, tot nieuwe klachten leiden. Ze hebben te maken<br />

met de ogen, de nieren, de zenuwen, het hart en de grote bloedvaten, de voeten en de<br />

gewrichten. Deze klachten worden ‘late complicaties’ genoemd.<br />

Om late complicaties zo veel mogelijk te voorkómen is het van belang uw bloedglucose goed te<br />

reguleren. U zult daarnaast regelmatig controle hebben, zodat eventuele problemen snel<br />

worden opgespoord en behandeld.


Late gevolgen<br />

Nieuwe klachten<br />

Door uw behandeling zult u minder klachten hebben, hoewel een hypo of hyper niet altijd te<br />

voorkomen is. Op den duur kunnen late complicaties’ ontstaan. Het gaat hierbij om ernstige<br />

aandoeningen. Omdat u door <strong>diabetes</strong> een grotere kans hebt op deze aandoeningen, kan het<br />

zijn dat u hiervan erg schrikt. Probeer echter nuchter te blijven. U kunt de volgende zaken in het<br />

achterhoofd houden:<br />

Niet iedereen krijgt met al deze vervelende zaken te maken. Sterker nog: er zijn steeds meer<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> die een hoge leeftijd bereiken zonder hiervan hinder te hebben.<br />

Als er toch klachten ontstaan, kan er vaak wel iets aan worden gedaan. Soms kunnen de<br />

klachten helemaal verdwijnen, soms kunt u er door de behandeling minder last van hebben.<br />

Houd u zo veel mogelijk aan de controleafspraken hij uw arts. De controles zijn onder meer<br />

gericht op het (tijdig) opsporen van complicaties.<br />

U kunt zelf veel doen om de late complicaties te voorkómen, of in elk geval zo lang mogelijk<br />

uit te stellen. U vindt hier veel informatie over de manier waarop u dit kunt doen.<br />

Wat kunnen de late complicaties zijn?<br />

Hier worden de late complicaties kort beschreven. Late complicaties betreffen de:<br />

ogen<br />

nieren<br />

zenuwen<br />

hart en grote bloedvaten<br />

voeten<br />

gewrichten<br />

De ogen<br />

Problemen van de ogen komen bij mensen met <strong>diabetes</strong> vrij vaak voor. Klachten kunnen<br />

bijvoorbeeld zijn: minder scherp zien, minder goed kleuren zien, een waas voor de ogen zien en<br />

plotselinge pijn. In ernstige gevallen kan er plotseling slechtziendheid of blindheid ontstaan. Van<br />

beginnende oogafwijkingen merkt u meestal niets; als er klachten optreden zijn de<br />

oogafwijkingen meestal vergevorderd. Het is daarom aan te raden om uw ogen jaarlijks te laten<br />

controleren.<br />

Een schommeling in de bloedglucose kan voor tijdelijke klachten van de ogen zorgen<br />

(bijvoorbeeld bij griep of het begin van de behandeling). IJ hoeft dus niet meteen in paniek te<br />

raken. Ga wel naar de arts zodat er onderzoek gedaan kan worden naar de oorzaak van de<br />

klachten. Als u afwijkingen blijkt te hebben, zult u vaker moeten komen voor controle.<br />

De nieren<br />

Ook de nieren kunnen minder goed gaan werken. Dat hoeft u niet te merken, want vaak geeft<br />

dit geen klachten. Als er toch klachten optreden gaat het meestal om moeheid, het vasthouden<br />

van vocht door het lichaam, jeuk en een bleke huid. In ernstige gevallen gaat de werking van de<br />

nieren zo sterk achteruit dat u moet gaan spoelen (dialyse).<br />

De zenuwen<br />

Diabetes kan op den duur de zenuwen in het lichaam aantasten. Dit kan heel verschillende<br />

klachten geven. Voorbeelden zijn: pijnscheuten in de benen, dove gevoelens of juist een<br />

brandend gevoel en prikkelingen in de vingers en tenen, een ‘vol gevoel’ na het eten of een<br />

vervelend gevoel van de huid. Ook erectieproblemen kunnen hierdoor ontstaan.<br />

Het hart en de grote bloedvaten<br />

Diabetes versnelt het proces van slagaderverkalking. U kunt hierdoor onder andere pijn of een<br />

beklemd gevoel op de borst hebben hij inspanning. In ernstige omstandigheden kunt u een<br />

hartaanval (hartinfarct) krijgen. Ook pijn in de benen na een tijdje lopen komt voor.


De voeten<br />

Klachten van de voeten komen vrij vaak voor. De klachten beginnen vaak licht, bijvoorbeeld met<br />

ingroeiende nagels of wondjes die niet goed genezen. Als deze klachten niet goed worden<br />

behandeld kunnen er op den duur grotere problemen ontstaan, waarbij kleine wondjes moeilijk<br />

genezen en groter worden.<br />

Gewrichtsproblemen<br />

Diabetes kan op den duur gewrichtsproblemen geven. De gewrichten van de handen,<br />

schouders en heupen worden stijver waardoor u ze minder goed kunt bewegen. Andere<br />

klachten die kunnen ontstaan zijn een verhoogde voetdruk, voetzweren en een verdikte huid.<br />

Deze complicatie wordt ook wel iimited Joint Mobility’ genoemd.<br />

“Toen ik over <strong>diabetes</strong> begon te lezen ontdekte ik al snel de late complicaties. Daar schrok ik<br />

erg van. Maar later zakte dat weer weg. Je kunt er nu eenmaal niet steeds bij stilstaan wat er<br />

later misschien met je gaat gebeuren. Inmiddels weet ik er ook wat meer van. Het blijkt dat<br />

ze veel late complicaties tegenwoordig vrij goed kunnen behandelen. En zelf kan ik ook veel<br />

doen om problemen te voorkomen. Dat vind ik erg prettig, je bent dan tenminste niet<br />

machteloos...”<br />

Zelfzorg<br />

Zorg ervoor dat u uw bloedglucose goed reguleert<br />

U kunt zelf veel doen om de late complicaties te voorkómen of uit te stellen. Bij bijna alle<br />

complicaties is de belangrijkste vuistregel: zorg ervoor dat u uw bloedglucose zo goed mogelijk<br />

reguleert.<br />

Regelmatige controle<br />

Periodieke controles<br />

Veel mensen gaan een aantal keer per jaar voor een controle naar de huisarts of internist. Hoe<br />

vaak deze controles plaatsvinden en welke hulpverlener (internist, huisarts of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige) de controle doet, is afhankelijk van de behandeling die hulpverleners<br />

voor u hebben vastgesteld in uw behandelplan.<br />

De arts zal in de eerste plaats kijken naar uw HbA1c-waarde. HbA1c is een stof in het bloed die<br />

glucose bindt. Aan de waarde van deze stof kan de arts zien wat uw gemiddelde<br />

bloedsuikerspiegel van de laatste zes tot acht weken was. Hoe hoger de HbA1c-waarde, hoe<br />

hoger uw bloedglucose is geweest. De arts doet dit om te bepalen of uw behandeling<br />

gedurende een langere periode het juiste effect heeft gehad. Daarnaast kijkt de arts naar uw<br />

gewicht en uw bloeddruk en voert hij of zij met u een gesprekje over eventuele klachten en<br />

veranderingen in uw leefstijl.<br />

Als de arts veranderingen in uw gezondheid opmerkt, zal hij of zij samen met u naar<br />

oplossingen zoeken. In overleg met u zal de arts bijvoorbeeld uw medicatie verhogen of op<br />

zoek gaan naar een andere vorm van behandeling. De periodieke controles wordt iedereen met<br />

<strong>diabetes</strong> sterk aangeraden.<br />

Jaarlijkse controles<br />

Daarnaast wordt sterk aangeraden om jaarlijks naar de arts te gaan voor een aantal extra<br />

controles. Deze controles zijn bedoeld om mogelijke complicaties op te sporen. Hierbij wordt<br />

onder meer gekeken naar eventuele spierzwakte, de werking van uw nieren en zenuwen,<br />

voetproblemen, de hoogte van uw cholesterolgehalte en naar huidbeschadigingen door het<br />

inspuiten van insuline. Ook uw ogen moeten jaarlijks door een oogarts worden gecontroleerd.


Als er dan de eerste tekenen van complicaties ontstaan, kunnen deze snel behandeld worden.<br />

De behandeling zal dan beter verlopen.<br />

Verder zal de arts met u een gesprek voeren over uw leefstijl en hoe u deze zo nodig kunt<br />

aanpassen. De jaarlijkse controle is ook bedoeld om uw vragen te beantwoorden, bijvoorbeeld<br />

over zelfcontrole en zelfregulatie, over roken, beweging en alcohol, en ook over een onderwerp<br />

zoals seksualiteit.<br />

Leer uw lichaam kennen<br />

Sommige late complicaties beginnen zonder dat u iets merkt, of er zijn kleine klachten die u<br />

bijna niet voelt. Probeer uw lichaam te leren kennen, zodat u snel door hebt dat er iets mis is.<br />

Veel klachten zijn niet ernstig, maar soms is het aan te raden meteen naar de arts te gaan. Als<br />

regel kunt u aanhouden: als u nieuwe klachten hebt en u kunt deze niet verklaren, ga dan naar<br />

de huisarts.<br />

Leef gezond<br />

Iedereen krijgt het advies om gezond te leven. Mensen met <strong>diabetes</strong> hebben daar nog meer<br />

baat bij, omdat een gezonde leefstijl de late complicaties helpt voorkómen. De belangrijkste<br />

adviezen zijn:<br />

stop met roken<br />

wees matig met het drinken van alcohol<br />

wees matig met verzadigd vet<br />

voorkom overgewicht<br />

beweeg zo veel mogelijk<br />

5. Behandeling: overzicht<br />

Samenvatting<br />

Bij gezonde mensen gaat de bloedglucose in een regelmatige golfbeweging op en neer. De<br />

alvleesklier kan het glucosegehalte goed op peil houden. Bij mensen met <strong>diabetes</strong> werkt dit<br />

systeem niet goed meer, waardoor de bloedglucose te hoog wordt en de golfbeweging<br />

ontregeld raakt. De behandeling is bedoeld om de normale golfbeweging zo goed mogelijk na te<br />

bootsen. Voor sommige mensen met <strong>diabetes</strong> zijn er extra doelen: stoppen met roken, afvallen<br />

en het verlagen van een te hoog cholesterolgehalte en te hoge bloeddruk.<br />

De golfbeweging van de bloedglucose ontstaat door het verteren van voedsel, maar ook door<br />

lichaamsbeweging. emoties en medicijnen. Door het verteren van voedsel gaat de bloedglucose<br />

omhoog. Vervolgens daalt de bloedglucose geleidelijk, omdat glucose vanuit het bloed in ons lichaam<br />

wordt opgenomen. Als het lukt om deze golfbeweging zo veel mogelijk na te bootsen,<br />

zult u geen klachten meer hebben en wordt de kans op late complicaties kleiner.<br />

Doel<br />

Het reguleren van de bloedglucose<br />

Het doel van de behandeling is om de hoeveelheid glucose in het bloed zo normaal mogelijk te<br />

houden om de kans op complicaties te verkleinen. Dit wordt het reguleren van de bloedglucose<br />

genoemd. Het goed reguleren van de bloedglucose en het (zo veel mogelijk) voorkomen van<br />

complicaties is het doel van de behandeling bij elk <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong>.<br />

Als dit lukt verdwijnen uw <strong>diabetes</strong>klachten, zoals vaak plassen, dorst enzovoort. Bovendien<br />

wordt de kans op late complicaties kleiner. Met andere woorden: door de bloedglucose goed te<br />

reguleren verdwijnen de klachten en zorgt u ervoor dat u zo gezond mogelijk blijft.


Maar: het lukt niemand om de bloedglucose altijd op een goed peil te houden. Er zijn namelijk<br />

veel factoren die uw bloedglucose kunnen beïnvloeden: stress, een avondje uit, zware<br />

inspanning... Iedereen heeft zo nu en dan uitschieters. Dat geeft ook niet: een enkele uitschieter<br />

heeft geen grote gevolgen voor uw gezondheid. Schrik dus niet als u merkt dat uw<br />

bloedglucose zo nu en dan wat naar boven of beneden uitschiet!<br />

Voor veel mensen zijn er nog extra doelen<br />

Het reguleren van de bloedglucose is een hoofddoel voor iedereen met <strong>diabetes</strong>. Daarnaast<br />

kunnen er nog andere behandeldoelen zijn.<br />

Leefstilladviezen<br />

Omdat mensen met <strong>diabetes</strong> een verhoogde kans op hart- en vaatziekten hebben, zal het<br />

eerste advies zijn: gezond(er) gaan leven. Het komt er op neer dat ‘leefstijladviezen’ krijgt:<br />

allerlei ‘regeltjes’ die u helpen uw bloedglucose op peil te houden. De leefstijladviezen helpen<br />

ook om de kans op late complicaties te verkleinen.<br />

Bijvoorbeeld als u <strong>diabetes</strong> hebt en u rookt, zult u het dringende advies krijgen met roken te<br />

stoppen. Door te roken maakt u de kans op hart- en vaatziekten nog groter. Ook de kans op<br />

andere late complicaties wordt groter.<br />

Mensen die te zwaar zijn, krijgen het advies af te vallen. Dit komt vooral voor bij mensen met<br />

<strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> (85 tot 90 procent van deze groep). Door af te vallen, kunnen zij ervoor zorgen<br />

dat de insuline beter zijn werk gaat doen. Afvallen is niet altijd makkelijk. Soms lukt het gewoon<br />

niet, hoe mensen ook hun best doen. Zij kunnen de hulp van een diëtist inroepen. Als afvallen<br />

niet lukt, is het van belang om in ieder geval niet zwaarder te worden, bijvoorbeeld door op de<br />

voeding te letten en regelmatig te bewegen.<br />

Iedereen met <strong>diabetes</strong> zal het advies krijgen gezonder te eten en voldoende te bewegen.<br />

Beweging en een gezonde voeding hebben een gunstig effect op de insulinewerking en de<br />

bloeddruk.<br />

Een verhoogd cholesterolgehalte behandelen<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben vaak te veel cholesterol in hun bloed. Dit maakt de kans<br />

op late complicaties van het hart en de bloedvaten groter. Ook bij mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong><br />

kan het cholesterolgehalte verhoogd zijn. Dit komt minder vaak voor dan bij mensen met <strong>type</strong> 2<br />

<strong>diabetes</strong>, maar toch wordt ook mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> aangeraden elk jaar hun cholesterol<br />

te laten controleren.<br />

Door gezonder te gaan leven, kan worden geprobeerd de hoeveelheid cholesterol in het bloed<br />

te verminderen. Het is voor mensen met <strong>diabetes</strong> vaak moeilijker dan voor mensen zonder<br />

<strong>diabetes</strong> om zo het cholesterolgehalte voldoende te laten dalen. Daarom schrijft de arts vaak<br />

aanvullend medicijnen voor.<br />

Een verhoogde bloeddruk behandelen<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben vaak een te hoge bloeddruk. In veel gevallen gaat dit<br />

samen met overgewicht. Een hoge bloeddruk maakt de kans groter op late complicaties.<br />

Daarom is het advies: laat een hoge bloeddruk behandelen.<br />

Hoewel dit minder vaak voorkomt, kunnen ook mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> een verhoogde<br />

bloeddruk hebben. In dat geval lopen zij ook meer kans om bepaalde late complicaties te<br />

krijgen. Daarom wordt ook mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> aangeraden elk jaar de bloeddruk te<br />

laten controleren.


Reguleren bloedglucose<br />

Hoe verloopt de bloedglucose normaal?<br />

In het bloed is altijd glucose aanwezig, maar niet altijd even veel. Soms bevindt er zich meer<br />

glucose in het bloed, soms minder. Het is een soort golfbeweging, met pieken en dalen. Wel is<br />

het zo, dat de pieken altijd ongeveer even hoog zijn en de dalen even laag. De golfbeweging<br />

blijft dus binnen bepaalde grenzen, zowel naar boven als naar beneden.<br />

Stap voor stap ziet de golfbeweging er als volgt uit.<br />

Als u eet neemt u uit het verteerde voedsel glucose op. Deze glucose komt in het bloed: de<br />

bloedglucose stijgt.<br />

Door de stijging van de bloedglucose begint de alvleesklier extra insuline te maken. Dat<br />

gebeurt al heel snel.<br />

De insuline zorgt ervoor dat glucose vanuit het bloed in de verschillende organen in ons<br />

lichaam terechtkomt. Hier wordt de glucose als energiebron gebruikt. Er gaat dus glucose<br />

vanuit het bloed naar deze organen, geholpen door de insuline. Hierdoor daalt de<br />

bloedglucose weer.<br />

Als de bloedglucose eenmaal gedaald is, gaat de alvleesklier minder insuline maken.<br />

Omdat we de hele dag energie nodig hebben, bevindt er zich altijd wat glucose in ons bloed.<br />

De golfbeweging zo goed mogelijk nabootsen<br />

De golfbeweging bij mensen met <strong>diabetes</strong> verloopt niet goed. Omdat er wat mis is met de<br />

hoeveelheid insuline of de werking hiervan, daalt de bloedglucose onvoldoende. Er zit dus altijd<br />

te veel glucose in het bloed. Het doel van de behandeling is om de normale golfbeweging zo<br />

veel mogelijk terug te krijgen: het reguleren van de bloedglucose. Dit doet u door een balans te<br />

vinden tussen voeding, beweging en medicijnen.<br />

Het zal niet lukken om de golfbeweging precies na te doen. Het lichaam regelt de bloedglucose<br />

namelijk erg nauwkeurig, van moment tot moment. Dat kunt u zelf nooit precies nabootsen. Uw<br />

bloedglucose zal zo nu en dan uitschieten, ook al houdt u zich aan de regels.<br />

Het lukt meestal wel om de golfbeweging ongeveer na te doen. Dat is voldoende om uw<br />

<strong>diabetes</strong>klachten te laten verdwijnen en de late complicaties zo veel mogelijk te voorkómen. Het<br />

is echter wel belangrijk om de hoogte van de golfbeweging binnen bepaalde grenzen te<br />

houden. Geregeld hoge pieken (bijvoorbeeld na de maaltijd) moet u dus zien te voorkomen:<br />

deze doen de kans op hart- en vaatziekten beduidend toenemen.<br />

Maar: er is meer dan een normale bloedglucose<br />

Om uw bloedglucose zo normaal mogelijk te houden, moet u zich aan bepaalde regels houden.<br />

U moet er bijvoorbeeld bij het eten rekening mee houden dat u van bepaalde producten niet te<br />

veel mag eten. Of: u moet op bepaalde tijden insuline toedienen of medicijnen innemen.<br />

Doordat u zich aan zulke regels houdt, blijft uw bloedglucose goed gereguleerd. Maar er is ook<br />

een andere kant aan deze regels: ze kunnen u in uw vrijheid beperken. Als u de regels heel<br />

streng toepast, wordt het bijvoorbeeld onmogelijk om een keer spontaan uit eten te gaan, of<br />

zomaar te besluiten een eind te gaan joggen. Kortom, als u zich altijd streng aan alle regels<br />

houdt wordt uw leven er waarschijnlijk niet leuker op.<br />

Het wordt daarom aangeraden een evenwicht te zoeken: probeer uw bloedglucose zo goed<br />

mogelijk te reguleren, maar probeer ook een zo prettig en normaal mogelijk leven te leiden. In<br />

het begin krijgt u hierbij veel hulp van de arts, de diëtist of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Later zult u<br />

zelf in de praktijk leren hoe u met uw <strong>diabetes</strong>, en alles wat daarbij hoort, kunt en wilt omgaan.<br />

Ook kan het dan fijn zijn van lotgenoten te leren hoe zij met hun <strong>diabetes</strong> omgaan.


Iedereen moet dit overigens op zijn eigen manier doen. Mensen verschillen nu eenmaal. Voor<br />

de een is een regel geen probleem, terwijl een ander zo’n regel heel vervelend vindt. Een<br />

standaardrecept is er niet!<br />

“Ik was nogal een vrijbuiter. Deed graag waar ik zin in had, wat er in m’n hoofd opkwam.<br />

Uitgaan, doorhalen en doorzakken, je kent het wel. Het meest vervelende van mijn <strong>diabetes</strong><br />

vond ik daarom dat ik op allerlei zaken moest gaan letten. Daar baalde ik echt van. Opeens<br />

was dat vrije leventje voorbij, het voelde aan als een gevangenis. Ik ben er nu wel wat aan<br />

gewend. Je wordt vanzelf wat rustiger als je ouder wordt. Maar af en toe spring ik nog wel<br />

eens uit de band, zak ik gewoon een nacht door. Dan giert die bloedglucose wel eens uit de<br />

klauwen, maar dat interesseert me dan niet. Ik weet donders goed wat de gevolgen kunnen<br />

zijn, dat hoeft niemand me uit te leggen, maar ik vind ook: je leeft maar één keer, het gaat er<br />

dus ook om dat je een beetje plezier in je leven hebt.”<br />

6. Behandeling van <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong><br />

Samenvatting<br />

De behandeling is bedoeld om de normale golfbeweging van de bloedglucose zo goed mogelijk<br />

na te bootsen. Dit gebeurt bij mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> door een balans te vinden tussen<br />

voeding, medicijnen en beweging. U voert deze behandeling zelf uit, nadat u op weg bent<br />

geholpen door de arts, diëtist, <strong>diabetes</strong>verpleegkundige of praktijkondersteuner.<br />

Het aanpassen van de voeding betekent niet dat u een streng dieet moet volgen. U moet letten<br />

op de hoeveelheid koolhydraten die u inneemt, omdat koolhydraten worden omgezet in<br />

glucose. Verder gelden de algemene regels voor gezond eten. Zoetstoffen die geen of weinig<br />

calorieën leveren kunnen nuttig zijn.<br />

De glucose in het bloed kan alleen in het lichaam worden opgenomen met behulp van insuline.<br />

Omdat mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> zelf geen insuline aanmaken, moeten ze insuline<br />

gebruiken. Dit gebeurt met een insulinepen, een hulpmiddel waarmee u zichzelf een injectie<br />

geeft. U doet dit volgens een bepaald, met de arts afgesproken schema. U leert dit schema zelf<br />

aan te passen.<br />

Beweging heeft voor iedereen veel voordelen, maar vooral voor mensen met <strong>diabetes</strong>. Een half<br />

uur beweging per dag kan al veel gezondheidswinst opleveren. Als u echt aan uw conditie wilt<br />

werken, zult u minstens drie keer per week flink moeten sporten. U kunt alleen sporten als u in<br />

staat bent uw behandeling aan te passen. Als u twijfelt of u kunt sporten of welke sport u het<br />

beste kunt doen, overleg dan eerst met uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

In het kort<br />

Door uw voeding neemt de bloedglucose toe<br />

Als u eet en drinkt wordt uw bloedglucose hoger. Dat is niet erg, want die glucose hebt u nodig:<br />

u haalt er energie uit. Maar tegelijk moet u voorkómen dat de bloedglucose te véél stijgt. U kunt<br />

dit doen door niet te veel te eten, door regelmatig te eten en door te letten op wát u eet.<br />

Door de insuline neemt de bloedglucose af<br />

Ook als u op uw voeding let, stijgt uw bloedglucose na het eten. Om de bloedglucose weer<br />

omlaag te krijgen gebruiken mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> insuline. Door insuline te gebruiken<br />

wordt uw bloedglucose lager. De insuline zorgt er namelijk voor dat de glucose vanuit het bloed<br />

overal in het lichaam wordt opgenomen. Daar wordt de glucose als energiebron gebruikt.


Uw lichaam maakt zelf geen insuline. Daarom moet u zichzelf de insuline toedienen. Dit gebeurt<br />

met een injectie, waarvoor u een speciale insulinepen gebruikt. Het gaat meestal om een aantal<br />

injecties per dag.<br />

Door beweging verbetert de werking van insuline<br />

Bewegen heeft veel voordelen, voor iedereen, maar zeker voor mensen met <strong>diabetes</strong>. Door<br />

regelmatig te bewegen neemt uw bloedglucose af (zodat u minder medicijnen nodig hebt),<br />

verbetert de bloedsomloop en helpt om uw gewicht op peil te houden.<br />

U zorgt zelf voor het reguleren van uw bloedglucose<br />

Uw voeding, beweging en insuline hebben dus gevolgen voor uw bloedglucose. Het reguleren<br />

van de bloedglucose komt onder andere neer op het in de gaten houden van uw voeding en het<br />

gebruik van insuline. U zult er zelf voor proberen te zorgen dat deze zaken met elkaar in<br />

evenwicht blijven, zodat uw bloedglucose binnen bepaalde grenzen blijft.<br />

Nadat u door de arts, de diëtist en de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige op weg bent geholpen houdt u<br />

de behandeling verder zelf in de gaten. Anders gezegd, u zorgt zelf voor het reguleren van uw<br />

bloedglucose.<br />

Het kost tijd om aan de behandeling te wennen<br />

In het begin zal het u waarschijnlijk moeite kosten om te wennen aan de behandeling. U moet de<br />

behandeling nog inpassen in uw manier van leven. Dat gaat niet vanzelf, vaak zijn er ups en downs:<br />

een tijdje gaat het goed en dan opeens kost het weer de nodige moeite. Toch zal het geleidelijk<br />

beter gaan. In de praktijk blijkt gelukkig dat de meeste mensen wel wennen aan de behandeling.<br />

“Toen ik hoorde dat ik <strong>diabetes</strong> had ben ik er meteen over gaan lezen. Folders, brochures,<br />

boeken - alles wat ik te pakken kon krijgen. Ik wilde er zoveel mogelijk over weten. Aan de<br />

ene kant was dat niet zo slim, want je overspoelt jezelf met informatie. Het is gewoon te veel<br />

en in je hoofd wordt het dan een warboel. Maar aan de andere kant heb ik van al dat lezen<br />

toch ook wel voordeel gehad. Ik begreep namelijk al snel waarom ik moest letten op wat ik at,<br />

waarom ik nou eigenlijk insuline nodig had. Dat maakte het wat gemakkelijker om mijn<br />

<strong>diabetes</strong> in mijn leven in te passen.”<br />

Voeding<br />

U hoeft geen streng dieet te volgen<br />

Het is niet zo dat mensen met <strong>diabetes</strong> een streng dieet moeten volgen, of alleen<br />

‘<strong>diabetes</strong>voeding’ mogen eten. Voor mensen met <strong>diabetes</strong> geldt eigenlijk hetzelfde als voor<br />

iedereen: eet gezond. Er is wel een aantal zaken waar mensen met <strong>diabetes</strong> extra aandacht<br />

aan moeten besteden. Deze worden hieronder kort aangegeven.<br />

Algemene adviezen<br />

Gezonde voeding<br />

Gezond eten geldt voor iedereen, maar zeker voor mensen met <strong>diabetes</strong>, omdat een gezonde<br />

voeding het risico beperkt op hart- en vaatproblemen. Een gezonde voeding bevat weinig<br />

verzadigd vet, veel groente en fruit en volkoren graanproducten zoals volkorenbrood,<br />

zilvervliesrijst enzovoort.<br />

Let op de koolhydraten<br />

Onze voeding bevat veel ‘koolhydraten’. Deze worden in de darmen verteerd tot glucose. De<br />

hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de insuline die u gebruikt, moeten daarom met<br />

elkaar in evenwicht zijn. Te veel koolhydraten in de maaltijd kan leiden tot een te hoge


loedglucose, te weinig koolhydraten tot een te lage bloedglucose. Van uw arts en vooral van<br />

de diëtist leert u hoe u de hoeveelheid koolhydraten aan kunt passen en hoe u kunt variëren.<br />

Suiker is niet verboden<br />

Ook suiker behoort tot de koolhydraten. Suiker is voor mensen met <strong>diabetes</strong> niet verboden,<br />

zoals veel mensen nog steeds denken. Het blijkt dat suiker de bloedglucose niet sneller of<br />

sterker laat toenemen dan andere koolhydraten (bijvoorbeeld uit brood of aardappelen). Wel<br />

blijft gelden wat we hiervoor schreven: de hoeveelheid koolhydraten in de maaltijd moet in<br />

evenwicht zijn met de insuline.<br />

Zoetstoffen<br />

Zoetstoffen zonder of met zeer weinig calorieën kunnen nuttig zijn, omdat ze geen koolhydraten<br />

bevatten. Deze zoetstoffen kunnen in frisdrank light, thee en koffie een goede vervanger zijn<br />

van suiker.<br />

Let op verzadigd vet<br />

Door uw <strong>diabetes</strong> hebt u een grotere kans om hart- en vaatziekten te krijgen. Als u veel<br />

verzadigde vetten eet, wordt de kans op hart- en vaatziekten nog groter. Te veel verzadigd vet<br />

in het bloed kan er ook toe leiden dat het lichaam ongevoelig wordt voor insuline (<strong>diabetes</strong> <strong>type</strong><br />

2). Let daarom extra op verzadigde vetten in uw voeding. Verzadigde vetten komen voor in<br />

onder andere: vette vleessoorten, volle zuivelproducten en volvette kaas, koekjes en gebak,<br />

chocolade en andere snacks.<br />

Zoetstoffen die energie leveren, de ‘speciale <strong>diabetes</strong>produkten’ (zogenaamde polyolen),<br />

worden afgeraden. Ze kunnen diarreeklachten veroorzaken en bevatten vaak meer vet.<br />

“Ik ben een enorme lekkerbek, maar toch kosten die voedingsadviezen me eigenlijk weinig<br />

moeite. Dat zal wel vreemd klinken, maar het komt juist omdat ik een lekkerbek ben. Ik houd<br />

van koken en probeer graag van alles uit. Daarom weet ik ook dat er erg veel mogelijkheden<br />

zijn: er zijn tegenwoordig heel veel verschillende producten te koop, er zijn duizenden<br />

recepten en je kunt zo’n beetje elk minder gezond voedingsmiddel vervangen door een<br />

ander. Het is dus onzin dat je door die <strong>diabetes</strong> niet meer lekker zou kunnen eten. Iedereen<br />

die dat denkt moet maar eens bij mij komen eten!”<br />

Hoe brengt u dit in de praktijk?<br />

Met deze algemene adviezen weet u ongeveer waar het om gaat. Het is iets heel anders om dit<br />

in de praktijk te brengen. Een diëtist kan helpen om de voedingsadviezen in te passen in uw<br />

leven en samen met u een persoonlijk plan maken, zodat u ‘van alles voldoende en van niets te<br />

veel binnen krijgt’.<br />

Insuline<br />

Wat gebeurt er als u insuline toedient?<br />

Verreweg de meeste mensen dienen insuline toe met een zogenaamde insulinepen. Deze<br />

werkt heel gemakkelijk. Sommige mensen gebruiken een zogenaamde insulinepomp.<br />

Hoe komt insuline in het bloed?<br />

De insuline-injectie wordt vlak onder de huid gegeven (subcutaan). Daarna komt de insuline<br />

geleidelijk in het bloed terecht. De hoeveelheid insuline in het bloed neemt na een injectie dus<br />

geleidelijk toe. De insuline wordt ook weer geleidelijk door het lichaam afgebroken. Daarom<br />

hebt u na verloop van tijd weer een injectie nodig. Hoe snel dit proces verloopt, is afhankelijk<br />

van het soort insuline dat u gebruikt. Dit onderwerp komt later aan bod.


Het ‘instellen van de insuline’<br />

We beschreven dat de bloedglucose normaal verloopt wanneer uw voeding en het gebruik van<br />

insuline met elkaar in evenwicht zijn. Dit ligt voor iedereen wat anders. Er zal uitgezocht moeten<br />

worden op welke manier u insuline moet gebruiken. Dit noemt men het ‘instellen van de<br />

insuline’. Als u goed bent ingesteld gebruikt u de insuline op een manier die het best in uw<br />

leven past.<br />

Bij dit instellen gaat het om vier dingen:<br />

Hoeveel injecties dient u toe?<br />

Wanneer dient u de injecties toe?<br />

Welke soort insuline gebruikt u?<br />

Hoeveel insuline gebruikt u?<br />

Uw leefgewoonten spelen een belangrijke rol<br />

Het verloop van uw bloedglucose hangt sterk samen met hoe u leeft. Uw insulinegebruik zal<br />

dus ook aan uw leefgewoonten moeten worden aangepast. Bij het instellen wordt daarom<br />

gekeken naar uw gewoonten, bij voorbeeld wanneer en hoeveel u eet, of u veel beweging hebt<br />

enzovoort. Afhankelijk van deze gewoonten wordt de insuline ingesteld.<br />

De arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige maakt een behandelschema<br />

De arts maakt een schema voor u dat u een tijdje moet volgen. In dit schema staat hoe laat u<br />

de injecties geeft en welke insuline deze bevatten. Terwijl u dit schema volgt meet u uw<br />

bloedglucose elke dag. Op deze manier kunt u zien of dit schema bij u werkt. Uw arts of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige adviseert u hoe vaak u moet meten. Dit hangt af van de soort insuline<br />

die u gebruikt.<br />

Steeds wordt het schema een beetje aangepast. Bijvoorbeeld: meer injecties, andere insuline,<br />

meer of minder insuline enzovoort. Op een gegeven moment wordt hierdoor duidelijk wat voor u<br />

een goed schema is. U bent dan ‘ingesteld op insuline’.<br />

Het instellen op insuline gebeurt in samenwerking met de arts en/of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige,<br />

meestal op de polikliniek van het ziekenhuis, maar soms ook in de<br />

huisartsenpraktijk.<br />

Normaal gesproken: het behandelschema volgen<br />

U krijgt dus een behandelschema. Hierin staat wanneer u insuline moet spuiten,<br />

welke soort insuline en hoeveel insuline. Als er geen bijzondere omstandigheden zijn kunt u<br />

gewoon dit schema volgen.<br />

“In het begin vond ik het moeilijk. Ik begreep er niets van, hoe dat nou zat met die glucose en<br />

die insuline. Soms dacht ik: het is alsof je naar een spelletje schaak zit te kijken terwijl je de<br />

regels niet kent. Je ziet dan alleen een paar van die mannen stukjes hout over een bord<br />

schuiven... Nu heb ik het wel aardig door. Het valt eigenlijk wel mee, ik vind het in elk geval<br />

makkelijker dan een potje schaak. Maar ja, dat is achteraf gepraat. Ik denk dat de meeste<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> in het begin hun hersenen behoorlijk moeten inspannen.”<br />

Als u bent ingesteld, hoe gaat het dan verder?<br />

Nadat u bent ingesteld zult u nog regelmatig contact hebben met de arts of de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Maar het meeste werk moet u nu zelf doen. Elke dag zult u insuline<br />

gebruiken en regelmatig zult u uw bloedglucose controleren. Dat lijkt in het begin erg<br />

ingewikkeld, maar na een tijdje valt dat mee.


De arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige zullen u ook leren dat niet alleen de voeding en insuline<br />

invloed hebben op de bloedglucose, maar ook andere zaken zoals beweging of stress. U zult leren<br />

om onder alle omstandigheden uw bloedglucose normaal te houden. De meeste mensen met<br />

<strong>diabetes</strong> wennen na verloop van tijd aan wat er bij het reguleren van de bloedglucose komt kijken.<br />

Beweging<br />

Regelmatig bewegen<br />

Er zijn veel redenen te bedenken om te gaan bewegen. Regelmatig bewegen draagt bij aan het<br />

opbouwen en onderhouden van een gezonde fitheid. Bovendien heeft beweging vaak een<br />

gunstige invloed op onze stemming: we voelen ons er ook geestelijk beter door.<br />

Voor mensen met <strong>diabetes</strong> heeft bewegen nog veel meer voordelen. Het is een effectieve<br />

manier de werking van insuline te verbeteren, een gezond gewicht te behouden en de<br />

bloeddruk en het cholesterolgehalte te verlagen. Hierdoor verkleint u de kans op hart- en<br />

vaatziekten.<br />

Matig bewegen of sporten?<br />

Om een goede gezondheid te behouden is het nodig elke dag minstens een half uur matig te<br />

bewegen. Matig bewegen hoeft niet te betekenen: sporten. U kunt ook denken aan fietsen of<br />

tuinieren. U mag dus best een beetje moe worden en gaan zweten, maar u hoeft niet buiten<br />

adem te raken. Om uw conditie flink te verbeteren, hebt u aan een half uurtje bewegen per dag<br />

niet genoeg. U zult naast een half uur beweging per dag minstens drie keer per week een half<br />

uur flink moeten bewegen of sporten. U kunt hierbij denken aan stevig fietsen (fietsen is voor<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> beter dan wandelen), zwemmen, aquajoggen, conditietraining op een<br />

sportschool (‘fitness’) enzovoort: alles waarbij u zich flink moet inspannen.<br />

Sporten en <strong>diabetes</strong><br />

Voor de meeste mensen met <strong>diabetes</strong> is het goed mogelijk om te sporten. Sporten is echter<br />

alleen veilig als u in staat bent tot zelfregulatie, dus als u uw behandeling kunt aanpassen aan<br />

het sporten. Tijdens en na het sporten zal uw bloedglucose namelijk dalen omdat het lichaam<br />

extra energie verbruikt. Hierdoor kunt u een hypo krijgen.<br />

Als u complicaties hebt, zoals oog-, nier- of gevoelsafwijkingen of slagadervernauwing is het<br />

sterk aan te raden altijd eerst met uw arts te overleggen. Hij of zij kan dan besluiten om u<br />

medisch te laten keuren. Dit advies geldt ook als u niet gewend bent om te sporten, als u al<br />

langere tijd <strong>diabetes</strong> hebt en als u ouder bent dan veertig.<br />

Dan zijn er nog sporten waaraan bepaalde risico’s zijn verbonden voor mensen met <strong>diabetes</strong>,<br />

zoals parachutespringen of diepzeeduiken. Deze sporten zijn minder geschikt. Als u twijfelt of u<br />

een bepaalde sport kunt doen, is het ook aan te raden eerst met uw arts te overleggen.<br />

“Sporten is mijn leven. Toen ik hoorde dat ik <strong>diabetes</strong> had was ik dan ook echt niet van plan<br />

het sporten op te geven. Mijn arts had me wel gewaarschuwd, maar ik dacht: bekijk het<br />

maar! Tot ik tijdens het voetbal op een hete zondagmiddag zomaar flauwviel op het veld. Ik<br />

ben daar zo van geschrokken... Mijn arts, maar ook mijn vrouw en kinderen waren echt boos<br />

op me. Tja, dat zet je wel aan het denken. Samen met mijn arts heb ik toen overlegd wat het<br />

beste voor mij is. Ik kan gelukkig wel blijven voetballen, maar ik moet echt mijn grenzen<br />

trekken. Als het echt warm is, blijf ik voortaan maar in de dug-out.”


7. Insulinebehandeling<br />

Samenvatting<br />

Omdat mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> zelf geen insuline aanmaken, moeten ze insuline<br />

gebruiken. Ook sommige mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> moeten insuline gebruiken. Dankzij de<br />

insuline kan de normale golfbeweging van de bloedglucose worden nagebootst.<br />

Er zijn verschillende soorten insuline. De verschillen hebben onder meer te maken met de<br />

werkingsduur. Door deze verschillen lukt het vrijwel altijd een goede insulinebehandeling in te<br />

stellen.<br />

Insuline is een veilig middel, maar kan toch bijwerkingen hebben. De meest voorkomende<br />

bijwerking is dat de insuline te sterk werkt, zodat de bloedglucose te veel daalt. U krijgt dan een<br />

hypo. Insulineallergie komt bijna niet meer voor.<br />

Insuline<br />

Mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> hebben altijd insuline nodig<br />

Insuline is een hormoon dat door de alvleesklier (‘pancreas’) wordt gemaakt. Het zorgt ervoor<br />

dat koolhydraten (suikers) uit de voeding kunnen worden omgezet in energie. Het bevordert de<br />

opname van glucose in spier- en vetweefsel.<br />

Mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> moeten altijd insuline gebruiken. Dit komt omdat ze zelf geen<br />

insuline meer aanmaken.<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben soms (meestal) insuline nodig<br />

Bij mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> is insuline niet de eerste stap in de behandeling, omdat zij vaak<br />

zelf nog een beetje insuline aanmaken. Daarom wordt eerst bekeken of met gezonde voeding,<br />

bewegen en afvallen, in combinatie met bloedglucoseverlagende tabletten, de bloedglucose<br />

verlaagd kan worden en op een goed peil gehouden kan worden. Als dat niet lukt, kan insuline<br />

worden toegevoegd of wordt helemaal overgegaan op insuline.<br />

Hoe werkt insuline?<br />

Insuline kan niet als tablet worden genomen omdat het in de maag en darmen al wordt<br />

afgebroken. Het wordt daarom meestal toegediend als injectie, met een insulinepen. Insuline is<br />

ook als inhalatiepoeder beschikbaar geweest, maar na korte tijd uit de handel genomen.<br />

Als u insuline spuit, gebeurt er in grote lijnen het volgende:<br />

de insuline, die u onder de huid spuit, wordt in het bloed opgenomen<br />

hierdoor stijgt de hoeveelheid insuline in het bloed<br />

op een gegeven moment wordt een maximum bereikt: de ‘insulinepiek’<br />

daarna daalt de hoeveelheid insuline in het bloed weer (omdat het lichaam de insuline<br />

afbreekt), totdat de insuline is uitgewerkt<br />

Hoe wordt insuline toegediend?<br />

Insuline wordt tegenwoordig bijna altijd met een insulinepen ingespoten. Soms wordt insuline<br />

via een insulinepomp toegediend. Sinds kort kan insuline ook geïnhaleerd worden.<br />

Internationale eenheden (IE)<br />

Meestal wordt de hoeveelheid van een medicijn uitgedrukt in grammen of milligrammen,<br />

bijvoorbeeld: twee maal daags een tablet van 5 milligram. Bij insuline is dat anders. De<br />

hoeveelheid humane insuline wordt uitgedrukt in eenheden, ook wel ‘internationale eenheden’


genoemd (IE). U gebruikt dus bijvoorbeeld: vier maal per dag acht eenheden. Humane insuline<br />

is identiek aan menselijke insuline. Bij de insuline-analoga - insulines die sterk op humane<br />

insuline lijken maar dat niet zijn - gebeurt dat met eenheden (E). Deze insuline-analoga (zoals<br />

insuline aspart of insuline lispro) zijn zo gemaakt dat zij bijvoorbeeld snel of juist traag worden<br />

opgenomen en weer uitgescheiden.<br />

Hoe moet insuline bewaard worden?<br />

U hebt altijd een voorraad insuline. Insuline moet op de juiste manier worden bewaard om te<br />

voorkomen dat de insuline in de ampul uiteen valt en onwerkzaam wordt.Hieronder vindt u de<br />

belangrijkste ‘bewaarregels’.<br />

Bewaar de onaangebroken insuline koel, maar vorstvrij<br />

De insuline moet koel, maar vorstvrij worden bewaard. Bevroren insuline verliest namelijk zijn<br />

werking. De beste bewaartemperatuur is tussen de 2 en 8 graden Celsius. U kunt de insuline<br />

dus bijvoorbeeld in de koelkast bewaren, liefst in het midden of in de groentela, liever niet<br />

bovenin en zeker niet tegen de achterwand!<br />

Bewaar de aangebroken insuline op kamertemperatuur<br />

Als de insuline eenmaal is aangebroken, bewaart u deze op kamertemperatuur. Bedenk dat de<br />

insuline nu beperkt houdbaar is!<br />

Pas op voor direct zonlicht<br />

Bescherm insuline tegen direct zonlicht. Leg het dus niet in de vensterbank.<br />

Verschillende soorten insuline<br />

Er zijn veel soorten insuline. Ze zijn als volgt te verdelen:<br />

ultrakortwerkende insuline en insuline-analoga<br />

kortwerkende insuline<br />

middellangwerkende insuline<br />

langwerkende insuline en insuline-analoga<br />

combinaties, voorgemengde insuline<br />

Het verschil tussen deze soorten is dat ze niet even snel in het bloed worden opgenomen en<br />

dat ze niet even snel weer worden afgebroken. Bij ultrakortwerkende insuline komt de insuline<br />

bijvoorbeeld heel snel in het bloed en wordt de insuline ook heel snel weer afgebroken. Omdat<br />

de ultrakortwerkende insuline kort voor, tijdens of kort na de maaltijd wordt toegediend, kunt u<br />

gemakkelijker uw eigen tijd indelen.<br />

Bij de kortwerkende, middellangwerkende en langwerkende insuline verloopt dit proces steeds<br />

langzamer.<br />

Naast de genoemde insulines zijn er combinaties, zoals een kortwerkend insuline gemengd met<br />

een middellangwerkend insuline. Zo kunt u profiteren van de voordelen van beide insulines.<br />

“Ik merk dat veel mensen toch bang zijn voor medicijnen. Ik krijg bijvoorbeeld vaak de vraag of ik<br />

er geen moeite mee heb: altijd maar die insuline spuiten. Maar nee, dat heb ik eigenlijk niet.<br />

Insuline zie ik ook niet echt als een medicijn, het is een natuurlijke stof die iedereen nodig heeft.<br />

Niet dat ik het leuk vind om insuline te spuiten, maar moeite heb ik er toch niet mee. Tegen die<br />

mensen zeg ik wel eens: jij hebt er toch ook geen moeite mee om elke dag brood te eten?...”<br />

U krijgt een individueel behandelschema<br />

wordt op insuline ingesteld door de arts en/of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Er wordt bekeken wat<br />

voor u de beste soort insuline is, hoe vaak u moet gebruiken, hoeveel enzovoort. Bij het


vaststellen van uw individueel behandelschema wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met<br />

uw leefstijl. Dat kan omdat er verschillende soorten insulinen zijn: deze maken verschillende<br />

behandelschema’s mogelijk.<br />

Insuline: overzicht<br />

Merknaam en stofnaam<br />

Geneesmiddelen hebben twee namen: een stofnaam en een merknaam. De stofnaam is de<br />

naam van de werkzame stof. De merknaam is de naam die de fabrikant aan het geneesmiddel<br />

geeft. Omdat meerdere fabrikanten hetzelfde geneesmiddel kunnen maken, zijn er soms<br />

meerdere merknamen bij één stofnaam.<br />

Stofnamen worden hier niet genoemd: dat is steeds insuline. De merknamen zijn geschreven<br />

met hoofdletter. Bij de stofnaam wordt tussen haakjes vermeld of het om een humane insuline<br />

of om een van de insuline-analoga gaat.<br />

Als u meer wil weten over medicijnen<br />

Als u meer wilt weten over de medicijnen kunt u terecht op internet: www.apotheek.nl. U kunt<br />

ook bellen met de Geneesmiddel-Infolijn (van de KNMP, de overkoepelende organisatie van<br />

Nederlandse apothekers): 0900 - 999 88 00 (€ 0,20 pm).<br />

Werking<br />

De werking van insuline is verdeeld in drie fases. Met ‘werkt binnen’ wordt bedoeld dat de insuline<br />

binnen de aangegeven tijd begint te werken. ‘Maximaal’ wil zeggen dat alle insuline in het bloed is<br />

opgenomen en dan het beste werkt. De ‘werkingsduur’ geeft de tijd aan dat de insuline in het<br />

lichaam werkzaam is; in die tijd neemt de werking eerst toe en daarna geleidelijk af.<br />

Ultrakortwerkende insuline en insuline-analoga<br />

Apidra (insuline glulisine) Werkt binnen 10 - 20 minuten Maximaal 1 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 2 - 5 uur<br />

Humalog (insuline lispro) Werkt binnen 15 minuten Maximaal 1 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 2 - 5 uur.<br />

Novorapid (insuline aspart) Werkt binnen 10 - 20 minuten Maximaal 1 - 3 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 3 5 uur<br />

Kortwerkende insuline<br />

Actrapid (humane insuline gewoon) Werkt binnen 30 minuten Maximaal 1 - 3 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 7 - 8 uur<br />

Humuline Regular (humane insuline Werkt binnen 30 minuten Maximaal 1 - 3 uur<br />

gewoon)<br />

Werkingsduur ligt tussen de 7 - 8 uur<br />

Insuman Infusat (humane insuline gewoon, Werkt binnen 30 minuten Maximaal 1 - 3 uur<br />

voor insulinepomp)<br />

Werkingsduur ligt tussen de 7 - 8 uur<br />

Insuman Rapid (humane insuline gewoon) Werkt binnen 30 minuten Maximaal 1 - 3 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 7 - 8 uur<br />

Middellangwerkende insuline<br />

Humuline NPH (humane insuline isofaan) Werkt binnen anderhalf uur Maximaal 4 - 12 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 20 - 24 uur<br />

Insulatard (humane insuline isofaan) Werkt binnen anderhalf uur Maximaal 4 - 12 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 20 - 24 uur<br />

Insuman Basal (humane insuline isofaan) Werkt binnen anderhalf uur Maximaal 4 - 12 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 20 - 24 uur<br />

Langwerkende insuline en insuline-analoga<br />

Lantus (insuline glargine) Wordt traag opgenomen tussen 1 - 24 Uur<br />

Werkingsduur ongeveer 24 uur


Levemir (insuline detemir)<br />

Combinaties, voorgemengde insuline<br />

Wordt traag opgenomen tussen 6 - 8 Uur<br />

Werkingsduur ongeveer 24 uur<br />

Dit zijn mengsels van kortwerkende en middellangwerkende insulines. De getallen geven de<br />

verhouding aan.<br />

Humuline 30/70 (humane insuline Werkt binnen 30 - 60 minuten Maximaal 2 - 12 uur<br />

gewoon plus humane insuline isofaan) Werkingsduur ligt tussen de 12 - 24 uur<br />

Humalog Mix 25 (insuline lispro plus Werkt binnen 15 min Maximaal 2 - 12 uur<br />

insuline lispro protamine)<br />

Insuman comb 15, 25, 50 (huma- ne<br />

insuline gewoon plus humane insuline<br />

isofaan)<br />

Mixtard 40, 50 (humane insuline gewoon<br />

plus humane insuline iso- faan)<br />

Novomix 30, 50, 70 (insuline aspart<br />

gewoon plus humane insu- line isofaan)<br />

Werkingsduur ligt tussen de 12 - 24 uur<br />

Werkt binnen een half uur tot een uur Maximaal 2 -<br />

12 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen 12 - 24 uur<br />

Werkt binnen 30 - 60 minuten Maximaal 2 - 12 uur<br />

Werkingsduur ligt tussen de 12 - 24 uur<br />

Werkt binnen 10 - 20 minuten Maximaal 1 - 4 uur<br />

Werkingsduur ongeveer 24 uur<br />

Insuline: bijwerkingen<br />

Insuline is een veilig middel, maar kan ook bijwerkingen hebben<br />

Vrijwel alle medicijnen hebben bijwerkingen. Ook insuline heeft bijwerkingen. U hoeft hier niet<br />

van te schrikken, want niet iedereen krijgt met bijwerkingen te maken. Bovendien geldt: aan de<br />

meeste bijwerkingen kan wel iets worden gedaan.<br />

De belangrijkste bijwerkingen worden hier beschreven.<br />

Hypo<br />

De insuline verlaagt uw bloedglucose. Als de bloedglucose té laag wordt krijgt u een hypo. Door<br />

de insuline kunt u daarom een hypo krijgen. Eigenlijk is een hypo geen echte bijwerking van<br />

insuline: het is meer een te sterke werking. Een hypo is vervelend, maar goed te behandelen.<br />

Lipoatrofie<br />

Bij lipoatrofie wordt de vetlaag onder de huid dunner. Dit gebeurt op de spuit-plaatsen.<br />

Lipoatrofie kan voorkomen als u lang insuline gebruikt en te vaak op dezelfde plaats injecteert.<br />

Sinds er humane insuline wordt gebruikt komt lipoatrofie niet zo vaak meer voor.<br />

Lipohypertrofie<br />

Bij lipohypertrofie gaat de huid op de spuitplaatsen dikker en stugger aanvoelen. Dit komt<br />

omdat er door het spuiten littekenweefsel ontstaat.<br />

Lipohypertrofie is te voorkomen door altijd een nieuwe naald te gebruiken.<br />

Insulineallergie<br />

Op de plaats waar de insuline wordt gespoten kunt u een allergische reactie krijgen. De huid<br />

wordt rood, zwelt op, jeukt en doet pijn.<br />

Aan insulineallergie kan meestal wel iets worden gedaan. U kunt bijvoorbeeld een ander merk<br />

insuline gaan gebruiken. Soms hebt u speciale medicijnen nodig om de allergie te genezen<br />

(antihistaminica). Ook kan geprobeerd worden om het lichaam minder allergisch te laten<br />

reageren op de insuline. Hierbij krijgt eerst heel kleine en dan steeds wat grotere hoeveelheden<br />

insuline. Vaak nemen de klachten hierdoor af of verdwijnen ze helemaal.


Wat kunt u doen als u last hebt van een bijwerking?<br />

Als u denkt dat u last hebt van een bijwerking, overleg dan altijd met uw arts of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Ook kunt u aan de apotheker vragen of de insuline die u gebruikt zo’n<br />

bijwerking kan veroorzaken. Ook in de bijsluiter is informatie over bijwerkingen te vinden.<br />

8. Insulrnepen en -pomp<br />

Samenvatting<br />

Het gebruik van een insulinepen is niet zo moeilijk, maar vraagt wel aandacht. U moet onder<br />

meer letten op de juiste hoeveelheid. Ook moet u letten op de juiste spuitplaats: om<br />

huidbeschadigingen te voorkómen moet steeds op een iets andere plek worden gespoten.<br />

Sommige mensen gebruiken een insulinepomp, waarmee u de hele dag door insuline krijgt<br />

toegediend. Hierdoor kan de hoeveelheid insuline heel nauwkeurig worden geregeld, zodat de<br />

normale golfbeweging van de bloedglucose goed kan worden nagebootst. U draagt het pompje<br />

aan - bijvoorbeeld - een broekriem. De insuline wordt vanuit de pomp via een slangetje<br />

(katheter) ingespoten.<br />

Insulinepennen<br />

Het gebruik van insuline<br />

Insuline wordt altijd gebruikt door mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>.<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> gebruiken pas insuline wanneer afvallen bij overgewicht en<br />

bloedglucoseverlagende tabletten niet voldoende werken.<br />

Insuline kan niet als pil of tablet worden gebruikt, maar wordt meestal met een injectie (of soms:<br />

inhalatiepoeder) toegediend. Door te injecteren wordt de insuline vlak onder de huid gespoten<br />

(dit heet ‘subcutaan’, ‘sub’ betekent onder en ‘cutaan’ betekent huid). Hierdoor komt de insuline<br />

in het bloed terecht en wordt het door het hele lichaam verspreid.<br />

Insulinepennen<br />

Vroeger gebruikten de meeste mensen injectiespuiten, maar tegenwoordig gebruikt vrijwel<br />

iedereen een zogenaamde insulinepen. Deze lijkt op een vulpen: in plaats van een schrijfpunt<br />

heeft de pen een naald, en in plaats van een inktpatroon een ampul met insuline. Deze ampul<br />

wordt meestal patroon of penfill genoemd. De insulinepen is veel makkelijker te gebruiken dan<br />

een injectiespuit. Toch vraagt ook het gebruik van een insulinepen wel wat oefening.


De keuze van een insulinepen<br />

Er zijn verschillende soorten insulinepennen. Meestal horen bepaalde insulinepennen bij een<br />

bepaald merk insuline. Er kan dus niet zomaar van insulinepen worden gewisseld. Als u<br />

voorkeur hebt voor een bepaalde pen, meld dit dan aan de arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

De belangrijkste verschillen zetten we op een rijtje.<br />

Bij de meeste pennen kan de ampul met insuline verwisseld worden. Er zijn echter ook<br />

wegwerppennen, die weggegooid worden als de ampul leeg is.<br />

De manier waarop de hoeveelheid insuline wordt ingesteld verschilt per pen. Er zijn pennen<br />

die bij het instellen bij elke eenheid een klikje laten horen; deze zijn handig als u slecht ziet.<br />

Mensen die bang zijn voor naalden kunnen ook kiezen voor een na aldloos injectiesysteem.<br />

Door middel van gasdruk wordt de insuline via de huidporiën in het onderliggende weefsel<br />

geperst.<br />

Bij sommige pennen kunt u nagaan hoelang geleden u een bepaalde dosis gespoten hebt.<br />

Dit kan handig zijn als u bijvoorbeeld wat vergeetachtig bent.<br />

U zult vaak beginnen met de insulinepen die in het ziekenhuis of op de polikliniek hebt<br />

gekregen. Als u daar eenmaal aan gewend bent kunt u deze insulinepen gewoon blijven<br />

gebruiken, maar andere pennen uitproberen kan natuurlijk ook.<br />

De keuze van de naald(en)<br />

Insulinenaalden zijn in verschillende lengten verkrijgbaar. De <strong>diabetes</strong>verpleegkundige of<br />

doktersassistent adviseert u welke naaldlengte voor u het beste werkt. Dit hangt onder meer af<br />

van de injectieplaats, de injectietechniek en de dikte van het onderhuidse vetweefsel.<br />

Het gebruik van een insulinepen<br />

Hoewel er dus verschillende soorten pennen zijn, werken ze in grote lijnen hetzelfde. De<br />

stappen zijn:<br />

Eerst wast u uw handen.<br />

Bij troebele insuline wentelt u de pen rustig twintig keer om en om, zodat de insuline goed<br />

verdeeld wordt door de vloeistof. Niet schudden! Heldere insuline is klaar voor gebruik.<br />

U plaatst de naald op de pen.<br />

Haal het dopje van de naald. Spuit met één à twee eenheden de lucht weg.<br />

Daarna stelt u de hoeveelheid insuline in. Controleer altijd even of u echt de goede<br />

hoeveelheid hebt ingesteld, omdat een verkeerde hoeveelheid vervelende gevolgen kan<br />

hebben.<br />

Steek de naald tot onder de huid (tot aan het plastic uiteinde of de naaldverkorter).<br />

Houd de pen met uw hand vast en druk met de duim op de knop.<br />

Laat de naald ongeveer vijf tellen in de huid zitten, om te voorkomen dat er insuline<br />

uitdruppelt.<br />

Trek ten slotte de naald uit de huid.<br />

Verwijder na gebruik de naald. Als u de naald laat zitten, kan de insuline gaan lekken of de<br />

naald verstoppen.


Waar kunt u spuiten?<br />

De spuitplaats hangt vooral af van de soort insuline die u gebruikt. Uw <strong>diabetes</strong>verpleegkundige<br />

of doktersassistent geeft u hierover adviezen. Deze adviezen zijn individueel, omdat rekening<br />

wordt gehouden met uw persoonlijke mogelijkheden, wensen en omstandigheden.<br />

U kunt hierbij de volgende regels aanhouden:<br />

Injecteer de insuline op dezelfde tijd van de dag in hetzelfde lichaamsdeel; bijvoorbeeld: de<br />

insuline van acht uur ‘s ochtends altijd in de buik.<br />

Kortwerkende insuline (die ook al snel begint te werken) kan het beste worden geïnjecteerd<br />

in buik en bovenarm (maar niet in de buurt van de navel: houd minimaal ongeveer vijf<br />

centimeter afstand rondom de navel).<br />

Middellang- en langwerkende insuline kunnen het beste worden geïnjecteerd in bil of been.<br />

Voorgemengde insuline kunt u ‘s ochtends in uw buik en ‘s avonds in uw been spuiten;<br />

omgekeerd mag ook, als u maar afwisselt; kies ook steeds net een iets andere prikplaats.<br />

Het is sterk aan te raden steeds op een andere plek te prikken. Daarmee voorkómt u dat er<br />

littekenweefsel (‘lipohypertrofie’) ontstaat. Door littekenweefsel komt de insuline ongelijkmatig in<br />

het bloed, waardoor u ontregeld kunt raken.<br />

Tip<br />

U kunt hiervoor een weekschema gebruiken. Als u bijvoorbeeld twee keer per dag spuit, hebt u<br />

per week veertien verschillende spuitplaatsen nodig. Tussen deze plaatsen moet steeds een<br />

afstandje zitten. Door zo steeds een andere plaats te kiezen, wordt één bepaalde plaats slechts<br />

één keer per week gebruikt. Dat is meestal lang genoeg om littekenweefsel te voorkomen.<br />

Afval<br />

U kunt gebruikte naalden en de gebruikte naaldjes van de insulinepen inleveren bij de<br />

apotheek. Hiervoor bestaan speciale containertjes. Deze kunt u krijgen bij de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige of de apotheek.<br />

Waar zijn insulinepennen te krijgen?<br />

De meeste mensen krijgen een (soms gratis) insulinepen via de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige, de<br />

doktersassistent of de apotheek.<br />

Pennen kunnen een TNO-verklaring krijgen. Als u een pen hebt met zo’n verklaring, weet u<br />

zeker dat de pen goed is. Pennen kunnen ook een CE-certificaat hebben. Dit is een Europees<br />

certificaat dat betekent dat een product technisch aan de normen voldoet. Als u niet op de<br />

verpakking kunt zien of de pen een van deze certificaten heeft, vraag er dan naar.<br />

Vergoeding<br />

De insulinepennen krijgt u gratis van de fabrikanten (via de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige).<br />

De naalden worden vergoed door de AWBZ.<br />

De voorgevulde wegwerppennen worden volledig vergoed.<br />

Insulinepompen<br />

Gebruik<br />

Insulinepompen worden voornamelijk gebruikt door mensen die niet goed instelbaar zijn met<br />

een insulinepen. Ook zwangere vrouwen gebruiken meestal een pomp, omdat tijdens de<br />

zwangerschap de bloedglucose zo nauwkeurig mogelijk moet worden gereguleerd. De meeste<br />

insulinepompen worden op het lichaam gedragen; een heel enkele keer wordt de pomp via een<br />

operatie in het lichaam gebracht.


Er zijn meerdere soorten insulinepompen verkrijgbaar. Een insulinepomp is ongeveer acht bij<br />

vijf centimeter groot en wordt dus meestal op het lichaam gedragen. Het apparaat bestaat uit<br />

een ampul met insuline, een motortje met batterij, een afleesschermpje en bedieningsknoppen.<br />

Het apparaat kan waarschuwen als de naald of het slangetje verstopt zit, de batterij leeg raakt<br />

en als het insulinereservoir moet worden verwisseld. De insuline loopt via een buigzaam<br />

slangetje naar een naaldje in de buik (katheter). Een speciale pleister zorgt ervoor dat de naald<br />

blijft zitten. Met een knop kan op elk gewenst tijdstip extra insuline gegeven worden,<br />

bijvoorbeeld voor de maaltijden.<br />

Mensen die een pomp gaan gebruiken moeten de eerste weken acht keer per dag hun<br />

bloedglucose testen. Daarna wordt meestal vier keer per dag getest.<br />

Een pomp moet veilig gebruikt kunnen worden<br />

Een pomp is alleen geschikt als deze op een veilige manier gebruikt kan worden. Dat betekent<br />

het volgende:<br />

U moet intensief begeleid worden door een arts en <strong>diabetes</strong>verpleegkundige (samen worden<br />

zij ‘<strong>diabetes</strong>team’ genoemd). Bij deze begeleiding hoort ook een telefonische hulpdienst, die<br />

24 uur per dag bereikbaar is voor noodgevallen.<br />

U moet zichzelf kunnen testen en de pomp op de juiste manier kunnen bedienen, zoals is<br />

afgesproken met de arts.<br />

In noodgevallen moet iemand uit de omgeving de pomp kunnen bedienen en zonodig hulp<br />

kunnen bieden.<br />

Voordelen van een insulinepomp<br />

Met een pomp kan de insuline nauwkeuriger worden toegediend dan met een insulinepen.<br />

De hoeveelheid insuline kan eenvoudig worden aangepast.<br />

U hoeft niet meer te injecteren.<br />

Ook ‘s nachts wordt voorzien in de insulinebehoefte.<br />

U hebt een grotere vrijheid om te bepalen wanneer en hoeveel u eet, om uit te slapen<br />

enzovoort.<br />

Nadelen van een insulinepomp<br />

De bloedglucose moet regelmatiger worden getest.<br />

Er is een wat grotere kans op keto-acidose. De pomp kan stuk gaan. Bijvoorbeeld: het<br />

naaldje schiet los, het motortje gaat stuk enzovoort. Dit leidt snel tot een tekort aan insuline,<br />

zodat iemand een keto-acidose kan krijgen.<br />

Soms raakt de huid bij de naald geïnfecteerd of geïrriteerd. Goede hygiëne kan helpen om dit<br />

te voorkómen.<br />

Ook kan een allergische reactie ontstaan. Dit is lastiger te voorkómen.<br />

De pomp draagt u in principe altijd bij zich, dit kan vervelend zijn. Door het gebruik van een<br />

afkoppelbaar systeem kan de pomp wel maximaal twee uur worden afgekoppeld,<br />

bijvoorbeeld tijdens het sporten of het vrijen. Met sommige pompen kunt u zwemmen. Vraag<br />

uw <strong>diabetes</strong>verpleegkundige om advies.


Waar zijn insulinepompen te krijgen?<br />

Niet iedereen komt in aanmerking voor een pomp. Als er besloten wordt een pomp te gaan<br />

gebruiken, moet de arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige dit aanvragen. U krijgt dan instructie van<br />

de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Als u dat wilt kan de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige ook een afspraak<br />

maken met een medewerker van de fabrikant van de pompen.<br />

Vergoeding<br />

Insulinepompen worden vergoed, maar alle toebehoren vaak niet.<br />

Een insulinepomp in het lichaam<br />

Soms wordt een insulinepomp via een operatie in het lichaam geplaatst. Dit gebeurt bij mensen<br />

met ‘brittle’-<strong>diabetes</strong> of insulineresistentie. De pomp zit in de onderbuik, onder de huid. De<br />

insuline loopt continu via een slangetje in de buikholte, die rijk is aan bloedvaten. Daar wordt de<br />

insuline direct in het bloed opgenomen.In de pomp zit een voorraad met 6000 eenheden<br />

insuline van een geconcentreerde soort (400 eenheden per milliliter). Als het reservoir leeg is<br />

kan deze door een arts via een injectiespuit worden bijgevuld. Dit gebeurt een keer in de twaalf<br />

weken. De pomp wordt door u zelf van buitenaf radiografisch bestuurd, zodat u bijvoorbeeld bij<br />

het eten extra insuline kan gebruiken.<br />

Vergoeding<br />

De implanteerbare insulinepomp zit niet in het pakket van de zorgverzekeraars. Vraag uw<br />

behandelend arts naar mogelijkheden voor vergoeding.<br />

9. Behandeling van <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong><br />

Samenvatting<br />

Het doel van de behandeling van <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> is het reguleren van de bloedglucose: de<br />

normale golfbeweging van de bloedglucose nabootsen. Daarnaast zijn er andere doelen,<br />

namelijk het op een goed peil brengen en houden van het gewicht, cholesterolgehalte en de<br />

bloeddruk en het zo veel mogelijk voorkomen van late complicaties. U krijgt voedingsadviezen,<br />

medicijnen en bewegingsadviezen.<br />

Uw voeding wordt aangepast, onder meer om de hoeveelheid koolhydraten af te stemmen op<br />

uw medicijnen. Daarnaast krijgt u adviezen om gezond te eten en - zo nodig - af te vallen.<br />

De meeste mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> gebruiken daarnaast tabletten die de bloedglucose<br />

verlagen. Steeds meer mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> gebruiken ook insuline.<br />

Door een half uur per dag te bewegen, ondersteunt u de behandeling. Door te bewegen gaat de<br />

bloedglucose omlaag. Bovendien helpt bewegen om op een goed gewicht te blijven.<br />

In het kort<br />

Doel van de behandeling<br />

De behandeling van <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> heeft verschillende doelen, namelijk:<br />

het zo normaal mogelijk houden van uw bloedglucose<br />

het bereiken of behouden van een gezond gewicht<br />

het verlagen of laag houden van het cholesterolgehalte van uw bloed<br />

het verlagen of laag houden van uw bloeddruk<br />

het voorkomen van late complicaties


Om deze doelen te bereiken krijgt u adviezen over uw voeding, u krijgt medicijnen en u krijgt<br />

adviezen over beweging. In deze sectie bespreken we deze zaken kort, zodat u een indruk hebt<br />

van de behandeling.<br />

Zelf de behandeling in de gaten houden<br />

De behandeling komt dus neer op het in de gaten houden van uw voeding, het gebruik van<br />

tabletten of het gebruik van insuline, en regelmatig bewegen. U zult leren om er zelf voor te<br />

zorgen dat deze zaken met elkaar in evenwicht blijven.<br />

Nadat u door de arts, de diëtist en de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige op weg bent geholpen, houdt u<br />

de behandeling verder zelf in de gaten.<br />

De behandeling is nooit ‘klaar’<br />

Diabetes <strong>type</strong> 2 heeft een ‘progressief verloop’: de functie van de alvleesklier zal geleidelijk<br />

afnemen. Hoewel deze achteruitgang geremd wordt door een effectieve behandeling, zal de<br />

behandeling gaandeweg toch steeds een beetje aangepast moeten worden. In dat opzicht is de<br />

behandeling nooit ‘klaar’.<br />

Wennen aan de behandeling<br />

In het begin zal het u waarschijnlijk moeite kosten om te wennen aan de behandeling. U moet<br />

de behandeling dan nog inpassen in uw manier van leven. Dat gaat niet vanzelf, vaak zijn er<br />

ups en downs: een tijdje gaat het goed en dan opeens kost het weer de nodige moeite.<br />

Toch zal het geleidelijk beter gaan. In de praktijk blijkt gelukkig dat de meeste mensen wel<br />

wennen aan de behandeling, al wordt het natuurlijk nooit iets leuks. U kunt proberen voor ogen<br />

te houden dat u met de behandeling veel te winnen hebt. Als de behandeling goed verloopt zult<br />

u geen hinder hebben van de <strong>diabetes</strong>klachten en maakt u de kans op late complicaties, zoals<br />

hart- en vaatziekten, zo klein mogelijk.<br />

“Ik heb erg moeten wennen aan de behandeling. Je moet steeds zo nadenken, vond ik.<br />

Denken aan de tabletten, denken aan eten, aan wdt je kunt eten, wannéér je moet eten...<br />

Soms had ik het idee dat ik met niets anders meer bezig was dan met tabletten en voeding.<br />

Maar na een tijdje werd dat minder, toen werd het een soort routine. Je staat er niet meer<br />

echt bij stil, het wordt een gewoonte... Soms betrap ik mezelf er op, als ik een tablet neem,<br />

dat ik een beetje verbaasd denk: oh ja, dat is voor de <strong>diabetes</strong>...”<br />

Voeding<br />

Koolhydraten<br />

Voeding bevat koolhydraten en deze koolhydraten worden in het lichaam omgezet in glucose.<br />

Voeding heeft dus, via de koolhydraten, een direct effect op de bloedglucose. Om de<br />

bloedglucose niet te hoog of te laag te laten worden, is het nodig de hoeveelheid voeding<br />

(eigenlijk: koolhydraten) in evenwicht te brengen met de medicijnen die u gebruikt om de<br />

bloedglucose te verlagen (tabletten of insuline).<br />

Gezond eten<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten. Door gezond te eten<br />

kan worden voorkómen dat dit risico groter wordt. U krijgt daarom ook adviezen die u helpen<br />

om zo gezond mogelijk te eten.


Afvallen<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> zijn vaak te zwaar. Door dit overgewicht heeft de insuline die zij<br />

zelf maken onvoldoende werking, zodat de bloedglucose te hoog wordt. Bovendien kan<br />

overgewicht een te hoge bloeddruk en een te hoog cholesterolgehalte in het bloed in de hand<br />

werken. Dit maakt de kans op harten vaatziekten groter. Door af te vallen kunnen mensen met<br />

<strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> dus veel doelen bereiken: het verlagen van de bloedglucose, het<br />

cholesterolgehalte in het bloed en de bloeddruk.<br />

Een belangrijk advies is daarom: probeer een gezond gewicht te bereiken én te behouden.<br />

Afvallen betekent: minder calorieën eten, en meer calorieën verbranden door meer te bewegen.<br />

Overigens blijkt het afvallen in de praktijk niet gemakkelijk te zijn. Als het echt niet lukt wordt<br />

aangeraden om ernaar te streven in elk geval niet zwaarder te worden. Maar: bedenk dat elke<br />

kilo gewichtsverlies winst is!<br />

Voedingsadviezen in de praktijk brengen<br />

Al met al krijgt u heel wat adviezen over voeding. Om deze in de praktijk te brengen, is de hulp<br />

van een diëtist handig. Hij of zij kan u praktische tips geven.<br />

Medicijnen<br />

Aanvulling met medicijnen<br />

Meestal lukt het niet om alléén door het aanpassen van de voeding uw bloedglucose goed te<br />

reguleren. Ook het afvallen is in de praktijk lang niet altijd mogelijk, al blijft dat een heel<br />

belangrijke manier om uw <strong>diabetes</strong> te behandelen.<br />

Het blijkt dat de bloedglucose meestal wel gereguleerd kan worden als u de aangepaste<br />

voeding aanvult met tabletten die de bloedglucose verlagen. Een combinatie van<br />

voedingsadviezen en tabletten dus. Helaas is het niet zo dat de tabletten op zichzelf voldoende<br />

zijn. Daarom is het nodig dat u op de voeding blijft letten; de tabletten hebben alleen een<br />

gunstig resultaat als u tegelijkertijd uw voeding aanpast. Een andere reden om u aan de<br />

voedingsadviezen te houden is: uw gewicht. Het blijft belangrijk dat u niet aankomt.<br />

Verschillende soorten tabletten<br />

Tabletten kunnen alleen gebruikt worden als uw lichaam zelf ook nog insuline aanmaakt. Er zijn<br />

verschillende tabletten die de bloedglucose kunnen verlagen. Welke tabletten u krijgt hangt<br />

onder meer af van uw <strong>diabetes</strong>. Bijvoorbeeld: als u te weinig insuline maakt krijgt u andere<br />

tabletten dan wanneer uw insuline niet goed werkt.<br />

Insuline<br />

Steeds meer mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben ook insuline nodig. Soms is dit alleen voor<br />

een tijdje, maar vaker hebben zij hun verdere leven insuline nodig.<br />

Beweging<br />

Een half uur per dag<br />

Als u elke dag een half uur beweegt, zult u hier al baat bij hebben. En bij bewegen hoeft u niet<br />

meteen te denken aan topprestaties. Het kan ook betekenen dat u vaker de hond uitlaat, op de<br />

fiets boodschappen doet, de trap neemt in plaats van de lift of dat u een keer lopend naar<br />

vrienden gaat in plaats van met de auto.<br />

Natuurlijk kunt u ook gaan sporten. Er zijn allerlei sporten die heel geschikt zijn voor mensen<br />

met <strong>diabetes</strong>: wandelen, fietsen, zwemmen, tennis enzovoort. Er is altijd wel een sport te<br />

vinden die u leuk vindt.


“Sport, daar keek ik eigenlijk een beetje op neer. Al dat malle gedoe met een balletje... Maar<br />

tegenwoordig loop ik zelf achter zo’n balletje aan, want ik zit op korfbal. En eerlijk is eerlijk, ik<br />

vind het erg leuk. Niet alleen het sporten zelf, maar ook de gezelligheid eromheen...”<br />

10. Afvallen<br />

Samenvatting<br />

Als u overgewicht hebt, hebt u meer kans op late complicaties. Ook loopt u het risico bepaalde<br />

aandoeningen te krijgen, zoals hart- en vaatziekten, gewrichtsaandoeningen en bepaalde<br />

vormen van kanker. Voor uw gezondheid is het in dat geval beter om af te vallen. Afvallen<br />

betekent meestal gezonder eten, meer bewegen en eventueel een energiebeperkt<br />

dieet volgen. Op een gezond gewicht blijven betekent dat u de energie die u binnenkrijgt en die<br />

u verbruikt in balans hebt.<br />

Artsen en diëtisten gebruiken de Body Mass Index (BMI) om te bepalen of u een gewond<br />

gewicht hebt. De BMI is een rekensommetje op basis van uw lengte en gewicht. Een BMI tot 25<br />

geldt als een gezond gewicht. Bij een BMI tussen de 25 en 30 bent u te zwaar. Een BMI van<br />

boven de 30 geldt als ernstig overgewicht. In dat geval krijgt u het advies om 10% af te vallen.<br />

U valt af door minder energie in te nemen dan u verbruikt. In de praktijk betekent dit: gezonder eten<br />

(minder calorieën innemen) en meer bewegen (meer calorieën verbruiken). Bij ernstig overgewicht is<br />

een energiebeperkt dieet nuttig, een dieet waarin de hoeveelheid calorieën is beperkt.<br />

Een energiebeperkt dieet is op zichzelf eenvoudig. Eet drie keer per dag een maaltijd en beperk<br />

zo veel mogelijk de tussendoortjes. Voor de samenstelling van een maaltijd kunt u de<br />

variatielijst gebruiken.<br />

Afvallen wil zeggen dat u uw eet- en beweeggewoonten blijvend verandert. Vraag hierbij<br />

eventueel hulp aan een diëtist. Ga stap voor stap te werk en maak de stappen niet te groot.<br />

Realiseer u dat er ongetwijfeld moeilijke momenten zullen komen waarop u liever niet aan<br />

verstandig en gezond eten wilt denken. Probeer ook in die situaties uw gewoonten te<br />

veranderen. Alleen dan kunt u uw eet- en beweeggewoonten blijvend veranderen.<br />

Overgewicht en gezondheid<br />

Door overgewicht hebt u meer kans op bepaalde aandoeningen<br />

Veel mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> zijn te zwaar. Hun overgewicht draagt bij aan een te hoge<br />

bloedglucose en gaat vaak samen met een verhoogd cholesterol en een te hoge bloeddruk. Al<br />

met al hebt u daardoor veel meer kans op bepaalde late complicaties, zoals hart- en<br />

vaatziekten. Vandaar dat u het advies krijgt om af te vallen.<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> kunnen veel voordeel behalen door af te vallen. De bloedglucose,<br />

meestal ook het cholesterolgehalte en (mogelijk) de bloeddruk zullen dalen. Daarmee neemt de<br />

kans op late complicaties af. In enkele gevallen kan het zijn dat u geen glucoseverlagende<br />

tabletten of insuline hoeft te gebruiken. Deze voordelen kunt u al snel behalen, want elke kilo<br />

gewichtsverlies is winst.<br />

Gezondheidsrisico<br />

Overgewicht vergroot ook de kans op hart- en vaatziekten (zoals een hartaanval of beroerte),<br />

maar bijvoorbeeld ook op gewrichtsaandoeningen en mogelijk bepaalde vormen van kanker.<br />

Als u te zwaar bent hebt u dus goede gezondheidsredenen om af te vallen.


Geen diëten<br />

Afvallen is niet een kwestie van een bepaald dieet volgen. Omdat mensen er veel geld voor over<br />

hebben om af te vallen, worden veel diëten aangeboden, waarbij de ene mode volgt op de andere.<br />

Als u werkelijk wilt afvallen - dus blijvend een gezond gewicht wilt hebben - zijn zulke diëten zinloos.<br />

U zult er waarschijnlijk snel van afvallen, maar omdat u niet leert uw eetgedrag te veranderen, kunt u<br />

het bereikte gewicht niet handhaven. Het gevolg is dat u weer zwaarder wordt.<br />

Jojoën<br />

Heel wat mensen doen regelmatig een dieet of kuur. Hierdoor vallen ze snel af, komen weer<br />

aan, vallen opnieuw af enzovoort. Dit op- en neergaan van het gewicht heet ‘jojoën’.<br />

De gewichtsveranderingen brengen uw lichaam steeds opnieuw uit balans. Dit is schadelijker<br />

voor uw gezondheid dan een iets te hoog maar gelijkblijvend gewicht!<br />

Zorg voor evenwicht<br />

We hebben voeding nodig als energiebron. Overgewicht ontstaat als we meer energie tot ons<br />

nemen dan verbruiken. De overtollige energie wordt door ons lichaam opgeslagen in vetcellen,<br />

als een soort energiereserve. U kunt dus zwaarder worden omdat u te veel eet, maar ook<br />

omdat u te weinig beweegt.<br />

Het recept om af te vallen laat zich hieruit afleiden: minder energie tot u nemen (minder eten)<br />

en meer energie verbruiken (meer bewegen). Als u eenmaal een goed gewicht hebt, is het zaak<br />

om het evenwicht te bewaren: ongeveer net zoveel energie tot u nemen als verbruiken.<br />

Waar het dus uiteindelijk om gaat is dat u uw eet- en beweeggewoonten blijvend verandert. Als dat<br />

lukt neemt de kans op gezondheidsproblemen sterk af. Dat geldt voor alle genoemde<br />

aandoeningen: hart- en vaatziekten, <strong>diabetes</strong>, gewrichtsproblemen en bepaalde vormen van kanker.<br />

Wat is ‘overgewicht’ precies?<br />

Schoonheidsideaal<br />

In onze samenleving ligt veel nadruk op het uiterlijk: wij vinden het belangrijk om er goed uit te<br />

zien. Met goed bedoelen we onder andere: slank. Televisie, tijdschriften en reclames spiegelen<br />

ons dit voor als ideaal. Vandaar: ‘schoonheidsideaal’.<br />

Mensen die willen afvallen doen dit vaak om aan het schoonheidsideaal te voldoen. Als u van<br />

een arts het advies krijgt om af te vallen heeft het afvallen echter een heel ander doel: een<br />

gezond gewicht. Dit is een gewicht waarmee u geen extra risico loopt om<br />

gezondheidsproblemen te krijgen. Met het ‘schoonheidsideaal’ heeft dit niets te maken.<br />

Wanneer bent u medisch gezien te zwaar?<br />

U kunt op verschillende manieren nagaan of u een goed gewicht hebt: met behulp van uw BMI<br />

(Body Mass Index) of door de omtrek van uw middel te meten.<br />

Body Mass Index<br />

De Body Mass Index, ofwel BMI, is een rekensommetje waarmee u kunt bepalen of uw gewicht<br />

gezond is. Deze methode is het meest betrouwbaar en wordt ook door artsen gebruikt.<br />

Om de rekensom te kunnen maken moet u weten hoeveel u weegt (in kilo’s) en hoe lang u bent<br />

(in meters). We laten de berekening zien met behulp van een voorbeeld: iemand met een lengte<br />

van 1.80 meter en een gewicht van 78 kilo.<br />

Bereken eerst het kwadraat van uw lengte. Het kwadraat wil zeggen: uw lengte<br />

vermenigvuldigd met uw lengte. In het voorbeeld is dat: 1.80 x 1.80 = 3.24


Deel vervolgens uw gewicht door de uitkomst. In dit voorbeeld: 78 : 3.24 = 24.<br />

U weet nu uw BMI. In het voorbeeld is dit 24.<br />

Mensen met een BMI van meer dan 25 gelden (medisch gezien) als te zwaar. Bij een waarde<br />

van 25 - 30 is sprake van ‘licht overgewicht’. Bij een BMI van 30 of meer is sprake van ernstig<br />

overgewicht. Dit onderscheid is van belang bij het advies om (al dan niet) af te vallen.<br />

Meet de omtrek van uw middel<br />

Een andere methode (alleen voor mensen jonger dan zestig jaar) is om de omtrek van uw<br />

middel te meten:<br />

leg een centimeter om uw (liefst naakte) middel, ter hoogte van uw navel<br />

trek de centimeter niet aan<br />

lees de omtrek van de centimeter af<br />

U bent te dik als:<br />

u man bent en de omtrek van uw middel meer is dan 102 cm<br />

u vrouw bent en de omtrek van uw middel meer is dan 88 cm<br />

Wanneer is het nodig om af te vallen?<br />

Niet iedereen die te zwaar is hoeft af te vallen. Bij een beetje overgewicht is het voldoende om te<br />

voorkómen dat uw gewicht verder toeneemt. Bij een duidelijk overgewicht is afvallen wel nodig.<br />

Uw BMI ligt tussen 25 en 30: probeer niet verder aan te komen<br />

Bij een BMI tussen de 25 en 30 hebt u overgewicht. U krijgt dan het advies om te voorkómen<br />

dat u verder aankomt. Afvallen kan wenselijk zijn als u gezondheidsklachten hebt die mede<br />

veroorzaakt worden door uw gewicht. Voorkómen dat u aankomt kunt u doen door gezond te<br />

eten en door regelmatig te bewegen.<br />

Uw BMI is hoger dan 30: probeer 10% af te vallen<br />

Bij een BMI van 30 of meer hebt u duidelijk overgewicht. U krijgt dan het advies om af te vallen.<br />

Het doel is niet een ideaal gewicht (dus een BMI van minder dan 25), maar een<br />

gewichtsafname van 10%. Het blijkt dat zo’n gewichtsafname leidt tot een duidelijke<br />

gezondheidswinst zoals een betere regulering van de bloedglucose bij mensen met <strong>diabetes</strong>,<br />

tot een afname van de bloeddruk én tot een afname van het cholesterolgehalte. Daarmee gaat<br />

het risico van hart- en vaatziekten al sterk omlaag.<br />

Wat betekent 10% afvallen?<br />

Ga uit van uw huidige gewicht. Dat is bijvoorbeeld 87. Bereken 10% van dit gewicht: 87: 10<br />

= 8,7. Trek dit vervolgens af van uw huidige gewicht. Zo komt u op uw streefgewicht: 87 - 8,7 =<br />

78,3 kilo.<br />

Afvallen<br />

Gezond eten, meer bewegen, zonodig een energiebeperkt dieet<br />

U zult afvallen als u meer energie verbruikt dan inneemt. Het lichaam zal in dat geval zoeken naar<br />

andere energiebronnen. De eerste bron die het lichaam zal gebruiken is de energievoorraad die ligt<br />

opgeslagen in de vorm van vet. Uw lichaam gaat vet ‘verbranden’. Het gevolg: u valt af.<br />

Afvallen komt daarom neer op gezonder eten (lagere inname van energie) en meer bewegen<br />

(hoger verbruik van energie).<br />

Gezonder eten<br />

Overgewicht heeft meestal te maken met verkeerde eet- en drinkgewoonten. U krijgt<br />

overgewicht door het eten van te veel calorierijk voedsel en te weinig beweging. Hierdoor krijgt


u meer energie binnen dan u verbruikt. De onverbruikte energie wordt in uw lichaam<br />

opgeslagen als vet: u komt aan.<br />

Daarom is bij ernstig overgewicht een energiebeperkt dieet nuttig. De hoeveelheid energie die<br />

we via de voeding opnemen wordt uitgedrukt in calorieën. Een energiebeperkend dieet betekent<br />

dus: voeding die minder calorieën bevat dan u normaal gebruikt.<br />

In onderstaand overzicht kunt u aflezen wat de dagelijks aanbevolen hoeveelheden zijn van<br />

verschillende voedingsmiddelen. De lijst is afkomstig van het Voedingscentrum.<br />

20 - 50 jaar 50 - 70 jaar ouder dan 70<br />

Volkorenbrood 5- 7 sneetjes 4- 6 sneetjes 3- 4 sneetjes<br />

Aardappelen, 3- 5 aardappels of 3- 4 aardappels of 2- 3 aardappels of<br />

zilvervliesrijst, opscheplepels rijst, opscheplepels rijst, opscheplepels rijst,<br />

volkorenpasta,<br />

peulvruchten<br />

pasta, peul- vruchten pasta, peul- vruchten pasta, peul-vruchten<br />

Groente 4 groentelepels min. 4 groentelepels min 3 groentelepels min<br />

200 g<br />

200 g<br />

150 g<br />

Fruit 2 vruchten =200g 2 vruchten =200g 2 vruchten =200g<br />

Zuivel 400 ml magere 500 ml magere 550 ml magere<br />

melk(producten) 1 plak lk(producten) 1 plak melk(producten) 1 plak<br />

kaas<br />

kaas<br />

kaas<br />

Vlees(waren), vis, kip, 100 - 120 g waarvan 2 100 - 120 g waarvan 2 100 - 120 g waarvan 2<br />

ei of vlees- vervangers x per week vis x per week vis x per week vis<br />

Halvarine, margarine,<br />

bak- en<br />

braadproducten<br />

20 - 35 g 20 - 35 g 20 - 35 g<br />

Vocht/drinken 1,5 liter 1,5 liter 1,7 liter<br />

Bewegen helpt<br />

Door te bewegen verbruikt u energie: u ‘verbrandt’ calorieën. Bewegen helpt daarom om op een<br />

goed gewicht te komen én te blijven. Meer bewegen betekent niet: meer sporten. U kunt ook<br />

meer bewegen door dagelijks bijvoorbeeld een half uur stevig te wandelen, te fietsen of op een<br />

andere wijze actief bezig te zijn. Het gaat er om dat u uw leefstijl actiever maakt.<br />

Een energiebeperkt dieet<br />

Afvallen in de praktijk<br />

Het principe van afvallen is op zich niet zo ingewikkeld: eet drie maal per dag een maaltijd en<br />

beperk zo veel mogelijk de tussendoortjes. Voor de samenstelling van uw maaltijd kunt u het<br />

beste kiezen voor de minst vette of zoete variant van een voedingsmiddel. U kunt hiervoor de<br />

variatielijst gebruiken. In deze lijst wordt in drie kolommen een onderverdeling gemaakt.<br />

Hoe kunt u de variatielijst het beste gebruiken?<br />

De aanduiding Kies voor betekent: deze producten kunt u rustig elke dag eten; ze bevatten<br />

weinig vet en zijn nodig voor een gezonde voeding.<br />

De aanduiding Kies af en toe voor betekent: deze producten kunt u zo nu en dan eten.<br />

De aanduiding Bij uitzondering betekent: deze producten kunt u beter zo min mogelijk eten.<br />

Brood en ontbijtproducten<br />

Kies voor Kies niette vaak voor Bij uitzondering<br />

volkorenbrood roggebrood witbrood<br />

croissants<br />

bruin brood<br />

wit stokbrood<br />

bruin kräckebröd<br />

krentenbrood


volkorenbeschuit havermout,<br />

brinta muesli(brood)<br />

Boter en andere broodsmeersels<br />

luxe broodjes<br />

beschuit<br />

cracker<br />

corn flakes<br />

rice crispies<br />

krokante muesli<br />

krentenbrood<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

halvarineproduct<br />

dieethalvarine<br />

(maximaal 10 g verzadigd)<br />

Kaas<br />

dieetmargarine,<br />

halvarine of margarineproduct<br />

met: 10 - 20 g verzadigd vet<br />

per 100 g<br />

halfvolle boter<br />

margarine met meer dan 20 g<br />

verzadigd vet per 100 g en<br />

roomboter<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

cottage cheese<br />

leidse 20+ kaas<br />

smeerkaas 20+<br />

zwitserse strooikaas<br />

smeerkaas 40+<br />

camembert 45+ light<br />

kaas 30+<br />

edammer kaas 40+<br />

goudse volvette kaas 48+<br />

roomkaas, brie mozzarella<br />

smeerkaas 48+<br />

volvette kaasproducten<br />

volvette feta,<br />

volvette geitenkaas<br />

Vleeswaren<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

achterham gekookte tong bacon, cornedbeef<br />

schouderham rauwe ham gebraden gehakt<br />

casselerib paté<br />

filet américain pekelvlees<br />

fricandeau salami<br />

kalkoenham alle soorten worst en<br />

kiprollade spek<br />

kipfilet gekookte lever (bevat<br />

magere rollade veel cholesterol)<br />

rookvlees<br />

rosbief<br />

Overig beleg<br />

Kies voor Kies niette vaak voor Bij uitzondering<br />

fruit (plakjes appel, banaan,<br />

aardbeien)<br />

groente (komkommer, tomaat,<br />

radijs, sterkers)<br />

groentespread<br />

(halva)jam<br />

honing<br />

(appel)stroop<br />

vruchtenhagel<br />

chocoladehagelslag<br />

chocoladevlokken<br />

chocoladepasta<br />

hazelnootpasta<br />

kokosbrood<br />

pindakaas<br />

Opmerking: Pindakaas bevat veel onverzadigd vet en past daarom goed in een cholesterolverlagend<br />

dieet. Het is echter wel een ‘dikmaker’.<br />

Zuiveldranken, yoghurt<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

magere melk halfvolle melk volle melk


karnemelk<br />

magere yoghurt<br />

magere bulgaarse yoghurt<br />

magere kwark<br />

magere vruchtenyoghurt zonder<br />

toegevoegd suiker<br />

magere vruchtenkwark zonder<br />

toegevoegd suiker<br />

vla zonder toegevoegd suiker<br />

Dranken, soep<br />

magere chocolademelk<br />

yoghurtdrank<br />

halfvolle yoghurt<br />

magere vruchtenyoghurt<br />

magere vla<br />

volle chocolademelk<br />

volle (vruchten)yoghurt<br />

volle Bulgaarse yoghurt<br />

volle kwark<br />

umer<br />

volle vla<br />

pudding<br />

crème fraîche, zure room<br />

slagroom, garderoom<br />

slankroom<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

water uit de kraan<br />

mineraalwater<br />

bronwater<br />

light frisdranken<br />

koffie en thee zonder suiker<br />

tomatensap<br />

groentesap<br />

vetarme bouillon<br />

heldere soep<br />

Vlees<br />

frisdranken<br />

limonade<br />

koffie en thee met suiker<br />

vruchtensap<br />

vruchtendrank/nectar<br />

alcoholvrij bier<br />

bier<br />

wijn sherry<br />

jenever of andere sterke drank<br />

gebonden soep<br />

soep met toevoegingen zoals<br />

room, kaas, croutons, vet<br />

vlees, worst enzovoort<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

bieflappen<br />

biefstuk<br />

rosbief<br />

klapstuk<br />

runderpoelet<br />

runderrollade<br />

rundervink<br />

magere runderlappen<br />

riblappen<br />

tartaar<br />

haaskarbonade<br />

ribkarbonade<br />

hamlappen<br />

ongepaneerde schnitzel<br />

varkensfilet<br />

varkensfricandeau<br />

varkenshaas<br />

magere varkenslappen<br />

rundergehakt<br />

doorregen runderlappen<br />

hamburger<br />

schouderkarbonade<br />

varkenskrabbetjes<br />

schouderlappen rollade<br />

lamsbout<br />

lamskoteletten<br />

rookworst<br />

slavink<br />

speklappen<br />

gehakt half om half<br />

slavinken<br />

vleesschijf<br />

lever, nier<br />

Opmerking: Orgaanvlees als niertjes of lever bevat veel cholesterol. Eet dit vlees niet vaker dan<br />

één keer per veertien dagen.<br />

Kip, gevogelte<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

kipfilet<br />

kalkoenfilet<br />

kip zonder vel<br />

Kipnugget kip met vel<br />

Eten zonder vlees<br />

Het is voor een goede gezondheid niet nodig om dagelijks vlees te eten. Vlees kan heel goed<br />

vervangen worden door andere producten:


peulvruchten: bruine bonen, witte bonen, linzen, kapucijners, sojabonen<br />

gierst, granen (tarwe, quinoia)<br />

gekookte tahoe en tempé (gebakken tahoe en tempé bevatten meer vet)<br />

sojablokjes, Quorn<br />

vegetarische schnitzel, vegetarische hamburger, groenteburger (deze bevatten wel meer vet)<br />

gekookt ei (een gebakken ei bevat veel vet; omdat eieren veel cholesterol bevatten, is het<br />

beter niet meer dan drie eieren per week te eten)<br />

Vis<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

gekookte en ongepaneerd<br />

gebakken kabeljauw, schelvis,<br />

schol, tong, wijting tonijn<br />

gekookte forel<br />

gekookte mosselen oesters,<br />

krab, kreeft , garnalen<br />

makreel<br />

zalm<br />

alle soorten haring<br />

sardientjes uit blik<br />

paling<br />

gebakken forel<br />

gebakken mosselen<br />

Opmerking: Makreel bevat veel onverzadigd vet. Het past daarom goed in een cholesterolverlagend<br />

dieet. Voor schaal- en schelpdieren geldt dat ze veel cholesterol kunnen bevatten.<br />

Eet ze daarom met mate.<br />

Vet, olie (om te bakken en te frituren)<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

(dieet)margarine<br />

bak- en braadvet en frituurvet<br />

met minder dan 20 g verzadigd<br />

vet per 100 g<br />

alle soorten olie<br />

Sauzen<br />

margarine (meer dan 16 g<br />

verzadigd vet per 100 g)<br />

bak- en braadvet en frituurvet<br />

met meer dan 20 - 40 g verzadigd<br />

vet per 100 g<br />

margarine (met meer dan 30 g<br />

verzadigd vet per 100 g)<br />

bak- en braadvet en frituurvet<br />

met meer dan 40g verzadigd<br />

vet per 100 g roomboter<br />

spekvet<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

rode saus (barbecuesaus,<br />

sjasliksaus, tomatenketchup,<br />

tomatenpuree)<br />

ketjap<br />

magere jus<br />

fritessaus, slasaus<br />

(maximaal 10% olie)<br />

piccalilly<br />

mosterd<br />

Aardappelen, pasta, rijst en peulvruchten<br />

fritessaus en slasaus met<br />

25% olie<br />

halfvolle mayonaise met 40%<br />

olie<br />

satésaus, pindasaus<br />

crème fraîche, zure<br />

room, garderoom, slankroom<br />

slagroom<br />

mayonaise<br />

slasaus met 50% olie<br />

vette jus<br />

pesto<br />

knoflooksaus, cocktailsaus<br />

e.d<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

gekookte aardappelen<br />

volkorenpasta (macaroni,<br />

spaghetti)<br />

peulvruchten<br />

(zilvervlies)rijst<br />

Groente<br />

aardappelpuree<br />

pasta (macaroni, spaghetti)<br />

gebakken aardappelen<br />

patates frites<br />

rösti<br />

aardappelkroket<br />

gebakken rijst<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

alle soorten groente, vers,<br />

diepgevroren of uit blik,<br />

gekookt, ge- stoomd of rauw<br />

verse tuinkruiden<br />

groente waar boter, olie of een<br />

vette saus aan is toegevoegd


Fruit<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

alle soorten vers fruit vruchten op siroop<br />

gedroogd fruit<br />

vruchten op water of eigen grapefruitsap<br />

sap (blik, pot)<br />

appel- en sinaasappelsap<br />

Snoep, snacks<br />

Kies voor Kies niet te vaak voor Bij uitzondering<br />

(suikervrije) drop (suikervrije) toffee bonbon Mars, Nuts, Milky Way<br />

kauw- gum pepermuntzuurtje<br />

enzovoort chocolade<br />

Koekjes, cake, taart<br />

Kies voor Kies niette vaak voor Bij uitzondering<br />

biscuitje<br />

rijstwafel<br />

lange vinger<br />

speculaasje<br />

café noir<br />

bitterkoekje<br />

kaneelbeschuitje<br />

Zoutjes<br />

stroopwafel<br />

ontbijtkoek<br />

eierkoek<br />

koekje<br />

sprits<br />

cake<br />

taart<br />

Kies voor Kies af en toe voor Bij uitzondering<br />

japanse mix<br />

popcorn<br />

zoute stokjes<br />

olijven<br />

zoutjes<br />

chips<br />

studentenhaver<br />

pinda’s<br />

noten<br />

blokjes kaas<br />

worst<br />

toastjes met paté of Franse<br />

kaas<br />

Opmerking: Noten bevatten veel onverzadigd vet. Ze passen daarom goed in een cholesterolverlagend<br />

dieet. Nadeel is dat ze veel vet bevatten en dus ‘dikmakers’ zijn.<br />

Volhouden<br />

Nieuwe gewoonten<br />

Afvallen en blijvend een goed gewicht houden, betekent dat u zich andere gewoonten aanleert.<br />

Dat kan lastig zijn: een gewoonte is niet voor niets iets dat we ‘gewoon doen’. We denken er<br />

eigenlijk niet bij na; we doen iets omdat we het altijd gedaan hebben.<br />

De tips kunnen u helpen andere gewoonten vol te houden. De uitleg staat eronder.<br />

verander uw gewoonten stap voor stap<br />

voorkóm verleidingen<br />

vraag hulp<br />

als het moeilijk wordt: zoek afleiding<br />

maak er geen probleem van als het een keer misgaat<br />

ga niet te vaak op de weegschaal staan<br />

Verander uw gewoonten stap voor stap<br />

Loop niet te hard van stapel, maar ga stap voor stap te werk. Probeer te onthouden dat uw doel<br />

niet is om in korte tijd een flink aantal kilo’s kwijt te raken, maar om geleidelijk naar een<br />

gezonder gewicht te gaan en dit vast te houden.<br />

Er zijn veel kleine stapjes te bedenken die niet zo moeilijk zijn:<br />

geen of minder suiker in uw koffie en thee gebruiken, eventueel overgaan op zoetjes


uw brood besmeren met halvarine in plaats van margarine of roomboter<br />

uw brood dun beleggen: waak ervoor dat het beleg niet meer calorieën bevat dan de<br />

boterham zelf<br />

niet vaker dan één keer per dag kaas op brood<br />

overstappen van volle naar halfvolle melk<br />

het gestolde vet van de afgekoelde jus of soep scheppen<br />

niet meer elke avond alcohol drinken<br />

elke dag drie volledige maaltijden eten en geen maaltijden overslaan, zodat u minder last<br />

hebt van ‘lekkere trek’<br />

30+ kaas in plaats van volvette (48+) kaas gebruiken<br />

in plaats van chips of noten een handje Japanse mix nemen<br />

het gebruik van tussendoortjes beperken en kiezen voor fruit of groente<br />

tartaar gebruiken in plaats van rul gehakt<br />

twee dagen in de week geen vlees maar vis eten<br />

af en toe lopend of met de fiets naar het werk of de winkel gaan, de trap nemen in plaats van<br />

de lift enzovoort<br />

Al deze stappen tegelijk nemen is lastig, dus de kans dat het mislukt is groot. Veel mensen<br />

houden dit niet vol en zeggen dan: ‘Laat maar zitten, ik kan het toch niet’. Zij gaan dan weer net<br />

zo eten als vroeger.<br />

Wanneer u steeds één klein stapje neemt is de kans op succes groter: één stapje is niet zo<br />

groot. Begin pas met de volgende stap als de vorige u goed af gaat. Iedere gelukte stap maakt<br />

u zekerder, het geeft vertrouwen, en dat maakt de volgende stap wat makkelijker.<br />

Voorkóm verleidingen<br />

Ga altijd winkelen na het eten, dus als u geen honger hebt. Maak van tevoren een<br />

boodschappenlijstje. Op die manier koopt u alleen wat u echt nodig hebt.<br />

Zorg dat u zo min mogelijk snoep, snacks en koek in huis hebt. De verleiding om te gaan<br />

‘snaaien’ is dan niet zo groot.<br />

Eet regelmatig en op vaste tijden: drie hoofdmaaltijden en drie of vier tussendoortjes. Zo<br />

voorkómt u hongerige momenten.<br />

Probeer altijd een goede maaltijd te nemen voordat u naar een feestje gaat, zodat de<br />

verleiding om te snoepen minimaal blijft.<br />

Kook niet meer dan u nodig hebt. Zet geen pannen of schalen op tafel, maar schep de<br />

borden op in de keuken.<br />

Neem de tijd om te eten. Eet rustig, eet aan tafel en doe ondertussen geen andere dingen,<br />

zoals televisiekijken.<br />

Vraag hulp<br />

Vertel iedereen in het gezin dat u gezonder wilt eten. U zit immers bij ze aan tafel: een beetje<br />

aanmoediging kan dan geen kwaad. Het kan goed zijn om vooraf afspraken te maken, zeker als<br />

uw nieuwe manier van eten gevolgen heeft voor uw tafelgenoten.<br />

U kunt ook steun zoeken bij lotgenoten door in groepsverband te werken aan een gezonder<br />

gewicht. Er is veel aanbod op dit gebied: via de thuiszorg, sportscholen, cursusprojecten<br />

enzovoort. Informeer bij de thuiszorgorganisatie of de huisarts, of kijk in de gemeentegids, het<br />

telefoonboek of de Gouden Gids.<br />

Professionele begeleiding<br />

Als u veel wilt afvallen of al veel ervaring hebt met afvallen zonder dat u het gewenste resultaat<br />

hebt bereikt, is het aan te raden professionele hulp te vragen. Vraag uw huisarts om een<br />

verwijzing naar een diëtist en laat u begeleiden.


Als het moeilijk wordt: zoek afleiding<br />

Misschien zult u zo nu en dan last hebben van een ‘eetbui’. U eet dan het liefst de hele ijskast<br />

leeg. Meestal duurt zo’n bui niet lang. Om te voorkómen dat u daadwerkelijk de ijskast plundert,<br />

kunt u proberen afleiding te zoeken:<br />

ga een eindje wandelen, fietsen of hardlopen<br />

poets uw tanden, neem wat kauwgum<br />

neem een douche<br />

zoek een activiteit die u met uw handen kunt doen: een kast opruimen, een plant verpotten, een<br />

kozijn schuren of schilderen, een schilderij ophangen, een lekke fietsband plakken, wat dan ook<br />

Met een beetje geluk is uw eetbui voorbij wanneer u met een van deze activiteiten klaar bent.<br />

Maar: maak er geen probleem van als het een keer misgaat<br />

Het lukt u waarschijnlijk niet om altijd gezond te eten. De kans is groot dat u een keertje een zak<br />

patat met mayonaise neemt, een groot stuk Goudse kaas eet of een avondje doorzakt.<br />

Maak van zulke ‘uitspattingen’ geen probleem. Uw doel is om lange tijd gezond te eten. Als dat<br />

een moment niet lukt, is er geen man of vrouw overboord: voor uw gewicht maakt dat ook niet<br />

uit. Pak de draad weer op en ga verder waar u was gebleven.<br />

Ga niet te vaak op de weegschaal staan<br />

Als u gezonder gaat eten zult u geleidelijk afvallen: ongeveer een half pond tot een pond per<br />

week, in het begin misschien iets meer, totdat u een gezond gewicht hebt bereikt. Het gewicht<br />

is echter nooit stabiel. Soms is het een pond meer, dan een kilo minder.<br />

Kijk daarom niet te vaak op de weegschaal, want u kunt daardoor makkelijk ontmoedigd raken.<br />

Eén keer in de week op de weegschaal is meer dan voldoende. En eigenlijk hoeft het helemaal<br />

niet: bedenk dat u niet in de eerste plaats bezig bent met afvallen, maar dat u probeert om<br />

gezonder te leven. Als dat lukt volgt het afvallen vanzelf.<br />

11. Bloedglucoseverlagende medicijnen<br />

Samenvatting<br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> kunnen, naast voedingsadviezen, tabletten voorgeschreven krijgen<br />

die helpen om de bloedglucose te verlagen. Welke soort tabletten u krijgt, hangt onder meer af<br />

van uw gewicht en van bijkomende aandoeningen. Als de bloedglucoseverlagende tabletten<br />

onvoldoende helpen, wordt overgestapt op insuline.<br />

Metformine is de eerste stap in de medicijnbehandeling van <strong>diabetes</strong> <strong>type</strong> 2. Voor mensen met<br />

<strong>diabetes</strong> die te zwaar zijn heeft metformine nog extra voordelen.<br />

Sulfonylureumderivaten worden gebruikt als tweede stap, in combinatie met metformine. Ze<br />

kunnen lastige bijwerkingen hebben.<br />

Thiazolidinedionen kunnen een gunstig effect hebben op de gezondheid van mensen met<br />

<strong>diabetes</strong> <strong>type</strong> 2 met overgewicht. Het middel is niet geschikt voor mensen met hartfalen of een<br />

leveraandoening.<br />

In plaats van sulfonylureumderivaten kunnen ATP-afhankelijke kalium-kanaalblokkers worden<br />

gebruikt. Deze tabletten zijn nog relatief nieuw en hebben nauwelijks plaats in de behandeling<br />

van <strong>diabetes</strong>.<br />

Recent zijn nieuwe middelen op de markt gekomen: sitagliptine en exenatide. Hun plaats in de<br />

behandeling is nog onduidelijk.


Tabletten<br />

Vooraf<br />

Merknaam en stofnaam<br />

Geneesmiddelen hebben twee namen: een stofnaam en een merknaam. De stofnaam is de<br />

naam van de werkzame stof. De merknaam is de naam die de fabrikant aan het tablet geeft.<br />

Omdat meerdere fabrikanten hetzelfde geneesmiddel kunnen maken, zijn er soms meerdere<br />

merknamen bij één stofnaam.<br />

We noemen eerst de stofnaam, zonder hoofdletter. De merknamen staan ertus sen haakjes<br />

achter, met hoofdletter. Soms wordt het tablet ‘merkloos’ op de markt gebracht; stof- en merknaam<br />

zijn dan hetzelfde.<br />

Als u meer wil weten over medicijnen<br />

Als u meer wilt weten over de medicijnen kunt u terecht op internet: www.apotheek.nl. U kunt<br />

ook bellen met de Geneesmiddel-Infolijn (van de KNMP, de overkoepelende organisatie van<br />

Nederlandse apothekers): 0900 - 999 88 00 (€ 0,20 pm).<br />

Soorten tabletten die de bloedglucose verlagen<br />

Tabletten die de bloedglucose verlagen worden gebruikt door mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>. Niet<br />

alle mensen met dit <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong> hebben deze tabletten nodig. Eerst wordt geprobeerd om de<br />

bloedglucose te reguleren door af te vallen. Pas als het niet lukt om zo de bloedglucose omlaag<br />

te krijgen worden tabletten gebruikt. Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> gebruiken alleen tabletten als<br />

hun lichaam zelf ook nog insuline kan maken.<br />

metformine<br />

sulfonylureumderivaten (SUD)<br />

thiazolidinedionen (TZD)<br />

ATP-afhankelijke kaliumkanaalblokkers<br />

nieuwe middelen: sitagliptine en exenatide<br />

Welke soort tabletten krijgt u?<br />

Een behandeling met tabletten wordt stap voor stap opgebouwd. Na iedere stap zal het effect<br />

op uw bloedglucose worden beoordeeld. Als uw bloedglucose daarna nog steeds te hoog is, zal<br />

de arts de volgende stappen nemen.<br />

Stap 1<br />

De eerste stap in het opbouwschema is metformine.<br />

Stap 1a<br />

Soms kan metformine niet worden gegeven omdat er een contraindicatie of een overgevoeligheid<br />

bestaat. In dat geval kan de arts een sulfonylureumderivaat als monotherapie voorschrijven.<br />

Stap 1b<br />

Als stap 1a onvoldoende effect heeft en er is sprake van een BMI i 27, een hart-of vaatziekte maar<br />

geen (aanwijzingen voor) hartfalen, dan kan een thiazolidinedione als monotherapie worden<br />

voorgeschreven. Hierbij gaat de voorkeur uit naar pioglitazon, omdat hiervan de effectiviteit is<br />

aangetoond; bij rosiglitazon is dat niet het geval. Daarbij komt dat er bij beide middelen twijfel<br />

bestaat over de langetermijnveiligheid (hartinfarct), maar met name bij rosiglitazon.<br />

Stap 2<br />

De tweede stap in het opbouwschema is metformine plus een tweede middel. Dit gebeurt als<br />

metformine als monotherapie onvoldoende effect heeft. Welk middel wordt toegevoegd, hangt<br />

af van uw gewicht en van eventuele bijkomende aandoeningen.


Stap 2a<br />

Bij een BMI < 27 wordt aan metformine een sulfonylureumderivaat toegevoegd.<br />

Stap 2b<br />

Bij een BMI ≥ 27 wordt een sulfonylureumderivaat of een thiazolidinedione toegevoegd:<br />

er is geen hart- of vaatziekte en geen (aanwijzingen voor) hartfalen: metformine +<br />

sulfonylureumderivaat<br />

er is wel een hart- of vaatziekte maar geen (aanwijzingen voor) hartfalen: metformine +<br />

pioglitazon<br />

Net zoals bij stap 1b gaat bij de thiazolidinedionen de voorkeur uit naar pioglitazon, omdat<br />

hiervan de effectiviteit is aangetoond; bij rosiglitazon is dat niet het geval. Daarbij komt dat er bij<br />

beide middelen twijfel bestaat over de langetermijnveiligheid (hartinfarct), maar met name bij<br />

rosiglitazon.<br />

ATP-afhankelijke kaliumkanaalblokkers<br />

De ATP-afhankelijke kaliumkanaalblokkers zoals repaglinide hebben een werking die erg lijkt op<br />

die van sulfonylureumderivaten. Omdat deze middelen vrij nieuw zijn, is er minder over bekend<br />

dan over de sulfonylureumderivaten. Om deze reden hebben deze medicijnen nog geen<br />

duidelijke plaats in de behandeling.<br />

Het kan zijn dat u insuline moet gebruiken<br />

Als twee soorten bloedglucoseverlagende tabletten in maximale dosering niet voldoende helpen om<br />

de bloedglucosewaarde voldoende te verlagen, zult u waarschijnlijk insuline moeten gebruiken.<br />

Het gebruik van piotiglazon wordt gestopt voordat met insuline wordt begonnen. Metformine kan<br />

goed gecombineerd worden met insuline.<br />

Ook in onderstaande situaties wordt insuline gegeven:<br />

Sommige mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben ‘s ochtends voor het eten een te hoge<br />

bloedglucose. Dus zonder dat ze gegeten hebben, bevat het bloed toch te veel glucose. Bij<br />

deze mensen lukt het meestal niet om de bloedglucose goed te regelen door de voeding aan<br />

te passen en tabletten te gebruiken. Ze krijgen daarom - naast de voedingsadviezen -<br />

insuline. Meestal moeten ze hun verdere leven insuline gebruiken. Een enkele keer komt het<br />

voor dat door de insuline het reguleren van de bloedglucose zo goed lukt, dat ze na verloop<br />

van tijd geen insuline meer nodig hebben. Ze krijgen dan weer de standaard behandeling bij<br />

<strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>: het aanpassen van de voeding en tabletten.<br />

Door infecties met koorts kan de bloedglucose opeens veel te hoog worden. Het lukt dan niet<br />

altijd om de bloedglucose met voedingsadviezen en tabletten weer omlaag te krijgen. De<br />

tabletten worden dan tijdelijk vervangen door insuline.<br />

Ook door een operatie kan de bloedglucose zo in de war raken, dat er ernstige klachten<br />

ontstaan. De normale behandeling is dan niet genoeg, zodat iemand tijdelijk insuline moet<br />

gebruiken. Vaak wordt dit al vóór de operatie gestart.<br />

Ook tijdens een zwangerschap wordt insuline gebruikt. Dit gebeurt omdat er een scherpe instelling<br />

van de bloedglucosewaarde nodig is en onduidelijkheid bestaat over schadelijke effecten<br />

van de bloedglucoseverlagende tabletten voor het ongeboren kind. Het gebruik van insuline wordt<br />

daarom ook aangeraden aan vrouwen met <strong>diabetes</strong> die zwanger proberen te worden.<br />

Ook bij gebruik van sommige andere geneesmiddelen, zoals corticosteroïden, kan het nodig<br />

zijn tijdelijk insuline te geven.<br />

Tip: Omdat mensen met <strong>diabetes</strong> wat minder weerstand hebben wordt aangeraden elk jaar (in<br />

oktober of november) een griepprik te halen bij de huisarts. Dit geldt vooral voor oudere<br />

mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>. De griepprik beschermt tegen een ernstige vorm van griep:<br />

influenza. De prik wordt vergoed door uw zorgverzekeraar.


Metformine<br />

Algemeen<br />

Metformine vermindert de aanmaak van glucose in de lever. Daarnaast verbetert metformine<br />

mogelijk de gevoeligheid van het lichaam voor insuline. Dit heeft een gunstige invloed op een<br />

verhoogde bloedglucosewaarde. Ook kan een lichte daling van het LDL- en totaal-cholesterol<br />

optreden.<br />

Voor mensen die te zwaar zijn, geeft metformine een extra voordeel. Door<br />

het overgewicht werkt de insuline die ze zelf nog aanmaken onvoldoende. Metformine zorgt<br />

ervoor dat het lichaam deze insuline toch kan gebruiken. Bovendien zorgt metformine er vaak<br />

voor dat iemand minder eetlust heeft, hierdoor wordt afvallen eenvoudiger.<br />

Gebruik<br />

U neemt de tabletten tijdens of vlak na het eten in.<br />

Overzicht<br />

metformine (Glucophage, Metformine)<br />

Werkingsduur 3 - 6 uur<br />

Bijwerkingen<br />

Sommige mensen hebben last van maagdarmklachten zoals misselijkheid.<br />

Het vermindert de eetlust.<br />

Het komt soms voor dat metformine een metaalsmaak veroorzaakt.<br />

Ernstige verzuring van het lichaam. Dit veroorzaakt buikpijn, een snelle ademhaling en<br />

bewustzijnsverlies. Verzuring wordt ook wel melkzuuracidose of lactaatacidose genoemd. Dit<br />

komt gelukkig slechts zelden voor. Het risico van zo’n verzuring is groter als u een slechte<br />

algemene conditie hebt, als u problemen hebt met uw lever, nieren, hart (hartfalen) of longen.<br />

Ook het drinken van alcohol maakt het risico van verzuring groter. Meer informatie: uw arts,<br />

apotheker of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Sulfonylureumderivaten (SUD)<br />

Algemeen<br />

Sulfonylureumderivaten zorgen ervoor dat de alvleesklier meer insuline gaat maken.<br />

Gebruik<br />

U neemt deze tabletten kort voor of tijdens de maaltijd in.<br />

Overzicht<br />

Er zijn kortwerkende en langerwerkende sulfonylureumderivaten.<br />

Kortwerkende middelen<br />

tolbutamide (Tolbutamide) Werking is maximaal na 2 - 5 uur<br />

Werkingsduur 6 - 12 uur<br />

Langer werkende middelen<br />

glibenclamide (Glibenclamide) Begin werking na een half uur, werking is maximaal na 2 uur<br />

Werkingsduur 24 uur<br />

Bijzonderheden: vanwege de relatief grote kans op (soms<br />

behoorlijke) hypo’s wordt dit middel afgeraden in de richtlijn<br />

voor huisartsen (Bron: NHGstandaard Diabetes).<br />

gliclazide (Diamicron, Gliclazide) Begin werking na 4 - 5 uur<br />

Werkingsduur 24 uur


Let op: Diamicron MR heeft een gereguleerde afgifte, dus de<br />

werking begint later.<br />

glimepiride (Amaryl, Glimepiride) Werking is maximaal na 2 - 3 uur<br />

Werkingsduur 24 uur<br />

Bijwerkingen<br />

Hypo<br />

De meest voorkomende bijwerking is een hypo: uw bloedglucose wordt té laag. Eigenlijk is een<br />

hypo geen bijwerking, maar een te sterke werking van de tablet. Deze sterke daling van de<br />

bloedglucose komt vooral de eerste weken voor.<br />

Als bij gebruik van deze tabletten een hypo ontstaat, gebeurt dit meestal geleidelijk, waardoor<br />

de hypo niet zo snel opvalt. Daardoor reageert u later, zodat de kans groter is dat u klachten<br />

krijgt (zoals een snellere hartslag, hartkloppingen, zweten, trillen, honger en bleekheid).<br />

Overigens is het wel zo dat hypo’s goed te behandelen zijn.<br />

Hypo’s komen vooral voor bij oudere mensen, mensen bij wie de lever of nieren niet goed<br />

werken en bij mensen die alcohol gebruiken. Een hypo kan ook ontstaan door lichamelijke<br />

inspanning, te weinig eten of door combinatie met bepaalde geneesmiddelen. Zo kunnen<br />

bètablokkers de verschijnselen van een hypo maskeren, zodat u niet op tijd merkt dat u een<br />

hypo hebt.<br />

Andere bijwerkingen<br />

Soms krijgen mensen last van maagdarmklachten zoals misselijkheid en diarree.<br />

Wazig zien. Dit gaat meestal na een paar weken over.<br />

Sulfonylureumderivaten kunnen leiden tot gewichtstoename.<br />

Ook kunt u een allergische huidreactie krijgen: de huid wordt rood, zwelt op, gaat jeuken en<br />

doet pijn.<br />

Als u alcohol drinkt kan het zijn dat u een ‘opvlieger’ krijgt: u wordt dan plotseling rood in het<br />

gezicht en erg warm. Sommige mensen die deze tabletten gebruiken kunnen hierdoor slecht<br />

tegen alcohol. Dit is echter zeldzaam.<br />

Thiazolidinedionen (TZD)<br />

Algemeen<br />

Thiazolidinedionen zorgen ervoor dat de lichaamscellen gevoeliger worden voor insuline.<br />

Overzicht<br />

pioglitazon (Actos)<br />

rosiglitazon (Avandia) – van de markt verdwenen<br />

Bijwerkingen<br />

Vochtophoping (oedeem)<br />

Gewichtstoename, meestal een paar kilo<br />

Wazig zien<br />

Leverproblemen (heel zelden)<br />

Bijzonderheden<br />

Thiazolidinedionen mogen niet gebruikt worden door mensen met hartfalen of<br />

leverproblemen. Rosiglitazon mag bovendien niet worden gebruikt bij acute hartproblemen<br />

(hartaanval, angina pectoris).<br />

Er is twijfel over de veiligheid van thiazolidinedionen op lange termijn (hartinfarct). Ook over<br />

de effectiviteit op lange termijn bestaat twijfel. De middelen worden daarom terughoudend


toegepast. (Bron: Farmacotherapeutisch Kompas, zie http://www.fk.cvz.nl.)<br />

ATP-afh. kaliumkanaalblokkers<br />

Algemeen<br />

ATP-afhankelijke kaliumkanaalblokkers zorgen ervoor dat de alvleesklier meer insuline gaat<br />

maken. Deze tabletten zijn nog vrij nieuw en hebben nauwelijks plaats in de behandeling van<br />

<strong>diabetes</strong>. Ze werken snel en kort. Repaglinide kan worden voorgeschreven bij een verstoorde<br />

nierfunctie.<br />

Gebruik<br />

U neemt de tabletten kort voor elke hoofdmaaltijd in.<br />

Overzicht<br />

repaglinide (Novonorm) Begin werking na ongeveer dertig minuten<br />

Werkingsduur: alleen gedurende de maaltijd<br />

Bijwerkingen<br />

De bijwerkingen komen grotendeels overeen met die van de sulfonylureumderivaten.<br />

Nieuwe middelen<br />

Sitagliptine<br />

Algemeen<br />

Sitagliptine verlaagt de hoeveelheid glucose in het bloed. Het zorgt ervoor dat de hoeveelheid<br />

insuline na een maaltijd beter op peil is en dat het lichaam minder glucose aanmaakt. Grote<br />

schommelingen in de hoeveelheid glucose in het bloed komen dan minder voor. Het behoort tot<br />

de zogenaamde DPP-4 remmers. Sitagliptine wordt toegediend als tablet.<br />

Overzicht<br />

sitagliptine (Januvia) Begin werking binnen enkele uren<br />

Werking is maximaal na 1 - 4 uur<br />

Werkingsduur 24 uur<br />

Bijwerkingen<br />

Hoofdpijn<br />

Hypo<br />

Maagdarmklachten, zoals verstopping.<br />

Duizeligheid.<br />

Verkoudheidsverschijnselen, zoals een zere keel, hoesten, verstopte neus of loopneus.<br />

Overgevoeligheid<br />

Exenatide<br />

Algemeen<br />

Exenatide verhoogt de hoeveelheid insuline die de alvleesklier in reactie op de inname voedsel<br />

afgeeft. Verder zorgt het ervoor dat de lever minder glucose afgeeft en dat glucose minder snel<br />

uit het voedsel wordt opgenomen. Het is een ‘incretinemimeticum’. Exenatide wordt toegediend<br />

als onderhuidse injectie.<br />

Overzicht<br />

exenatide (Byetta) Begin werking binnen enkele uren<br />

Werking is maximaal na 2 uur<br />

Bijwerkingen<br />

Hypo


Maagdarmklachten, zoals misselijkheid, braken en diarree.<br />

Verminderde eetlust<br />

hoofdpijn<br />

Duizeligheid.<br />

Overmatig zweten<br />

Vildagliptine<br />

Algemeen<br />

Het middel zorgt ervoor dat de alvleesklier meer insuline maakt. Het verlaagt ook de aanmaak<br />

van glucose in de lever. Het resultaat is dat de bloedglucose omlaag gaat. Het middel wordt<br />

toegediend als tablet. Vildagliptine behoort tot de zogenaamde DPP-4 remmers.<br />

Overzicht<br />

vildagliptine (Galvus<br />

Bijwerkingen<br />

Duizeligheid<br />

Misselijkheid<br />

Tremor<br />

Hoofdpijn<br />

Vermoeidheid<br />

Bijzonderheden<br />

Vildagliptine is ook verkrijgbaar in combinatie met metformine (Eucreas).<br />

Het middel mag niet worden gebruikt door mensen met matig of ernstig hartfalen. Overleg<br />

met uw arts.<br />

Omdat het middel leverproblemen kan veroorzaken, moet de leverfunctie worden<br />

gecontroleerd voor en tijdens het gebruik.<br />

12. Verhoogd cholesterol<br />

Samenvatting<br />

Cholesterol is een stof die het lichaam grotendeels zelf aanmaakt en gebruikt voor onder meer<br />

de bouw van de lichaamscellen. Door onze voeding - en soms door een erfelijke aandoening -<br />

kan het cholesterolgehalte te hoog worden. Dat leidt tot schade aan de bloedvaten, omdat<br />

cholesterol bijdraagt aan slagaderverkalking.<br />

Door gezonder te gaan leven zal het cholesterolgehalte afnemen: niet roken, afvallen, gezonder<br />

eten en meer bewegen.<br />

Aanvullend kunnen medicijnen helpen het cholesterolgehalte te verlagen. Bij de meeste<br />

mensen zijn ze effectief en worden ze goed verdragen.<br />

In het kort<br />

Uitleg<br />

Cholesterol behoort tot een groep van stoffen die ‘vetten’ (of lipiden) worden genoemd.<br />

Cholesterol wordt grotendeels door ons eigen lichaam aangemaakt, in mindere mate is het<br />

afkomstig uit onze voeding. Cholesterol wordt onder andere gebruikt voor de bouw van de<br />

cellen van ons lichaam, de vorming van geslachts- en bijnierschorshormonen, vitamine D en<br />

galzuren. Cholesterol is dus een stof die ons lichaam nodig heeft. Via het bloed wordt<br />

cholesterol naar alle delen van ons lichaam vervoerd.


Er is ‘goed’ en ‘slecht’ cholesterol. LDL-cholesterol is schadelijk: het hoopt zich op in en de<br />

bloedvatwand zodat deze nauwer en stugger wordt. HDL-cholesterol heeft juist een<br />

beschermende werking: het zorgt ervoor dat overtollig cholesterol wordt afgevoerd naar de<br />

lever waar het kan worden afgebroken.<br />

Triglyceriden<br />

Naast het LDL- en HDL-cholesterol speelt nog een andere vette stof een rol: de triglyceriden.<br />

Ook deze stof draagt bij aan slagaderverkalking. Vooral bij mensen met <strong>diabetes</strong> en<br />

overgewicht is het triglyceridengehalte verhoogd.<br />

De meting<br />

Het meten van het cholesterolgehalte gebeurt door bloedonderzoek in het laboratorium (soms<br />

eenvoudiger: door een vingerprik). U hoeft dus alleen een buisje bloed te laten afnemen. Als uw<br />

cholesterolgehalte te hoog blijkt te zijn, volgt altijd een tweede meting om zeker te zijn van de<br />

uitslag. Tussen de metingen zit minimaal een week.<br />

Streefwaarden<br />

Het cholesterolgehalte bestaat uit een aantal waarden:<br />

het gehalte aan LDL-cholesterol<br />

het gehalte aan HDL-cholesterol<br />

het totaal cholesterol: de optelsom van het LDL-en HDL-cholesterol<br />

de cholesterol-ratio: de verhouding tussen het totaal-cholesterol en het HDL-cholesterol<br />

de triglyceriden<br />

De aanpak van een verhoogd cholesterolgehalte hangt overigens niet alleen af van deze<br />

waarden, maar ook van andere risicofactoren, zoals roken, hoge bloeddruk en <strong>diabetes</strong>. De<br />

aanpak berust op uw risicoprofiel: het overzicht van alle risicofactoren waarmee de arts uw kans<br />

op (overlijden aan) een hart- of vaatziekte inschat.<br />

Wat zijn de oorzaken van een verhoogd cholesterol?<br />

Een verhoogd cholesterolgehalte gaat vaak samen met <strong>diabetes</strong> en overgewicht. Een verhoogde<br />

bloedglucose kan leiden tot een verhoogd cholesterol. Hetzelfde geldt voor overgewicht.<br />

Een erfelijke aanleg voor een verhoogd cholesterolgehalte<br />

Soms zijn de cholesterol- en de vetbalans in het bloed verstoord door een erfelijke aandoening.<br />

Dit heet familiaire hyperlipidemie. Een vorm hiervan is een erfelijk hoog cholesterolgehalte die<br />

familiaire hypercholesterolemie wordt genoemd. Bij 8 op de 1000 mensen komt een vorm van<br />

familiaire hyperlipidemie voor en dit kan al op jonge leeftijd tot hart- en vaatziekten leiden.<br />

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Stichting Bloedlink, een<br />

patiëntenorganisatie voor mensen met erfelijke hart- en vaataandoeningen (023 - 567 99 33,<br />

www.bloedlink.nl).<br />

Leefstijladviezen<br />

Gezond leven<br />

De leefstijladviezen komen neer op gezonder gaan leven. Het gaat dus om dingen als stoppen<br />

met roken, afvallen, minder alcohol drinken enzovoort.<br />

Afvallen<br />

Veel mensen eten meer dan hun lichaam nodig heeft. Hierdoor worden zij te dik. Overgewicht<br />

gaat vaak samen met een verhoogd cholesterolgehalte (en een te hoge bloeddruk). Mensen die<br />

overgewicht hebben krijgen daarom het advies: probeer af te vallen.


Minder verzadigd vet eten<br />

Onze voeding bevat verschillende soorten vet. Vooral ‘verzadigde’ vetten blijken het<br />

cholesterolgehalte te verhogen. Deze verzadigde vetten zitten in vet dat van dieren afkomstig<br />

is, zoals vet vlees en volle zuivel. Plantaardig voedsel bevat vaak meer ‘onverzadigde vetten’,<br />

zoals zonnebloem- of olijfolie. Deze zijn veel minder schadelijk. Heel kort gezegd: vloeibare<br />

vetten zijn beter dan harde vetten.<br />

Meer groente en fruit eten<br />

Veel mensen eten te weinig groente en fruit. Omdat hierin stoffen voorkomen die de schadelijke<br />

werking van cholesterol tegengaan, is het eten van fruit en groente juist goed voor mensen met<br />

een te hoog cholesterolgehalte.<br />

Minder alcohol drinken<br />

Over het verband tussen overmatig alcoholgebruik en het cholesterolgehalte bestaat nog veel<br />

discussie. Als richtlijn geldt: drink maximaal twee (vrouwen) of drie (mannen) alcoholische<br />

consumpties per dag. Drink bovendien minstens twee dagen in de week helemaal niet om<br />

gewennning te voorkomen.<br />

Als het u niet zelf lukt om uw gebruik van alcoholische dranken te beperken, is het aan te raden<br />

hulp te vragen. U kunt hiervoor terecht bij uw huisarts of specialist.<br />

Meer bewegen<br />

Veel mensen bewegen weinig. Ze doen hun werk zittend, nemen vaak de auto en doen niet aan<br />

sport. Het gevolg is dat ze vaak te zwaar zijn en een verhoogd cholesterolgehalte hebben. Meer<br />

bewegen is een goede manier om af te vallen en op een goed gewicht te blijven.<br />

Medicijnen<br />

Risicofactoren<br />

Of uw cholesterolgehalte met medicijnen wordt behandeld, hangt af van uw waarden,maar ook<br />

van andere risicofactoren, zoals roken, hoge bloeddruk en <strong>diabetes</strong>. Mensen met <strong>diabetes</strong><br />

krijgen bijvoorbeeld eerder medicijnen tegen een verhoogd cholesterol dan mensen zonder<br />

<strong>diabetes</strong>. Als u <strong>diabetes</strong> hebt, wordt uw cholesterolgehalte gecontroleerd bij de periodieke<br />

controles.<br />

Overzicht<br />

De medicijnen zijn aanvullend op de leefstijladviezen. Ze komen dus niet in plaats van deze<br />

adviezen.<br />

Er zijn vijf soorten medicijnen. De eerste groep, de statines, is de belangrijkste:<br />

cholesterolsyntheseremmers (statines)<br />

fibraten<br />

galzuurbindende harsen<br />

nicotinezuur(analoga)<br />

nieuwe medicijnen: ezetimib, omega-3-vetzuur<br />

Cholesterolsyntheseremmers (statines)<br />

De behandeling van een te hoog cholesterolgehalte start meestal met een statine. Statines remmen<br />

de aanmaak van cholesterol in de lever. Ze verlagen vooral het schadelijke LDL-cholesterol en<br />

verhogen daarbij ook enigszins het goede HDL-cholesterol. Van alle cholesterolverlagende<br />

medicijnen hebben de statines het grootste effect op het schadelijke LDL-cholesterol.


U gebruikt deze medicijnen drie maanden. Als uw cholesterolgehalte dan nog te hoog is, verhoogt<br />

de arts uw dosis. Eventueel kan de arts galzuurbindende harsen toevoegen om een nog<br />

sterkere cholesterolverlaging te bereiken.<br />

atorvastatine (Lipitor)<br />

fluvastatine (Canef, Lescol)<br />

pravastatine (Pravastatine, Selektine)<br />

rosuvastatine (Crestor)<br />

simvastatine (Simvastatine, Zocor)<br />

Bijwerkingen<br />

Statines hebben niet vaak bijwerkingen. Als er bijwerkingen zijn, zijn dit meestal<br />

maagdarmklachten (buikpijn, misselijkheid, obstipatie, winderigheid, zuurbranden) of<br />

vermoeidheid.<br />

Een heel enkele keer ontstaan problemen in de lever; dit zal blijken uit bloedonderzoek. Ook<br />

ontstaan soms problemen met de spieren: spierpijn, gewrichtspijn, spierzwakte en<br />

spierkramp. Meestal is dit onschuldig, maar het kan wijzen op een zeldzame, maar ernstige<br />

bijwerking (rhabdomyolyse). In dat geval kunt u ook last hebben van een algemeen gevoel van<br />

ziek-zijn, koorts, misselijkheid en braken. De spierpijn zit meestal in de kuiten of onderrug. Als u<br />

last krijgt van deze verschijnselen moet u meteen contact opnemen met de arts!<br />

Bijzonderheden<br />

Waarschijnlijk is het gebruik van statines door kinderen veilig. Behandeling van kinderen met<br />

statines gebeurt doorgaans in een academisch ziekenhuis, bij kinderen met een erfelijk hoog<br />

cholesterol.<br />

Fibraten<br />

Deze medicijnen verlagen het LDL-cholesterolgehalte niet zo sterk. Wel verhogen ze het HDLcholesterolgehalte<br />

en verlagen ze het triglyceridengehalte. Als een verhoogd cholesterolgehalte<br />

gepaard gaat met een te hoog gehalte aan triglyceriden, is het goed om te beginnen met een<br />

van de fibraten. Dit is vaak het geval bij mensen met <strong>diabetes</strong>.<br />

bezafibraat (Bezalip)<br />

ciprofibraat (Hyperlipen, Modalim)<br />

clofibraat (Clofibraat)<br />

gemfibrozol (Gemfibrozil, Lopid)<br />

Bijwerkingen<br />

Fibraten hebben niet vaak bijwerkingen. De belangrijkste bijwerkingen zijn maagdarmstoornissen<br />

(vol gevoel, misselijkheid, braken, diarree, zuurbranden). Deze verdwijnen vaak nadat de medicijnen<br />

een tijd zijn gebruikt.<br />

Bijzonderheden<br />

Fibraten kunnen de werking van medicijnen tegen de stolling beïnvloeden. De voorgeschreven<br />

hoeveelheid van deze medicijnen moet daarom vaak iets omlaag. Het kan nodig zijn vaker<br />

controles te laten doen bij de trombosedienst.<br />

De combinatie van fibraten met een statine geeft soms een verhoogde kans op spierafbraak.<br />

Als u deze combinatie gebruikt en u voelt spierpijn: neem snel contact op met uw arts.<br />

Galzuurbindende harsen<br />

Deze medicijnen worden bijna niet meer gebruikt. Soms is een combinatie met een statine<br />

nuttig, omdat hierdoor een sterker cholesterolverlagend effect kan ontstaan.


Veel mensen vinden het gebruik van deze medicijnen vervelend. U moet voor, tijdens of kort na<br />

elke maaltijd een poeder innemen. Dat zijn drie tot zes zakjes per dag. Het poeder smaakt niet<br />

erg lekker, al kunt u het bijvoorbeeld oplossen in sinaasappelsap.<br />

colestyramine (Questran)<br />

Bijwerkingen<br />

Deze medicijnen werken alleen in de darmen, dus niet in de bloedbaan. Daarom zijn ze erg<br />

veilig. De belangrijkste bijwerkingen zijn maagdarmstoornissen (vooral obstipatie, ook<br />

misselijkheid, braken, oprispingen, winderigheid, diarree).<br />

Bijzonderheden<br />

Galzuurbindende harsen kunnen in de darmen sommige andere geneesmiddelen binden,<br />

waardoor deze minder goed werken. Zorg daarom voor voldoende tijd tussen het innemen<br />

van de harsen en andere geneesmiddelen, het liefst een uur of vier.<br />

Galzuurbindende harsen kunnen het triglyceridengehalte verhogen. Ze zijn daarom niet<br />

geschikt voor mensen bij wie dit gehalte al hoog is, zoals bij mensen met <strong>diabetes</strong>.<br />

Nicotinezuur(analoga)<br />

Bij de behandeling van een verhoogd cholesterolgehalte worden bij mensen die geen <strong>diabetes</strong><br />

hebben ook wel eens de zogenaamde ‘nicotinezuuranalogen’ gebruikt. Omdat deze medicijnen<br />

de bloedglucose kunnen verstoren, worden ze ontraden aan mensen met <strong>diabetes</strong>.<br />

acipimox (Nedios, Olbetam)<br />

nicotinezuur (Niaspan)<br />

xantinolnicotinaat (Complamin)<br />

Bijwerkingen<br />

De meest hinderlijke bijwerkingen zijn hartkloppingen en blozen (‘flushes’), hoofdpijn en<br />

misselijkheid.<br />

Nieuwe medicijnen<br />

De laatste jaren zijn nieuwe medicijnen ontwikkeld. Het gaat om ezetimib en omega-3-vetzuur.<br />

Met beide middelen is nog niet zo veel ervaring opgedaan als met de andere medicijnen.<br />

ezetimib (Ezetrol), ezetimib/simvastatin (Inegy)<br />

Het middel ezetimibremt de opname van cholesterol via de darmwand. Het kan gebruikt worden<br />

in combinatie met een statine. Het medicijn heeft nog geen duidelijke plaats in de behandeling<br />

gekregen. Verwacht mag worden dat hierover in de komende jaren meer duidelijkheid ontstaat.<br />

Omdat ezetimib een nieuw medicijn is, is er nog niet zoveel over bekend. Het wordt in het<br />

algemeen goed verdragen. De meeste voorkomende bijwerkingen zijn hoofdpijn, vermoeidheid,<br />

buikpijn, constipatie, diarree, winderigheid en misselijkheid.<br />

Omega-3-vetzuur<br />

Omega-3-vetzuur is een bepaald soort visolie, die veel onverzadigd vet bevat. Vandaar dat de<br />

capsules zijn gevuld met een olieachtige vloeistof. Dit geneesmiddel draagt bij aan het<br />

voorkómen van hart- en vaatziekten en kan worden gebruikt als het eten van vette vis op<br />

bezwaren stuit. Het kan in combinatie met een statine worden gebruikt.<br />

Bijwerkingen kunnen zijn: maagdarmstoornissen, oprispingen met visgeur of vissmaak,<br />

misselijkheid, braken, diarree, verstopping.


13. Hoge bloeddruk<br />

Samenvatting<br />

Ongeveer de helft van de mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> heeft een te hoge bloeddruk. Hoge<br />

bloeddruk is net als <strong>diabetes</strong> een risicofactor voor harten vaataandoeningen.<br />

De bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de wand van de slagaderen.Hoe hoger deze<br />

druk is, hoe groter de kans op beschadiging van de slagader. Dat kan leiden tot hart- en<br />

vaatziekten, zoals een hartaanval of beroerte.<br />

Vaak neemt een hoge bloeddruk af door gezonder te gaan leven. Dat wil zeggen: niet roken,<br />

afvallen, gezond eten en meer bewegen. Sommige mensen zijn gevoelig voor zout. Bij hen is<br />

een zoutbeperkt dieet zinvol.<br />

Als de bloeddruk door een gezondere leefstijl niet (voldoende) daalt, gebruikt u aanvullend<br />

medicijnen. Deze zijn doorgaans effectief en hebben weinig bijwerkingen.<br />

Een enkele keer heeft hoge bloeddruk een bijzondere oorzaak, bijvoorbeeld een bepaalde<br />

ziekte of bepaalde medicijnen. Soms is het mogelijk deze oorzaak te behandelen, zodat de<br />

bloeddruk daalt.<br />

Hoge bloeddruk<br />

Diabetes gaat vaak samen met hoge bloeddruk<br />

Een verhoogde bloeddruk heeft doorgaans geen duidelijke oorzaak. Wel is het zo dat een<br />

hogere bloeddruk vaak samengaat met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> en overgewicht: ongeveer de helft van<br />

alle mensen bij wie <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> wordt ontdekt, heeft een verhoogde bloeddruk.<br />

Een verhoogde bloeddruk is een risicofactor<br />

Als uw bloeddruk verhoogd is, is dit een risicofactor: het maakt het risico groter dat u problemen<br />

krijgt met uw ogen, nieren, hart en bloedvaten. Daarom wordt aangeraden een verhoogde<br />

bloeddruk altijd te behandelen.<br />

“Ik ben loodgieter en ik dacht dat een beetje hoge bloeddruk juist wel goed is. Wordt de boel<br />

goed doorgespoeld, zeg maar. De arts vond het een grappig idee, maar legde daarna uit dat<br />

het onzin is...”<br />

Een verhoogde bloeddruk kan goed worden behandeld<br />

Gelukkig is dit vaak goed mogelijk. Het is gebleken dat het verlagen van een te hoge bloeddruk<br />

de kans op de late complicaties kleiner maakt.<br />

Hier wordt uitgelegd wat precies met ‘bloeddruk’ wordt bedoeld, wanneer deze te hoog is en<br />

hoe een te hoge bloeddruk kan worden verlaagd.<br />

In het kort<br />

Uitleg<br />

Bij bloeddruk gaat het om de druk die het bloed op de wanden van de slagaderen uitoefent. Deze<br />

druk wisselt voortdurend met de hartslag. Als het hart zich samenknijpt en bloed in de slagaderen<br />

pompt, neemt de druk toe. De hoogste druk wordt de bovendruk of ‘systolische bloeddruk’ genoemd.<br />

Als het hart zich ontspant neemt de druk af. De laagste druk wordt onderdruk of ‘diastolische<br />

bloeddruk’ genoemd.


De bloeddruk wordt daarom uitgedrukt in twee waarden: de hoogste en de laagste druk tijdens<br />

een hartslag. Uw bloeddruk is bijvoorbeeld 130/80 mm Hg. Dit betekent: uw bovendruk is 130<br />

mm Hg en uw onderdruk is 80 mm Hg. (De afkorting ‘nam Hg’ is een maat voor de druk: de<br />

druk die nodig is om een aantal millimeters (mm) kwik (Hg) omhoog te duwen.)<br />

De bloeddruk wisselt<br />

De bloeddruk wisselt sterk. Er zijn schommelingen per etmaal, maar ook schommelingen die te<br />

maken hebben met hoe u zich voelt. Als u erg nerveus bent, neemt de bloeddruk bijvoorbeeld toe.<br />

Eén bloeddrukmeting zegt daarom niet zo veel. Om een betrouwbare gemiddelde waarde te<br />

krijgen, moet uw bloeddruk een aantal keer worden gemeten, op verschillende tijdstippen.<br />

Wat wordt er precies bedoeld met een ‘verhoogde bloeddruk’?<br />

Hoe hoger de bloeddruk, hoe groter de schade aan de bloedvaten. Dit is een glijdende schaal:<br />

er is medisch gezien geen scherpe grens tussen een ‘veilige’ en een ‘onveilige’ bloeddruk. Of<br />

uw bloeddruk te hoog is, beoordeelt de arts aan de hand van uw risicoprofiel voor hart- en<br />

vaatziekten: de kans die u loopt aan een hart- of vaatziekte te overlijden. Daarbij gaat het niet<br />

alleen om de bloeddruk, maar om alle zaken die de kans op een hart- en vaatziekte groter<br />

maken, zoals <strong>diabetes</strong>, een te hoog cholesterol, roken, overgewicht enzovoort.<br />

Wat zijn de oorzaken van een verhoogde bloeddruk?<br />

In veel gevallen heeft een verhoogde bloeddruk te maken met een manier van leven: roken,<br />

overgewicht, te veel alcohol gebruiken, te weinig beweging enzovoort. Om deze reden wordt bij<br />

het aanpakken van een te hoge bloeddruk altijd gekeken naar uw leefstijl. Een heel enkele keer<br />

is een te hoge bloeddruk het gevolg van een andere aandoening.<br />

Leefstijladviezen<br />

Gezond leven<br />

Gezonder gaan leven ligt voor de hand als u uw bloeddruk wilt verlagen: een ongezonde leefstijl<br />

is immers een belangrijke reden dat uw bloeddruk te hoog is. Het gaat dus om dingen als<br />

stoppen met roken, afvallen, minder alcohol drinken enzovoort.<br />

overgewicht<br />

te veel zout eten<br />

ongezond eten<br />

te veel alcohol drinken<br />

roken<br />

te weinig bewegen<br />

te veel drop eten<br />

beter omgaan met stress<br />

Overgewicht<br />

Overgewicht kan tot een verhoogde bloeddruk leiden (en tot een te hoog cholesterolgehalte).<br />

Mensen die te zwaar zijn krijgen daarom het advies: probeer af te vallen. Dit kan door<br />

regelmatig en gevarieerd te gaan eten en meer te gaan bewegen.<br />

Te veel zout eten<br />

Om de bloeddruk te verlagen werd vroeger sterk zoutbeperkte voeding voorgeschreven. Zulke<br />

diëten blijken echter niet te werken, vooral omdat ze niet vol te houden zijn. Bovendien blijkt<br />

slechts een deel van de mensen gevoelig te zijn voor de invloed van zout op de bloeddruk.<br />

Toch is het de moeite waard om uit te proberen of u gevoelig bent voor zout. U kunt dit doen<br />

door een maand weinig zout te gebruiken. Als na afloop van deze maand uw bloeddruk is<br />

gedaald, is de kans groot dat uw bloeddruk inderdaad gevoelig is voor uw zoutgebruik.


Daarmee hebt u ook meteen een middel in handen om uw bloeddruk blijvend te verlagen:<br />

minder zout gebruiken.<br />

Als u wilt nagaan of uw zoutgebruik invloed hebt op uw bloeddruk, overleg dan met uw huisarts<br />

of specialist. Er moeten immers afspraken worden gemaakt over het regelmatig meten van uw<br />

bloeddruk.<br />

Ongezond eten<br />

Een verhoogde bloeddruk gaat vaak samen met een ongezonde voeding. Met ongezond wordt<br />

bedoeld dat bepaalde voedingsstoffen te weinig of juist te veel worden gebruikt. Bijvoorbeeld: u<br />

eet relatief weinig groente en fruit. Het advies is daarom: eet gevarieerd.<br />

Te veel alcohol drinken<br />

Met te veel wordt bedoeld: meer dan twee glazen alcohol per dag. Het maakt niet uit wat voor<br />

drankjes dit zijn. In een glas wijn zit dezelfde hoeveelheid alcohol als in een (borrel)glaasje<br />

jenever.<br />

Als het u niet zelf lukt om uw gebruik van alcoholische dranken tot maximaal twee per dag terug<br />

te brengen, is het sterk aan te raden hulp te vragen. U kunt hiervoor terecht bij uw huisarts of<br />

specialist.<br />

Roken<br />

Mensen die roken hebben meer kans op een hoge bloeddruk. Nicotine verhoogt de bloeddruk<br />

omdat het de bloedvaten zich samen laat knijpen. Als uw bloeddruk verhoogd is zal de arts<br />

daarom altijd het advies geven om met roken te stoppen.<br />

Te weinig bewegen<br />

Veel mensen bewegen te weinig. Ze doen zittend werk, nemen (bijna) altijd de auto, doen niet<br />

veel aan sport enzovoort. Ze hebben hierdoor een slechte conditie. Een slechte conditie heeft<br />

onder meer als gevolg dat de bloeddruk al bij kleine inspanningen oploopt: een eindje lopen,<br />

traplopen, dansen, een sprintje trekken voor de trein of bus enzovoort.<br />

Mensen met een verhoogde bloeddruk krijgen daarom altijd het advies: ga meer bewegen,<br />

zodat uw conditie verbetert. Dit betekent niet dat u fanatiek moet gaan sporten. Met dagelijks<br />

een half uur bewegen (wandelen, hardlopen of joggen, fietsen, zwemmen enzovoort) komt uw<br />

conditie al op een behoorlijk peil.<br />

Te veel drop eten<br />

Elke soort drop bevat glycyrrizine. Deze stof verhoogt de bloeddruk. Bovendien bevat veel drop<br />

veel zout, dat ook bloeddrukverhogend kan werken. Een paar dropjes per dag is geen<br />

probleem, maar overmatig dropgebruik kan tot een verhoogde bloeddruk leiden. Met overmatig<br />

dropgebruik wordt bedoeld: meer dan 100 g per dag.<br />

Beter omgaan met stress<br />

Stress betekent druk of spanning. Iedereen heeft met stress te maken, maar niet iedereen kan<br />

er goed mee omgaan. Omdat er aanwijzingen zijn dat langdurige stress onder andere leidt tot<br />

hoge bloeddruk, kan stress bijdragen aan het ontstaan van hart- en vaatziekten. Om de<br />

bloeddruk te verlagen kan het dus goed zijn beter met stress om te leren gaan. Dat betekent<br />

onder meer: geregeld ontspannen.


Medicijnen<br />

Risicoprofiel<br />

Of u medicijnen krijgt, hangt af van uw risicoprofiel. Mensen met <strong>diabetes</strong> of een hart- of<br />

vaatziekte krijgen altijd medicijnen. Deze zijn aanvullend op de leefstijladviezen. Ze komen dus<br />

niet in plaats van deze adviezen.<br />

Medicijnen tegen een verhoogde bloeddruk werken niet direct. Soms zijn de resultaten pas na<br />

zes weken meetbaar. Bovendien worden de medicijnen die bij u het beste werken, bijna nooit<br />

meteen gevonden: het is een kwestie van uitproberen. Het kan dus een tijd duren voordat u<br />

goed op de medicijnen bent ingesteld en de effecten duidelijk meetbaar worden.<br />

Er zijn vijf groepen medicijnen tegen hoge bloeddruk.<br />

diuretica<br />

bètablokkers<br />

ACE-remmers<br />

angiotensine-Il-antagonisten<br />

calciumantagonisten<br />

Combinatiepreparaten<br />

Geregeld worden combinatiepreparaten voorgeschreven: medicijnen die twee werkzame stoffen<br />

bevatten, zoals een diureticum en een ace-remmer. We noemen deze preparaten hieronder niet<br />

apart.<br />

Diuretica<br />

Diuretica worden ook wel ‘plaspillen’ genoemd. Ze zorgen ervoor dat u extra zout en vocht<br />

verliest. Hierdoor neemt de hoeveelheid vocht in uw lichaam af. Het gevolg is dat uw bloeddruk<br />

afneemt. U kunt zich dit voorstellen als een tuinslang waar minder water doorheen gaat: de<br />

slang staat dan minder onder spanning.<br />

bumetanide (Bumetanide, Burinex)<br />

chloortalidon (Chloortalidon, Hygroton)<br />

chloorthiazide (Chloorthiazide)<br />

eplerenon (Inspra)<br />

furosemide (Lasix, Furosemide, Lasiletten)<br />

hydrochloortiazide (Hydrochloorthiazide)<br />

indapamide (Fludex, Indapamide)<br />

spironolacton (Aldactone, Spironolacton)<br />

triamtereen (Dytac, Traimtereen)<br />

Bijwerkingen<br />

Duizeligheid, vooral bij het opstaan uit bed of uit een stoel. Dit gaat in het algemeen over als<br />

uw lichaam zich heeft ingesteld op de lagere bloeddruk (binnen enkele dagen tot weken). Als<br />

u zich duizelig voelt, sta dan niet te snel op uit bed of van een stoel. U kunt het best dan even<br />

liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen.<br />

Bj langdurig gebruik: tekort aan kalium. U merkt dit aan een droge mond, vermoeidheid,<br />

spierkramp of spierzwakte en zelden aan een onregelmatige hartslag. Mensen met hartfalen,<br />

levercirrose, nierziekten, bij diarree of braken of mensen die veel laxeermiddelen gebruiken<br />

hebben hier meer kans op. Uw arts zal daarom regelmatig de hoeveelheid kalium in uw bloed<br />

willen controleren. Als u diarree heeft of veel moet braken, neemt u dan contact op met uw arts.<br />

Sommige diuretica hebben meer invloed op de kaliumspiegel dan anderen. U kunt dit onder<br />

meer merken aan spierkrampen.


Bètablokkers<br />

Bètablokkers zorgen ervoor dat de hartslag wordt vertraagd. Uw hart pompt rustiger: minder<br />

snel en ook minder krachtig. Omdat uw hart minder krachtig pompt, daalt de bloeddruk.<br />

acebutolol (Acebutolol, Sectral)<br />

atenolol (Atenolol, Tenormin)<br />

betaxolol (Kerlon)<br />

bisoprolol (Bisoprolol, Emcor)<br />

carvedilol (Carvedilol, Eucardic)<br />

celiprolol (Celiprolol, Dilanorm)<br />

labetalol (Labetalol, Trandate)<br />

metoprolol (Lopresor, Metoprolol, Selokeen)<br />

nebivolol (Nebilet)<br />

oxprenolol (Oxprenolol, Trasicor)<br />

pindolol (Pindolol, Viskeen)<br />

propranolol (Propranolol)<br />

sotalol (Sotacor, Sotalol)<br />

Bijwerkingen<br />

De belangrijkste bijwerkingen zijn last van koude handen, voeten, duizeligheid, slaapstoornissen,<br />

vermoeidheid, maagdarmstoornissen (misselijkheid, overgeven, zuurbranden), een verminderd<br />

uithoudingsvermogen en seksuele problemen (minder zin in seks, geen stijve penis kunnen krijgen).<br />

Bijzonderheden<br />

Twee veelgebruikte bètablokkers zijn atenolol en metoprolol. Beide middelen verlagen de<br />

bloeddruk. Recent is ontdekt dat metoprolol ook een beschermende werking heeft. Metropolol<br />

vermindert het risico van overlijden, in het bijzonder het risico van aan en hart- en vaatziekte (zoals<br />

een hartinfarct of een beroerte) te overlijden. Atenolol heeft deze beschermende werking niet.<br />

Om deze reden geven artsen tegenwoordig de voorkeur aan metoprolol boven atenolol. Als u<br />

momenteel atenolol gebruikt tegen hoge bloeddruk, overleg dan met uw huisarts. (Bron: NHG-<br />

Patiëntenbrief Bètablokker? Voortaan metoprolol!)<br />

In sommige gevallen mogen bepaalde bètablokkers niet worden gebruikt.<br />

Als u bijkomende vaatproblemen hebt, zoals doorbloedingsproblemen in uw benen<br />

(‘etalagebenen’).<br />

Als u <strong>diabetes</strong> (suikerziekte) hebt en hiervoor insuline gebruikt (geldt alleen voor nietselectieve<br />

bètablokkers).<br />

Als u astma en/of COPD hebt (geldt alleen voor niet-selectieve bètablokkers: vraag aan uw<br />

arts of apotheker wat voor soort u gebruikt).<br />

ACE-remmers<br />

Deze medicijnen remmen een stof die ervoor zorgt dat de spiertjes rond de bloedvaten<br />

aanspant. De spanning van de spiertjes rond de bloedvaten wordt daardoor minder. Ook wordt<br />

via de urine meer zout uitgescheiden.<br />

ACE-remmers zijn bij de behandeling van hoge bloeddruk eerste keus voor mensen met<br />

<strong>diabetes</strong> bij wie (mogelijk) sprake is van nierproblemen. Bij andere mensen kunnen ACEremmers<br />

als extra middel worden toegevoegd, als een ander middel te weinig resultaat geeft;<br />

dit gebeurt vaak bij een diureticum.<br />

Overzicht ACE-remmers<br />

benazepril (Cibacen)<br />

captopril (Capoten, Captopril)


cilazapril (Vascase)<br />

enalapril (Enalapril, Renitec)<br />

fosinopril (Fosinopril, Newace)<br />

lisinopril (Lisinopril, Novatec, Zestril)<br />

perindopril (Coversyl)<br />

quinapril (Acupril, Quinapril)<br />

ramipril (Ramipril, Tritace)<br />

trandolapril (Gopten)<br />

zofenopril (Zofil)<br />

Belangrijkste bijwerkingen<br />

Vooral in het begin kan de bloeddruk te laag worden. U kunt dit merken door duizeligheid en<br />

zwakte. Bijvoorbeeld: als u snel opstaat kunt u duizelig worden. Dit kan worden voorkómen door<br />

met een lage dosis te starten en de hoeveelheid geleidelijk op te bouwen. Het helpt ook om het<br />

middel ‘s avonds in te nemen en rustig op te staan.<br />

Een bijwerking van ACE-remmers is (kriebel)hoest. Soms is deze zo vervelend, dat het middel<br />

niet meer kan worden gebruikt.<br />

Als een ACE-remmer wordt toegevoegd aan een diureticum, bestaat kans op een plotselinge te<br />

lage bloeddruk. Vaak heeft de arts hier al rekening mee gehouden en het diureticum eerst twee<br />

tot drie dagen gestopt, vóórdat met de ACE-remmer wordt gestart. Begin met een lage dosis,<br />

neem het middel de eerste dagen zittend in en sta niet snel op.<br />

Angiotensine-Il-antagonisten<br />

Zie bij de ACE-remmers.<br />

Overzicht angiotensine-Il-antagonisten<br />

candesartan (Atacand)<br />

eprosartan (Teveten)<br />

irbesartan (Aprovel)<br />

losartan (Cozaar)<br />

olmesartan (Olmetec)<br />

telmisartan (Kinzalmono, Micardis)<br />

valsartan (Diovan)<br />

Belangrijkste bijwerkingen<br />

De angiotensine-II-antagonisten hebben een werking die vergelijkbaar is met die van de<br />

ACE-remmers. Een voordeel is dat ze minder vaak prikkelhoest als bijwerking hebben, zoals<br />

deze bij ACE-remmers kan optreden.<br />

Als een angiotensine-II-antagonist wordt toegevoegd aan een diureticum, bestaat kans op<br />

een plotselinge lage bloeddruk. Vaak heeft de arts hier al rekening mee gehouden en het<br />

diureticum eerst twee tot drie dagen gestopt, vóórdat met de angiotensine-II-remmer wordt<br />

gestart. Neem het middel de eerste dagen zittend in en sta niet snel op.<br />

Calciumantagonisten<br />

Calciumantagonisten hebben een vaatverwijdende werking, zodat de bloeddruk daalt. Deze<br />

medicijnen zorgen er bovendien voor dat de kransslagaderen wijder worden (deze voorzien het<br />

hart zélf van bloed).<br />

Deze medicijnen zijn bij de behandeling van hoge bloeddruk geen eerste keus. Als de andere<br />

middelen te weinig resultaat hebben, kunnen ze soms als extra middel worden toegevoegd.


Overzicht calciumantagonisten<br />

amlodipine (Amlodipine, Norvasc)<br />

barnidipine (Cyress)<br />

diltiazem (Diltiazem, Surazem, Tildiem, Tiadil, Viazem)<br />

felodipine (Felodipinel, Plendil)<br />

isradipine (Lomir)<br />

lacidipine (Motens)<br />

lercanidipine (Lerdip)<br />

nicardipine (Cardene)<br />

nifedipine (Adalat, Nifedipine)<br />

nitrendipine (Baypress)<br />

verapamil (Geangin, Isoptin, Verapamil)<br />

Belangrijkste bijwerkingen<br />

De belangrijkste bijwerkingen zijn een te lage bloeddruk, obstipatie, hoofdpijn, oedeem in de<br />

benen (dikke benen) en blozen (flushing). Ook: reflextachycardie (hartkloppingen). Verder<br />

komende onderstaande bijwerkingen voor.<br />

Hoofdpijn, warmtegevoel, blozen, opgezwollen enkels en onderbenen, hartkloppingen. Deze<br />

bijwerkingen zijn het gevolg van het wijder worden van de bloedvaten. Ze verdwijnen meestal<br />

na enkele weken. Als u er hierna nog steeds last van heeft, moet u uw arts raadplegen.<br />

Duizeligheid, vooral bij opstaan uit bed of uit een stoel. Dit gaat in het algemeen over als uw<br />

lichaam zich heeft ingesteld op de lagere bloeddruk (binnen enkele dagen tot weken). Als u<br />

zich duizelig voelt, sta dan niet te snel op uit bed of van een stoel. U kunt dan het best even<br />

liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen.<br />

De volgende bijwerkingen komen zelden voor.<br />

Maagdarmklachten, zoals misselijkheid.<br />

Meer groei van tandvlees. Dit kan bij alle ‘calciumblokkers’ voorkomen. Voorkom<br />

tandvleesproblemen zo veel mogelijk door goed de tanden te poetsen en te flossen. Laat<br />

bovendien regelmatig de tandarts de tanden en het tandvlees controleren.<br />

Behandelen van de oorzaak<br />

Soms is er een behandelbare oorzaak<br />

In verreweg de meeste gevallen wordt geen duidelijke oorzaak voor de verhoogde bloeddruk<br />

gevonden. Er wordt dan gesproken over ‘essentiële hypertensie’. Bij 90 - 95% van de mensen<br />

met een verhoogde bloeddruk is dit het geval. In een enkel geval is er wel een duidelijke, soms<br />

onbehandelbare oorzaak.<br />

Zeldzame oorzaken<br />

Soms wordt een te hoge bloeddruk veroorzaakt door een ziekte, bijvoorbeeld van de nieren.<br />

Behandeling van de nierproblemen ( bijvoorbeeld door dialyse) kan dan nodig zijn. Ook<br />

andere aandoeningen kunnen hoge bloeddruk veroorzaken.<br />

Bepaalde medicijnen kunnen bloeddrukverhoging als bijwerking hebben. Ook de<br />

anticonceptiepil kan soms leiden tot een hogere bloeddruk: vrouwen die roken en de<br />

anticonceptiepil gebruiken hebben een grotere kans op een te hoge bloeddruk. Als uw hoge<br />

bloeddruk te maken heeft met het gebruik van medicijnen, zult u met de medisch specialist<br />

overleggen wat de beste oplossing is.<br />

In andere gevallen is er sprake van een aanleg voor hoge bloeddruk: het zit dan in de familie.<br />

Leeftijd, geslacht en ras spelen ook een rol. Hoge bloeddruk komt vaker voor bij oudere<br />

mensen, bij mannen en bij negers.<br />

Over deze onderwerpen wordt hier verder geen informatie gegeven.


14. Zelfcontrole<br />

Samenvatting<br />

Een belangrijk behandeldoel is het op een goed peil houden van uw bloedglucose. Om dit te<br />

kunnen doen is het nodig dat u regelmatig uw bloedglucose meet. Meten is immers weten.<br />

Door regelmatig uw bloedglucose te meten, kunt u controleren of de behandeling goed verloopt.<br />

Eventueel kunt u de behandeling aanpassen. Op die manier helpt het meten u om een zo<br />

normaal mogelijk leven te leiden.<br />

Zelfcontrole is op zichzelf niet zo moeilijk. Sommige mensen vinden het echter moeilijk om in<br />

gezelschap te testen.<br />

U meet volgens een schema dat u met de arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige hebt afgesproken. Dit<br />

schema verschilt per persoon. In bepaalde gevallen moet u extra testen, zoals bij een hypo.<br />

Een <strong>diabetes</strong>dagboek kan handig zijn om overzicht te houden op het verloop van de<br />

behandeling. In het dagboek noteert u de uitslagen van uw metingen, wanneer u medicijnen<br />

gebruikt, wanneer u eet en een aantal bijzonderheden, bijvoorbeeld dat u gesport hebt.<br />

Het testen zelf verloopt in een aantal stappen. U prikt bloed, brengt dit bloed aan op een<br />

teststrookje en leest het teststrookje af met de bloed-glucosemeter.<br />

Meten is weten<br />

Reguleren van de bloedglucose<br />

Een hoofddoel van de behandeling van <strong>diabetes</strong> is om uw bloedglucose zo normaal mogelijk te<br />

houden: niet te hoog en niet te laag. Om dit te bereiken past u onder meer uw voeding aan en<br />

gebruikt u medicijnen (insuline of tabletten). U doet dit voor een groot deel zelf. Anders gezegd:<br />

u ‘reguleert’ zelf uw bloedglucose.<br />

Bloedglucosetest: zelfcontrole<br />

Bij dit reguleren van uw bloedglucose hoort dat u zo nu en dan uw bloedglucose controleert. Dit<br />

heet zelfcontrole. U doet dit door uw bloedglucose te testen: de bloedglucosetest. Door te<br />

testen weet u precies hoe hoog uw bloedglucose is, en dus of de behandeling goed verloopt. Er<br />

wordt daarom wel gezegd: meten is weten.<br />

“Ik test mezelf overal, net waar ik op dat moment ben. Het kan me niets schelen of mensen<br />

het zien of niet. De meeste mensen reageren er trouwens heel goed op. Zeker als je het<br />

even uitlegt begrijpen ze het snel. Als ik met m’n hockeyploegje in de kleedkamer zit test ik<br />

ook altijd, voor en na de wedstrijd. Daar worden vaak grapjes over gemaakt. Zo, zeggen ze<br />

dan, is het weer tijd voor de dopingcontrole?”<br />

Doel<br />

Zelfcontrole<br />

U doet aan zelfcontrole om te weten hoe hoog uw bloedglucose is. Deze is niet altijd hetzelfde.<br />

Dit hoeft ook niet, want ook bij mensen zonder <strong>diabetes</strong> verandert de hoeveelheid glucose in<br />

het bloed. Het is een soort golfbeweging, met kleine pieken en dalen.<br />

De regel is: de pieken mogen niet te hoog zijn en de dalen niet te diep. De bloedglucose moet<br />

dus binnen bepaalde boven- en ondergrenzen blijven. De meting is bedoeld om dit te<br />

controleren.


Overigens lukt het niemand om de bloedglucose altijd op een goed peil te houden: af en toe<br />

een uitschieter hoort erbij.<br />

Zelfcontrole helpt om een zo normaal mogelijk leven te leiden<br />

Wanneer u door de arts bent ingesteld op een bepaald schema met voeding en medicijnen<br />

betekent dit dat de bloedglucose in het algemeen goed gereguleerd is. Maar: uw leven is niet<br />

elke dag precies hetzelfde. U gaat bijvoorbeeld een keer sporten, uit eten, op vakantie<br />

enzovoort. Al deze veranderingen hebben invloed op de bloedglucose. Ook komt het wel voor<br />

dat de bloedglucose zonder duidelijke oorzaak te hoog of te laag is.<br />

Daarom is het aan te raden dat u uw bloedglucose regelmatig controleert. U ontdekt dan soms<br />

dat uw bloedglucose te hoog of te laag is, bijvoorbeeld door een etentje of door sporten. Als dat zo<br />

is, dan kunt u uw behandeling meestal zelf aanpassen om de bloedglucose weer op het juiste peil te<br />

brengen. Voor mensen die tabletten gebruiken ligt dit wat anders dan voor mensen die insuline<br />

gebruiken. Zij moeten bij een hyper vooral veel water blijven drinken en veel bewegen.<br />

Door zelfregulatie kunt u voorkomen dat de bloedglucose echt uit de hand loopt, waardoor u<br />

ernstige klachten zou kunnen krijgen. Omdat u door het testen de bloedglucose in de gaten<br />

houdt kunt u rustig uit eten gaan, een avondje gaan dansen enzovoort. Zelfcontrole helpt dus<br />

om een zo normaal mogelijk leven te kunnen leiden.<br />

Zelfcontrole: uitleg<br />

Wanneer is de bloedglucose goed geregeld?<br />

U streeft ernaar de bloedglucose binnen bepaalde grenzen te houden. Het Nederlands<br />

Huisartsen Genootschap hanteert de volgende streefwaarden:<br />

Nuchter gemeten bloedglucose: 4 - 7 mmol/l<br />

Bloedglucose 2 uur na de maaltijd: < 9 mmol/l<br />

De afkorting ‘mmol/l’ staat voor ‘millimol per liter’. Dit is een bepaalde maat, net zoals<br />

‘centimeter’ of ‘kilo’. Millimol geeft de hoeveelheid van een stof aan. Bij de bloedglucose wordt<br />

de hoeveelheid glucose per liter bloed getest. Vandaar: millimol per liter.<br />

Als een vrouw zwanger probeert te worden of zwanger is, gelden andere waarden:<br />

vóór de maaltijd mag de bloedglucosewaarde maximaal 5,4 mmol/l zijn<br />

2 uur ná de maaltijd mag de bloedglucosewaarde maximaal 6,7 mmol/l zijn<br />

Voelt u hoe hoog de bloedglucose is?<br />

Heel veel mensen voelen goed of de bloedglucose te hoog of te laag is. Vaak is dit gevoel al<br />

voldoende om te weten dat ze bijvoorbeeld iets extra’s moeten eten.<br />

Tegelijk is het zo dat u gemakkelijk kunt wennen aan een te hoge waarde. Na een tijdje merkt u<br />

dan niet meer dat de bloedglucose te hoog is. Daarom wordt aangeraden om niet alleen op uw<br />

gevoel af te gaan, maar om regelmatig te testen, waardoor u echt weet hoe het met uw<br />

bloedglucose gesteld is.<br />

Hoe meet u de bloedglucose?<br />

Kort gezegd komt de bloedglucosetest op het volgende neer:<br />

u wast uw handen en prikt in uw vinger, zodat er een druppeltje bloed zichtbaar wordt<br />

met een bloedglucosemeter meet u hierin vervolgens de bloedglucose<br />

de uitslag is uw bloedglucose van dat moment


In de praktijk is de test vrij eenvoudig. U kunt hem daarom overal doen: thuis, als u uit bent, op<br />

het werk, op vakantie enzovoort.<br />

Testen kan moeilijk zijn<br />

Hoewel de test op zich niet zo moeilijk is, hebben veel mensen met <strong>diabetes</strong> - vooral in het begin -<br />

toch moeite om hun bloedglucose te testen. Ze vinden bijvoorbeeld het prikken vervelend of zijn nog<br />

niet zo handig met de bloedglucosemeter. Sommige mensen vinden het testen in het begin ook eng.<br />

Na verloop van tijd blijkt dat dit voor bijna iedereen went. Het testen wordt een gewoonte, iets<br />

wat u doet zonder er nog echt bij stil te staan.<br />

U meet niet voor niets!<br />

Wel kan het moeilijk blijven om de bloedglucosemeting uit te voeren wanneer er anderen bij<br />

zijn. Bijvoorbeeld: bij familie of kennissen, tijdens uitstapjes of op uw werk.<br />

Maar u meet niet voor niets. De metingen helpen u uw bloedglucose zo goed mogelijk te<br />

reguleren, dus om zo gezond mogelijk te blijven. Probeer daarom altijd op de normale tijden de<br />

meting te doen, ook als er anderen bij zijn. Het kan helpen als u even uitlegt waarom u de<br />

meting doet. De meeste mensen zullen het dan wel begrijpen.<br />

“Soms heb ik er nog wel moeite mee om in gezelschap te testen. Het hangt er een beetje van<br />

af wie het zijn, of gewoon hoe ik in m’n vel zit. Als ik een beetje rottige dag heb voel ik me al<br />

snel bekeken, alsof ik een junkie ben... Onzin natuurlijk, maar goed. Maar ik maak er geen<br />

punt meer van als ik me zo voel. Vroeger probeerde ik me groot te houden en de test toch in<br />

gezelschap te doen, maar dat doe ik niet meer. Slechte dagen horen er gewoon bij, die heeft<br />

iedereen wel eens. Dus als ik me niet echt prettig voel trek ik me gewoon even terug, en ga<br />

mezelf niet dwingen om toch te testen met anderen in de buurt. Maar een test overslaan, dát<br />

doe ik niet!”<br />

Vergoeding van teststrips<br />

Sommige mensen met <strong>diabetes</strong> <strong>type</strong> 2 hebben om nog een andere reden moeite met<br />

zelfcontroles. Tot voor kort was er namelijk geen vergoeding voor zelfcontrolematerialen voor<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> <strong>type</strong> 2 die geen insuline gebruiken of die niet binnen afzienbare tijd<br />

moeten overstappen van tabletten op insuline. Hier is echter verandering in gekomen. De<br />

Diabetesvereniging Nederland (DVN) heeft namelijk een contract afgesloten met een aantal<br />

zorgverzekeraars waarin afspraken zijn gemaakt over de vergoeding van <strong>diabetes</strong>zorg, waaronder<br />

de vergoeding van teststrips. Kijk op de website van de DVN voor meer informatie:<br />

www.dvn.nl.<br />

Testen<br />

Wanneer de behandeling begint<br />

In het begin van de behandeling wordt er vaak getest. Uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige<br />

adviseert u op welke momenten u het best kunt testen. Dit hangt af van de tabletten of insuline<br />

die u gebruikt. Mensen die tabletten gebruiken testen dan meestal twee keer per dag, mensen<br />

die insuline gebruiken vaak acht keer. Samen geven deze metingen aan hoe de bloedglucose<br />

over de dag schommelt. Dit wordt een dagcurve genoemd. Dit is nodig om een goed<br />

behandelschema voor u te maken. Het behandelschema zegt hoe laat u moet eten en hoe vaak<br />

u tabletten of insuline moet gebruiken.<br />

De beoordeling van deze metingen gebeurt meestal in de polikliniek van een ziekenhuis, maar ook<br />

steeds vaker in de huisartsenpraktijk. U krijgt dan hulp van de arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige<br />

waarna het behandelschema opgesteld wordt.


Ook de eerste tijd daarna zult u in overleg met uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige vrij vaak<br />

blijven testen. Hierdoor krijgt u het testen onder de knie. Bovendien leert u dan welke<br />

omstandigheden invloed hebben op de bloedglucose en hoe u hiermee om kunt gaan.<br />

Wanneer de behandeling goed is ingesteld<br />

Na enige tijd hebt u een goed behandelschema. Als u regelmatig leeft zal de bloedglucose<br />

meestal normaal blijven. Sommige mensen hoeven daarom niet meer iedere dag te testen.<br />

Mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> blijven wel iedere dag hun bloedglucose testen, zodat zij de<br />

hoeveelheid insuline kunnen aanpassen als dat nodig is.<br />

Er is geen vast recept voor de testen. Hoe vaak u zult testen hangt af van uw persoonlijke<br />

omstandigheden en klachten. Ook hangt het van u zelf af. Bijvoorbeeld: als u zich onzeker voelt<br />

kunt u wat vaker testen, als u zich juist wel zeker voelt wat minder vaak. Wel geldt: u kunt nooit<br />

helemaal stoppen met testen! Hier worden wat voorbeelden gegeven van hoe vaak en wanneer<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> testen. Overleg met uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige wat voor u het<br />

beste is.<br />

Voorbeeld: mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong><br />

iedere dag nuchter en voor het naar bed gaan, of<br />

één dag per week vlak vóór elke maaltijd, of<br />

één dag per week ongeveer een uur na elke maaltijd, of<br />

één keer per maand een dagcurve (dus zeven of acht keer op één dag, steeds op andere<br />

dagen van de week)<br />

Wanneer u een insulinepomp gebruikt moet u zichzelf veel vaker controleren.<br />

Voorbeeld: mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong><br />

Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> die tabletten gebruiken, hoeven minder vaak te testen. Voor<br />

mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> is vooral de nuchtere bloedglucose van belang. Dat wil zeggen,<br />

de bloedglucose als u net bent opgestaan en nog niets hebt gegeten of gedronken. Deze<br />

kunt u één keer per week testen.<br />

Ook de waarde na een maaltijd is van belang: het beste is als de waarde tussen de 4 en 7<br />

mmol/l en 2 uur na de maaltijd minder dan 9 mmol/l is. Ook deze waarde kunt u één keer per<br />

week en na een bijzondere maaltijd testen. Verder wordt aangeraden één keer per maand<br />

een dagcurve te maken.<br />

Wanneer u <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebt en insuline gebruikt, zult u soms vaker moeten testen. Dit is<br />

afhankelijk van het soort insuline dat u gebruikt.<br />

Wanneer moet u extra testen?<br />

Wanneer u test zoals hier is omschreven, is dit onder normale omstandigheden voldoende. In<br />

bepaalde situaties is het nodig om vaker te testen.<br />

Als u een hypo hebt of denkt een hypo te krijgen<br />

Een hypo is een veel te lage bloedglucose, waarbij u klachten krijgt. Als u zeker weet dat u een hypo<br />

hebt moet u meteen iets gaan eten. Als u twijfelt kunt u testen: u weet dan snel waar u aan toe bent.<br />

Als u een hyper hebt of denkt een hyper te krijgen<br />

Een hyper is een te hoge bloedglucose, waarbij u klachten krijgt. Bij een hyper moet u altijd<br />

meteen testen. Doe dit ook als u niet helemaal zeker weet of het wel om een hyper gaat: de test<br />

zal laten zien of u inderdaad een hyper hebt.<br />

Bij sport en beweging<br />

Lichamelijke inspanning heeft invloed op de bloedglucose, vaak nog uren ná de inspanning. Het<br />

kan dan nodig zijn extra te testen.


Als u ziek bent<br />

Door een (infectie)ziekte kan de bloedglucose stijgen. Dit kan leiden tot ontregelingen: een<br />

keto-acidose of een non-ketotisch coma. Test in dit geval meteen uw bloedglucose. Dit is vooral<br />

van belang voor mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>.<br />

Bij langdurig reizen<br />

In het buitenland zijn de omstandigheden vaak anders, zoals het eten, maar ook het klimaat.<br />

Deze zaken hebben invloed op uw bloedglucose, dus dan is het nodig vaker te testen.<br />

“Ik heb een nichtje, een meisje van vier. Die was een keer op bezoek en zag me testen.<br />

Omdat het de eerste keer was dat ik dat deed terwijl zij er was, lette ik op of ze er niet van<br />

schrok. Maar ze vond het juist prachtig. Ze kroop onmiddellijk bij me op schoot om het zo<br />

goed mogelijk te zien. Natuurlijk wilde ze toen zelf ook ‘getest’ worden, dus we hebben net<br />

gedaan alsof we haar prikten en haar bloed controleerden. Haar bloedglucose was natuurlijk<br />

prima. Of zoals ze het zelf trots zei: mijn bloedkoos is goed...”<br />

Sommige mensen moeten vaker testen<br />

Sommige mensen met <strong>diabetes</strong> testen wat vaker dan anderen.<br />

Zwangere vrouwen<br />

Vrouwen die zwanger proberen te worden of zwanger zijn zullen wat vaker testen. Dit komt<br />

omdat hun bloedglucose binnen nauwere grenzen moet blijven dan normaal. Vóór de maaltijd<br />

mag de bloedglucosewaarde maximaal 5,4 mmol/l zijn, 2 uur ná de maaltijd mag de<br />

bloedglucosewaarde maximaal 6,7 mmol/l zijn. Meestal worden elke week één of meerdere<br />

dagcurves gemaakt.<br />

Mensen die onzeker zijn<br />

Sommige mensen zijn onzeker over hun bloedglucose. Dit is vaak in het begin het geval, maar<br />

het kan ook zijn dat iemand altijd wat onzekerder blijft dan anderen. In zo’n geval kan het<br />

helpen om vaker te testen: ze weten dan steeds precies hoe het met hun bloedglucose is.<br />

Mensen die regelmatige hypo’s hebben<br />

Sommige mensen met <strong>diabetes</strong> hebben geregeld een hypo. Door langere tijd veel te testen lukt<br />

het soms om hier de oorzaak van te vinden. Daarna kan worden geprobeerd de behandeling<br />

aan te passen, zodat de hypo’s voorkómen worden.<br />

Mensen die onregelmatig leven<br />

Sommige mensen leven niet regelmatig. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken zijn, zoals<br />

ploegendienst of gewoon omdat iemand het prettig vindt dat elke dag weer anders is. Omdat<br />

elke dag anders is, zal ook de bloedglucose steeds anders zijn. Bijvoorbeeld: door een<br />

ploegendienst eet iemand op steeds wisselende tijden.<br />

Door vaak dagcurves te maken leren deze mensen welke omstandigheden precies invloed<br />

hebben op hun bloedglucose, en hoe ze hier het beste mee kunnen omgaan. Vaak duurt het<br />

even voordat ze dit goed in de vingers krijgen. Als dit eenmaal is gelukt, kunnen ze minder vaak<br />

gaan testen.<br />

Mensen met moeilijk in te stellen <strong>diabetes</strong><br />

Bij sommige mensen zijn er erg veel schommelingen van de bloedglucose. Hierdoor kan het<br />

lang duren voordat zo iemand goed is ingesteld. Meestal moeten deze mensen lange tijd<br />

dagelijks een dagcurve maken en regelmatig naar de arts voordat zij goed zijn ingesteld.


Diabetesdagboek<br />

Doel van het dagboek<br />

Het wordt aangeraden om een dagboek bij te houden met de uitslagen van de tests. Door elke<br />

keer de uitslag op te schrijven, kunt u nooit vergeten wat de waarde was. Bovendien krijgt u een<br />

overzicht over een langere periode. U kunt dan zien of uw bloedglucose goed gereguleerd is.<br />

Als blijkt dat er geregeld een uitschieter is kunt u proberen hier iets aan te doen.<br />

U kunt een speciaal dagboek gebruiken dat een aantal fabrikanten van bloed-glucosemeters en<br />

dergelijke gratis ter beschikking stelt, maar ook zelf een lijstje maken of de waarden opschrijven<br />

in een gewone of digitale agenda. Er zijn computerprogramma’s met een digitale agenda waarin<br />

u uw waarden kunt invoeren.<br />

Wat schrijft u in het dagboek?<br />

Schrijf in dit dagboek de volgende zaken op:<br />

de datum en het moment van de test (en bijvoorbeeld nuchter) en de uitslag<br />

hoeveel en wanneer insuline of tabletten gebruikt zijn<br />

hoe laat u gegeten hebt<br />

Noteer ook bijzonderheden, bijvoorbeeld:<br />

of u weinig of veel hebt bewogen<br />

als u meer of minder gegeten hebt dan normaal<br />

als u op een andere tijd hebt gegeten<br />

als u erg gespannen was<br />

als u ziek was, bijvoorbeeld een griepje<br />

als u per ongeluk te vroeg of te laat insuline of uw tabletten hebt gebruikt (en hoe laat dit dan was)<br />

In een (digitaal) dagboek is het vaak mogelijk om de verschillende uitslagen in een grafiek te<br />

zetten. Dit wordt de dagcurve genoemd. Zo krijgt u de schommelingen in de bloedglucose heel<br />

duidelijk te zien. U ziet meteen of u niet boven of onder de grenzen bent gekomen. Ook kunt u<br />

afleiden wat de oorzaak van de schommelingen was. Misschien bent u uit eten geweest of hebt<br />

u zich flink ingespannen. Een volgende keer kunt u hier dan rekening mee houden en eventueel<br />

de behandeling tijdig aanpassen.<br />

Neem het dagboek altijd mee naar de arts<br />

Neem het dagboek (of de computeruitdraai) mee naar uw arts of <strong>diabetes</strong>-verpleegkundige. Zij<br />

kunnen dan zien of de behandeling aanslaat of dat deze aangepast moet worden.<br />

“In het begin van m’n <strong>diabetes</strong> zei de arts dat ik een dagboek bij moest houden. Ik had toen<br />

wel wat anders aan mijn hoofd en vond het eigenlijk onzin... Totdat ik op controle moest<br />

komen. Ik kon me weinig meer herinneren van de dagen dat ik me goed of niet goed voelde,<br />

wanneer ik gesport had, wanneer ik ziek was geweest enzovoort. Na die afspraak ben ik<br />

meteen naar een boekwinkel gegaan om een schrift te kopen, nu schrijf ik dat soort dingen<br />

wel op en dat werkt heel wat beter. Ik heb nu tenminste weer controle over m’n <strong>diabetes</strong> en<br />

daarvóór eigenlijk niet.”<br />

Glyc-Hb test<br />

Bij de controle door de arts kan een zogenaamde glyc-Hb test worden gedaan. Deze test wijst<br />

uit of de bloedglucose de afgelopen periode weken goed is gereguleerd.<br />

Glucose bindt zich aan een stof in het bloed, hemoglobine. Deze binding heet glycolysering.<br />

Deze geglycolyseerde hemoglobine bevat een stof, glyc-Hb, die lang in het bloed blijft zitten.<br />

Met de glyc-Hb test kan onderzocht worden hoe de bloedglucose de afgelopen zes tot acht


weken is geweest. Deze test wordt regelmatig gedaan bij mensen met <strong>diabetes</strong>; één tot drie<br />

keer per jaar.<br />

Extra handigheidje: de Diabetespas<br />

Naast het dagboek kunt u ook de Diabetespas gebruiken. Deze is gemaakt door de Nederlandse<br />

Diabetes Federatie en gratis te verkrijgen bij de apotheek. In de Diabetespas worden onder meer<br />

medische problemen, geneesmiddelengebruik, streefdoelen (op het vlak van gewicht, bloeddruk<br />

enzovoort) en noodzakelijke onderzoeken genoteerd. Dit geeft zorgverleners direct een goed<br />

overzicht van uw medische situatie en de behandeling(en) die u volgt.<br />

Zelfcontrole: praktijk<br />

Zelfcontrole: vroeger en nu<br />

Vroeger werd de bloedglucose meestal getest door een druppeltje bloed aan te brengen op een<br />

teststrookje. Hierdoor verkleurde het strookje. Door deze kleur te vergelijken met de kleuren op<br />

een kleurenschema, kon bepaald worden hoe hoog de bloedglucose was.<br />

Tegenwoordig worden de teststrookjes niet meer vergeleken met een kleurenschema, maar<br />

afgelezen door een apparaatje, de bloedglucosemeter. Deze test is nauwkeuriger en makkelijker.<br />

Het testen bestaat nu dus meestal uit vier stappen:<br />

handen wassen<br />

bloed prikken<br />

de druppel bloed aanbrengen op het teststrookje<br />

het strookje laten aflezen door de bloedglucosemeter<br />

Bloed prikken<br />

Was voordat u prikt uw handen. De makkelijkste plek om te prikken is in een vingertop, aan de<br />

zijkanten. Het prikken gebeurt meestal met een bloedprikker. In dit apparaatje wordt een klein<br />

naaldje (lancet) gedaan dat met een veertje wordt gespannen. Door de prikker op de vinger te<br />

zetten en de veer te ontspannen, schiet het lancetje in de vingertop.<br />

Het prikken is op zichzelf niet moeilijk en het doet ook niet echt pijn. Toch hebben veel mensen<br />

er in het begin wel wat moeite mee: we zijn nu eenmaal niet gewend onszelf te prikken. Ook zijn<br />

er wel mensen die niet zo goed tegen het zien van bloed kunnen.<br />

Het blijkt dat het prikken na verloop van tijd went. Voor de meeste mensen<br />

met <strong>diabetes</strong> wordt het na een tijdje een gewoonte, routine.<br />

Door aan de zijkant van een vingertop te prikken komt er een druppeltje bloed uit de<br />

zogenaamde haarvaten. Dit zijn de kleinste bloedvaatjes die we in ons lichaam hebben. De<br />

haarvaatjes in de vingertop liggen vlak onder de huid. Het naaldje waarmee u prikt is dus heel<br />

kort. Het bloed uit deze haarvaatjes is het meest geschikt voor de test.<br />

Vergoeding<br />

De kosten van de prikpen, de lancetten en de teststrips worden door veel zorg-verzekeraars volledig<br />

vergoed. Hiervoor gelden wel bepaalde voorwaarden. Informeer bij uw zorgverzekeraar.<br />

“Het meest lastige van mijn <strong>diabetes</strong> vind ik, dat je er eigenlijk altijd rekening mee moet<br />

houden. Dat is ook bij het prikken zo. Ik speel bijvoorbeeld gitaar. Omdat ik kleine handen<br />

heb gebruik ik bij het spelen vaak de buitenkant van de vingers van mijn linkerhand, omdat ik<br />

die nogal moet strekken. Daar prik ik dus nooit, want dat irriteert teveel bij het spelen...”


De druppel bloed aanbrengen op het teststrookje<br />

De druppel bloed wordt op een teststrookje aangebracht. De meter bepaalt dan de waarde van<br />

de bloedglucose.<br />

De teststrookjes zijn beperkt houdbaar en moeten op een bepaalde manier bewaard worden.<br />

De houdbaarheidsdatum staat op de verpakking. Hoe de strookjes bewaard moeten worden<br />

staat in de gebruiksaanwijzing.<br />

Vergoeding<br />

De kosten van de teststrookjes worden vergoed. Het aantal teststrookjes dat vergoed wordt is<br />

afhankelijk van uw behandeling.<br />

Chemisch afval<br />

Lancetten mogen niet zomaar worden weggegooid. U kunt ze verzamelen in een door de<br />

fabrikant bijgeleverd containertje, dat u bij de apotheek kunt inleveren.<br />

Teststrookjes behoren tot ‘klein chemisch afval’. In verschillende gemeenten gelden<br />

verschillende regels voor dit afval: informeer bij uw eigen gemeente.<br />

Het strookje laten aflezen door de bloedglucosemeter<br />

Een bloedglucosemeter is een elektronisch apparaatje. Dit apparaatje leest het teststrookje van<br />

de bloedtest af. De waarde van de bloedglucose verschijnt dan in cijfers, vaak tot één cijfer<br />

achter de komma, op een afleesvenster (display).<br />

De apparaten werken nauwkeuriger dan de teststrookjes die met een kleurenschaal werden<br />

vergeleken. Ook voor mensen die moeilijk kleuren kunnen onderscheiden of slecht zien is de<br />

meter handig.<br />

Verschillende soorten<br />

Bloedglucosemeters zijn er in verschillende soorten. Er is bijvoorbeeld een meter met een<br />

zogenaamde spraakchip: deze ‘vertelt’ de uitkomst. De meeste meters hebben een geheugen<br />

waarin de datum en uitslag van de test worden opgeslagen. De grootte van dit geheugen<br />

verschilt; sommige meters kunnen tien uitslagen onthouden, andere meer dan tweehonderd. De<br />

meeste meters zijn met een kabeltje aan te sluiten op een computer, waardoor de gegevens<br />

kunnen worden opgeslagen en uitgeprint.<br />

De meters worden in een setje geleverd met onder meer teststrookjes, een prikpen met<br />

lancetten, batterijen, controlevloeistof en een gebruiksaanwijzing.<br />

Een elektronische bloedglucosemeter moet minstens eenmaal per week geijkt worden. Dit wil<br />

zeggen, er moet gecontroleerd worden of de meter nog wel de juiste uitslagen geeft. Dit ijken<br />

gebeurt door de test uit te voeren met een controlevloeistof of met speciale strips. In de<br />

gebruiksaanwijzing staat hoe vaak dit moet gebeuren en hoe u dit kunt doen. U kunt uw<br />

bloedglucosemeter daarnaast meenemen naar uw jaarlijkse controle.<br />

Soms is de uitkomst niet betrouwbaar<br />

Hoewel de meter nauwkeurig is, hoeven de uitkomsten niet altijd even betrouwbaar te zijn. Dit<br />

kan volgende oorzaken hebben:<br />

U hebt te weinig bloed aangebracht op de teststrook<br />

Het teststrookje is beschadigd of verlopen<br />

De meter vertoont gebreken of de batterijen raken leeg<br />

Als de bloedglucose veel te laag of te hoog is, is de uitslag soms onnauwkeurig<br />

De gebruiksaanwijzing is niet goed opgevolgd


De meter is niet goed geijkt<br />

U gebruikt bepaalde medicijnen die de strips beïnvloeden<br />

De keuze van een bloedglucosemeter<br />

Om te bepalen welke soort meter voor u het meest geschikt is, kunt u zich de volgende vragen<br />

stellen:<br />

Heeft de meter een groot of klein afleesvenster (display)? Zijn de cijfers gemakkelijk te<br />

lezen?<br />

Is de meter gemakkelijk te bedienen? Sommige meters zijn niet zo geschikt voor mensen die<br />

beven of trillen.<br />

Lukt het u gemakkelijk een druppel bloed te krijgen? Voor sommige meters is een grotere<br />

bloeddruppel nodig dan voor andere.<br />

Wilt u de uitslag snel weten? Sommige meters geven al na twee seconden een uitslag,<br />

andere doen er wat langer over.<br />

Hoeveel handelingen moeten er worden verricht? Hoe meer handelingen, hoe meer kans op<br />

fouten.<br />

Heeft de meter wel of geen geheugen?<br />

Hoe groot is de meter? Is het apparaat makkelijk mee te nemen?<br />

Welke batterijen gebruikt de meter? Gaan deze lang mee, zijn ze overal te kopen?<br />

Wat kost de meter en wat zijn de garantiebepalingen?<br />

Krijgt u service?<br />

Keurmerk<br />

Iedere draagbare bloedglucosemeter dient sinds 7 december 2003 op grond van Europese<br />

richtlijnen een CE-keurmerkte hebben. Dit betekent dat iedere bloedglucosemeter die verkocht<br />

wordt, moet voldoen aan wettelijk bepaalde kwaliteitseisen. Als er onder het keurmerk ook een<br />

nummer staat, betekent dit dat het apparaat niet alleen door de leverancier, maar ook door een<br />

onafhankelijke, speciaal aangestelde instantie is getest en goedgekeurd.<br />

Op dit moment woedt er een discussie of sommige meters met het CE-keurmerk wel aan de<br />

eisen voldoen. Er zijn daarnaast een aantal bloedglucosemeters zonder keurmerk in de handel<br />

die niet naar behoren functioneren. Vraag daarom altijd uw arts, <strong>diabetes</strong>verpleegkundige of<br />

apotheker welke bloedglucosemeter u het beste kunt gebruiken.<br />

Vergoeding<br />

Niet iedereen komt in aanmerking voor de vergoeding van een bloedglucose-meter. Daarnaast<br />

worden ook niet alle bloedglucosemeters vergoed. Informeer bij uw zorgverzekeraar.<br />

“Ik kan mijn meter op de computer aansluiten. Je zet de gegevens dan over op de computer,<br />

waardoor je ze kunt bewerken. Ik maak er altijd mooie grafieken van en die neem ik mee als<br />

ik voor een controle naar de arts ga. Die vindt dat prachtig, want hij is net als ik een beetje<br />

een computergek. Mijn vrouw is kunstenares. Die heeft een hekel aan computers, maar ze<br />

heeft een paar maanden terug van mijn grafiekjes wel een bijzonder kunstwerk gemaakt. Dat<br />

hangt nu bij mij op de kamer.”<br />

15. Zelfregulatie<br />

Samenvatting<br />

Zelfregulatie betekent dat u de behandeling aanpast aan bepaalde omstandigheden. Dit is nodig<br />

omdat niet al uw dagen precies hetzelfde verlopen. De behandeling aanpassen kan bijvoorbeeld<br />

betekenen dat u extra eet of dat u extra insuline spuit. U leert al doende hoe u dit aanpakt.


Zelfregulatie speelt vooral in bijzondere omstandigheden. Deze hebben vaak te maken met eten: op<br />

een andere tijd eet, ander voedsel eten, uit eten gaan enzovoort. Ze kunnen ook te maken hebben<br />

met sporten en bewegen: u gaat een keer hardlopen, u maakt op vakantie een lange wandeling<br />

enzovoort. Ook bij koorts, ongesteldheid en zwangerschap is zelfregulatie nodig.<br />

In het kort<br />

Niet elke dag is hetzelfde<br />

Met de arts, de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige en de diëtist hebt u afspraken gemaakt over uw<br />

behandeling: de medicijnen, de tijd waarop u deze neemt, uw voeding, de tijd waarop u eet<br />

enzovoort.<br />

Deze afspraken gelden voor een ‘gewone dag’. Maar niet elke dag is hetzelfde. U gaat wel eens<br />

uit eten, u gaat een avond sporten, u gaat op vakantie, u viert uw verjaardag, u hebt het erg<br />

druk en last van stress enzovoort. Deze zaken zijn van invloed op uw bloedglucose. Het zal dus<br />

regelmatig gebeuren dat u geen ‘gewone dag’ hebt.<br />

Hierdoor kan het zijn dat u de behandeling moet aanpassen om ook in die situaties de<br />

bloedglucose op een goed peil te houden. Dit betekent bijvoorbeeld: de medicijnen op een<br />

andere tijd nemen, iets meer insuline spuiten, een extra tussendoortje nemen enzovoort. Dit<br />

heet ‘zelfregulatie’.<br />

Hoe leert u zelfregulatie?<br />

Voordat u zelfregulatie in de praktijk kunt uitvoeren moet u weten hoevéél insuline u extra moet<br />

spuiten, wélk extra tussendoortje u moet nemen enzovoort. Het komt er op neer dat u moet<br />

leren begrijpen wat voor invloed uw voeding, medicijnen, beweging enzovoort, hebben op uw<br />

bloedglucose. Bovendien moet inzicht krijgen hoe dit allemaal met elkaar samenhangt. En dat is<br />

niet altijd even eenvoudig.<br />

In het begin krijgt u hierbij veel hulp. De <strong>diabetes</strong>verpleegkundige zal u leren wanneer het nodig<br />

is de behandeling iets aan te passen en hoe u dit dan kunt doen. De diëtist kan met u<br />

bespreken hoe u ook buitenshuis (uit eten, vakantie) uw voedingsadvies kunt volgen.<br />

Ook kunt u veel hulp krijgen van de Diabetesvereniging Nederland. Bij de DVN kunt u<br />

bijvoorbeeld cursussen en trainingen volgen. U wordt dus niet aan uw lot overgelaten!<br />

Er zijn geen kant-en-klare recepten voor zelfregulatie<br />

Gaandeweg zult u zelf in de praktijk leren hoe u de behandeling kunt aanpassen. Hiervoor<br />

bestaan geen kant-en-klare recepten. Wat bij u werkt, hangt af van uw <strong>diabetes</strong>, uw manier van<br />

leven, uw behandeling enzovoort. We hebben het al geschreven: de ene mens met <strong>diabetes</strong> is<br />

de andere niet.<br />

Vertrouw dus op uw eigen ervaring. Wanneer u regelmatig uw bloedglucose test zult u al<br />

doende ontdekken hoe uw bloedglucose reageert op bijvoorbeeld lichamelijke inspanning,<br />

ander eten, tijdens een buitenlandse vakantie enzovoort. Door te leren van uw eigen ervaringen<br />

krijgt u de zelfregulatie goed onder de knie. En altijd geldt: als u het echt niet meer weet kunt u<br />

de arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige bellen!<br />

Zelfregulatie: u past de behandeling aan aan uw leven<br />

Eigenlijk betekent zelfregulatie dat u de behandeling steeds aanpast aan wat u op een<br />

bepaalde dag doet. Hierdoor blijft u zelfstandig en kunt u een min of meer normaal leven blijven<br />

leiden. Dankzij de zelfregulatie is het immers goed mogelijk om te sporten, uit te gaan, vakantie<br />

te nemen enzovoort. Steeds past


u de behandeling een beetje aan, afhankelijk van de situatie. Op die manier blijft U de baas<br />

over uw leven, en niet de <strong>diabetes</strong>.<br />

“In het begin dacht ik dat ik niets extra’s meer zou kunnen doen want bij elke sportactiviteit,<br />

verjaardag, vakantie enzovoort voelde ik me niet goed. Op het laatste durfde ik ook niets<br />

meer te doen... Totdat ik dit probleem aan de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige vertelde. Sindsdien<br />

weet ik wat ik kan doen om m’n bloedglucose op peil te houden. De ene keer kies ik ervoor<br />

om een extra tussendoortje te nemen de andere keer om meer insuline te spuiten, en dat<br />

werkt hartstikke goed!”<br />

Zelfregulatie: tips<br />

Eten<br />

Op een andere tijd eten<br />

Zo nu en dan zult u op een andere tijd eten dan u gewend bent. Bijvoorbeeld: gaat uit eten, u<br />

eet bij vrienden enzovoort. Dit zal invloed hebben op uw bloedglucose. Het kan daarom nodig<br />

zijn de behandeling iets aan te passen.<br />

Hoe u dit doet verschilt zoals gezegd per persoon, per behandeling en per situatie. In dit geval<br />

wordt de ene persoon aangeraden een extra tussendoortje te eten en de ander om de insuline<br />

wat later dan anders te nemen. Overleg met uw arts, diëtist of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige wat u in<br />

deze gevallen het beste kunt doen.<br />

Ander voedsel<br />

U eet niet elke dag hetzelfde. Bijvoorbeeld: u haalt een keer iets bij de Chinees, u bent op<br />

vakantie enzovoort. Hierdoor kan uw bloedglucose per dag wat anders reageren. Bijvoorbeeld:<br />

door (twee ons) zilvervliesrijst neemt uw bloedglucose meer toe dan door (twee ons) gekookte<br />

aardappelen. Of: door sommige alcoholische drankjes wordt de bloedglucose lager, in bepaalde<br />

gevallen pas na een paar uur.<br />

In zulke gevallen zult u de behandeling iets aanpassen. Ook hier geldt: al doende leert u.<br />

Gaandeweg zult u ontdekken welke invloed eten en drinken precies heeft op uw bloedglucose.<br />

U leert dan ook of en hoe u de behandeling iets kunt aanpassen.<br />

Meer of minder eten<br />

Soms eet u meer dan anders, bijvoorbeeld tijdens de feestdagen. Soms eet u juist minder,<br />

bijvoorbeeld als u af wilt vallen, ziek bent of als u wilt vasten.<br />

Als u meer eet, zal uw bloedglucose hoger worden dan normaal. U kunt deze stijging<br />

bijvoorbeeld opvangen door meer te bewegen of extra insuline te nemen. Het is echter niet te<br />

zeggen hoeveel meer beweging u nodig hebt, of hoeveel meer insuline u moet nemen. Dit<br />

verschilt per persoon, per behandeling en per situatie. Vraag advies aan uw arts, diëtist of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige, probeer het advies in de praktijk uit, test uw bloedglucose en leer zo<br />

van uw ervaring.<br />

Sport en bewegen<br />

Lichamelijke inspanning heeft invloed op de bloedglucose. Vaak (niet altijd!) geldt: door<br />

lichamelijke inspanning daalt de bloedglucose. Ook geldt dan vaak: hoe intensiever de<br />

inspanning, hoe sneller de daling van de bloedglucose.<br />

Als u zich gaat inspannen<br />

Door inspanning kan uw bloedglucose dus sneller dalen dan anders. U loopt dan kans dat de<br />

bloedglucose te laag wordt. Dit kunt u op verschillende manieren voorkomen:


eet van tevoren wat meer, zodat u meer glucose in uw bloed krijgt<br />

neem sportdrank mee (met extra glucose)<br />

neem wat minder insuline, zodat de werking wat minder sterk is dan anders<br />

of: een combinatie hiervan<br />

Maar: het is niet in het algemeen te zeggen te zeggen hoeveel meer u kunt eten, of hoeveel<br />

minder insuline u moet nemen. Dit verschilt per geval.<br />

De ene inspanning is de andere niet<br />

Hoe groter de inspanning en hoe langer deze duurt, hoe meer uw bloedglucose zal dalen en<br />

hoe langer deze daling aanhoudt na de inspanning (het ‘na-ijleffect’). Als u een blokje om gaat,<br />

is dat wat anders dan wanneer u een flinke wandeling van een paar uur maakt; een half uurtje<br />

fietsen is niet hetzelfde als tien kilometer hardlopen enzovoort. Ook hiermee zult u rekening<br />

leren houden.<br />

Bedenk ook dat lichamelijke inspanning niet alleen ‘sport’ betekent. Een grote schoonmaak<br />

betekent een flinke lichamelijke inspanning, net zoals een eind sjouwen met een volle<br />

boodschappentas, trappen lopen, iemand helpen bij een verhuizing enzovoort. Ook door dit<br />

soort inspanningen zal uw bloedglucose meer dalen dan normaal.<br />

Andere tips<br />

Door koorts stijgt uw bloedglucose<br />

Ontstekingen hebben veel invloed op de bloedglucose. Het kan bijvoorbeeld gaan om een<br />

darminfectie, grote steenpuisten, longontsteking, blaasontsteking, griep en verkoudheid.<br />

Eigenlijk: alles waarvan u koorts krijgt. Uw bloedglucose kan hierdoor te hoog worden.<br />

Dit kan meestal worden opgevangen door meer insuline te gebruiken. Vraag hierover advies<br />

aan de arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Als de koorts gepaard gaat met braken of diarree is het aan te raden extra op te letten. Het<br />

gevaar bestaat dat de bloedglucose véél te hoog wordt en werkelijk uit de hand loopt. Dit heet<br />

een hyper. Overleg met uw arts welke maatregelen u in dat geval moet nemen. Om uitdroging<br />

te voorkomen is het in elk geval nodig dat u extra drinkt, bijvoorbeeld thee, water of bouillon.<br />

Ook is het zaak om zelf regelmatig uw bloedglucose te controleren.<br />

Door ongesteldheid kan de bloedglucose veranderen<br />

In de dagen rond de menstruatie hebben sommige vrouwen een nogal schommelende<br />

bloedglucose. Dit heeft te maken met bepaalde hormonen, waarvan de werking tegengesteld aan<br />

die van de insuline is. Dit is zeer persoonlijk: het is niet te voorspellen bij welke vrouwen dit gebeurt.<br />

De verhoogde bloedglucose kan meestal worden opgevangen door meer insuline te gebruiken.<br />

Vraag hierover advies aan de arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Door een zwangerschap raakt de bloedglucose van slag<br />

Tijdens een zwangerschap is de bloedglucose ‘van slag’. In het begin kan uw bloedglucose te<br />

laag zijn, later juist te hoog. De behandeling wordt tijdens een zwangerschap altijd in overleg<br />

met de arts aangepast.<br />

Tot slot: meten is weten<br />

Uit het bovenstaande blijkt dat het moeilijk is om adviezen te geven die voor iedereen gelden.<br />

Er zijn grote verschillen tussen mensen met <strong>diabetes</strong>: soms zijn deze verschillen persoonlijk,<br />

soms hebben ze te maken met het <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong> en soms met de behandeling.


Zelfregulatie betekent daarom: leren van uw ervaring. Dit lukt het beste als u, vooral in het<br />

begin, regelmatig uw bloedglucose test als zich een bijzondere situatie voordoet. Het is namelijk<br />

lang niet altijd zo dat u precies voelt of u te hoog of te laag zit. Daarom kan het geen kwaad om<br />

zo nu en dan precies te weten hoe hoog uw bloedglucose nu eigenlijk is.<br />

Het grote voordeel van dit meten is dat u nooit hoeft te twijfelen. Bijvoorbeeld: heb ik wel<br />

genoeg extra gegeten, of heb ik wel voldoende extra insuline genomen? Zodra u twijfelt kunt u<br />

even meten hoe hoog uw bloedglucose precies is; u weet dan meteen waar u aan toe bent.<br />

Anders gezegd: meten is weten.<br />

Zo zult u ook snel leren hoe uw bloedglucose in allerlei situaties reageert, en hoe u dit het beste<br />

kunt opvangen. Zelfregulatie zal dan snel iets worden waar u zich vertrouwd mee voelt.<br />

16. Voeding<br />

Samenvatting<br />

Voeding speelt in de behandeling van <strong>diabetes</strong> een belangrijke rol. Hierbij krijgt u hulp van een<br />

diëtist. Deze leert u hoe u de hoeveelheid koolhydraten kunt aanpassen aan uw medicijnen,<br />

hoe u gezond kunt eten en eventueel hoe u kunt afvallen.<br />

De koolhydraten in onze voeding worden in maag en darmen omgezet in glucose. Als u eet,<br />

stijgt daarom de bloedglucose. U zult leren om uw voeding op bepaalde punten iets aan te<br />

passen, zodat u voldoende koolhydraten eet.<br />

Gezond eten vermindert de kans op hart- en vaataandoeningen. Gezond eten betekent onder<br />

meer dat u gevarieerd eet, let op vet en voldoende fruit en volop groente eet.<br />

In bepaalde omstandigheden moet u extra op uw voeding letten. Dit geldt bijvoorbeeld als u op<br />

andere tijden eet, op vakantie bent, gaat sporten of koorts hebt.<br />

Voeding en <strong>diabetes</strong><br />

U krijgt hulp van een diëtist<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> krijgen van de arts adviezen over hun voeding. Het kan zijn dat u hiermee niet<br />

meteen uit de voeten kunt, want de adviezen zijn soms ingewikkeld. Om de voedingsadviezen in de<br />

praktijk te kunnen brengen, is het daarom sterk aan te raden hulp te vragen aan een diëtist. In veel<br />

gevallen zal de arts u naar een diëtist verwijzen, maar u kunt er ook zelf om vragen.<br />

Een diëtist geeft u praktische adviezen over voeding die u elke dag kunt gebruiken. Hij of zij zal<br />

rekening houden met uw leef- en eetgewoonten, zodat u niet opeens heel anders hoeft te gaan<br />

eten.<br />

“In het begin snapte ik er weinig van. Je krijgt zoveel adviezen, dat je door de bomen het bos<br />

niet meer ziet. Het heeft mij heel wat tijd en moeite gekost om te gaan begrijpen hoe ik met<br />

mijn voeding om kon gaan. Pas toen ik hulp kreeg van een diëtist, begon ik het te snappen.<br />

Achteraf vind ik het raar dat ik niet veel eerder naar een diëtist ben verwezen, dat was veel<br />

beter geweest...”<br />

Waarom krijgen mensen met <strong>diabetes</strong> voedingsadviezen?<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> krijgen om verschillende redenen adviezen over hun voeding. We<br />

noemen ze hier kort op.


Koolhydraten<br />

Onze voeding bevat koolhydraten. Koolhydraten is een verzamelnaam voor een aantal soorten<br />

suikers en zetmeel in onze voeding. Het gemeenschappelijk kenmerk is dat deze stoffen in het<br />

lichaam worden omgezet in glucose.<br />

Bij de behandeling van <strong>diabetes</strong> moet de bloedglucose op een goed peil worden gehouden. Om<br />

die reden krijgt u adviezen over (de hoeveelheid) koolhydraten in uw voeding en over de<br />

verspreiding van maaltijden (en dus koolhydraten) over de dag.<br />

Gezond eten<br />

Een tweede reden voor de voedingsadviezen is dat mensen met <strong>diabetes</strong> een grotere kans<br />

hebben op hart- en vaatziekten. Door gezond te eten kan worden voorkómen dat dit risico<br />

groter wordt. U krijgt daarom ook adviezen die u helpen om zo gezond mogelijk te eten.<br />

Afvallen<br />

Veel mensen met <strong>diabetes</strong> zijn te zwaar, vooral mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>. Overgewicht kan<br />

leiden tot een hogere bloedglucose, een verhoogd cholesterolgehalte en een hogere bloeddruk. Als<br />

u te zwaar bent, krijgt u het advies om af te vallen. Door af te vallen neemt de kans op hart- en<br />

vaatziekten af: u zult merken dat uw bloedglucose, cholesterolgehalte en bloeddruk omlaag gaan.<br />

“Ik ben kok. Iedereen vraagt me altijd of dat nou geen lastig beroep is als je <strong>diabetes</strong> hebt.<br />

Alsof je als kok de hele dag staat te eten! Ik denk dat het juist makkelijk is dat ik kok ben,<br />

omdat ik weet hoeveel je met eten kunt doen. Lekker eten is altijd mogelijk, ook als je<br />

bijvoorbeeld aan het afvallen bent. Zo’n dieet is voor mij zelfs een uitdaging; de kunst is dan<br />

om met minder calorieën toch iets lekkers te maken.”<br />

Het lukt niet altijd om de adviezen precies op te volgen<br />

Als u eenmaal voedingsadviezen van de diëtist hebt gekregen, zult u deze adviezen in de<br />

praktijk gaan brengen. Het zal u niet altijd lukken de adviezen heel precies op te volgen. Vooral<br />

in het begin kan het nog moeilijk zijn om een bepaald advies uit te voeren. Soms kunt u ook<br />

gewoon geen zin hebben om een advies op te volgen: wie neemt er bijvoorbeeld graag een spa<br />

rood als met Nieuwjaar de champagneglazen worden geheven?...<br />

Een goed voedingsadvies geeft u duidelijkheid over wat u moet doen in dit soort bijzondere<br />

situaties. Toch is het niet erg als het een keer niet lukt om de voedingsadviezen op te volgen.<br />

Misschien komt het u op een uitschieter van uw bloedglucose te staan, maar zo’n enkele<br />

uitschieter is niet meteen schadelijk voor uw gezondheid. Probeer dus niet krampachtig alle<br />

adviezen steeds precies op te volgen. Waarschijnlijk wordt u daar alleen maar ongelukkig,<br />

kribbig of nerveus van, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.<br />

Koolhydraten<br />

Koolhydraten worden bloedglucose<br />

Ons eten bestaat uit veel verschillende stoffen. Voorbeelden zijn eiwitten, vetten, vitamines,<br />

mineralen en koolhydraten. Koolhydraten is een verzamelnaam voor alle soorten suikers en<br />

zetmeel in ons eten. Deze koolhydraten worden in het lichaam omgezet in glucose.<br />

Door het eten van koolhydraten gaat de bloedglucose omhoog, door de insuline (die u spuit) of<br />

de tabletten (die u inneemt) gaat de bloedglucose weer omlaag. Eet u te veel koolhydraten, dan<br />

kan uw bloedglucose te hoog worden. Als u te weinig koolhydraten eet, kan uw bloedglucose te<br />

laag worden. De hoeveelheid koolhydraten die u binnenkrijgt, moet dus in evenwicht zijn met de<br />

dosis insuline of bloedglucoseverlagende tabletten.


In welke voeding zit koolhydraten?<br />

Koolhydraten zijn een bestanddeel van bijvoorbeeld brood, rijst, aardappelen, spaghetti (pasta),<br />

bruine en witte bonen, fruit, sap, melk, limonade, snoep en koekjes.<br />

Bij uw diëtist kunt u vragen naar overzichten die vertellen hoeveel koolhydraten de verschillende<br />

soorten voeding bevatten, zoals de Eettabel (070 - 306 88 88, www.voedingscentrum.nl). Dit is een<br />

lijst van allerlei producten; per product staat onder andere aangegeven hoeveel gram koolhydraten<br />

dit product bevat. De tabel maakt het dus wat makkelijker de voedingsadviezen in de praktijk te<br />

brengen.<br />

Hoeveel koolhydraten moet u eten?<br />

Met de diëtist kunt u ook bespreken hoeveel koolhydraten u bij de verschillende maaltijden kunt<br />

eten. Na een tijdje zult u zelf ook leren inschatten hoeveel koolhydraten bepaalde voeding bevat.<br />

Als de bloedglucose toch nog te hoog blijft, kunt u met de arts overleggen meer (of andere)<br />

tabletten te gaan gebruiken. Als u insuline spuit, kan de soort insuline worden aangepast. U<br />

kunt ook leren de dosis aan te passen aan de hoeveelheid koolhydraten (zelfregulatie).<br />

Hoe vaak moet u eten?<br />

De meeste mensen met <strong>diabetes</strong> eten drie hoofdmaaltijden en drie (kleine) tussenmaaltijden.<br />

Zo wordt de inname van koolhydraten over de dag verspreid en daardoor komt ook de glucose<br />

geleidelijk in het bloed.<br />

Sommige mensen eten minder vaak of juist wat vaker. Dat hangt af van uw verdere<br />

behandeling, bijvoorbeeld de medicijnen die u gebruikt. Ook kan het afhangen van persoonlijke<br />

zaken, zoals het werk dat u doet of uw vrijetijdsbesteding. De voedingsadviezen zijn dus echt<br />

‘maatwerk’: ze zijn afgestemd op uw persoonlijke omstandigheden. Wat voor de een goed<br />

werkt, kan dus voor een ander verkeerd uitpakken.<br />

Hoe meer tabletten of insuline u gebruikt, hoe belangrijker het wordt om op de hoeveelheid<br />

koolhydraten in de voeding te letten. Ook wordt het dan belangrijker om op de juiste tijden te<br />

eten. Als namelijk een grote hoeveelheid insuline of tabletten al gaat werken en u hebt nog niet<br />

gegeten, dan kan de bloedglucose veel te laag worden. Dit hangt ook samen met de soort<br />

insuline of tabletten die u gebruikt.<br />

Tip: Een dagboek kan u helpen om uw bloedglucose (in verschillende omstandigheden) onder<br />

controle te houden. U noteert dan elke dag wat u hebt gegeten, de hoeveelheid koolhydraten<br />

die u hebt gegeten, hoeveel insuline u hebt gespoten, de soort insuline en het tijdstip van<br />

inspuiten, de bloedglucosewaarden, de mate van beweging en eventuele bijzonderheden.<br />

Eet gezond<br />

Wat is gezond eten?<br />

Door de <strong>diabetes</strong> hebt u een grotere kans op hart- en vaatziekten. Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong><br />

hebben bovendien vaak een te hoog cholesterolgehalte en een te hoge bloeddruk, waardoor<br />

deze kans nog groter wordt. Gezond eten is voor mensen met <strong>diabetes</strong> dus erg belangrijk.<br />

Voedingscentrum Veel mensen hebben wel een idee van ‘gezond eten’, maar weten niet precies<br />

wat het betekent. Om een goed beeld te krijgen van gezond eten, kunt u gebruik maken van de<br />

regels van de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Deze worden hier besproken. U kunt de<br />

regels ook vinden in de brochure Eet gezond! Schijf van Vijf! van het Voedingscentrum. U kunt deze<br />

bestellen via de Informatielijn (070 - 306 88 88) of internet (www.voedingscentrum.nl).


De regels van de Schijf van Vijf zijn:<br />

Eet gevarieerd<br />

Eet niet te veel<br />

Wees zuinig met verzadigd vet<br />

Eet veel groente, fruit en brood<br />

Eet veilig<br />

Eet gevarieerd<br />

Schijf van Vijf Eén van de sleutels tot gezond eten is gevarieerd eten. Door verschillende<br />

soorten voedingsmiddelen te eten krijgt u alle stoffen binnen die u nodig hebt. Gevarieerd eten<br />

wil zeggen dat u elke dag producten eet uit de vakken van de Schijf van Vijf. In de vakken vindt<br />

u vijf soorten voedingsmiddelen.<br />

Eerste vak: groente en fruit. Groente en fruit bevatten veel waardevolle voedingsstoffen,<br />

zoals vitamines en mineralen. Ze bevatten ook veel voedingsvezels, die een verzadigd<br />

gevoel geven en de stoelgang bevorderen. Naar verhouding bevatten ze weinig, calorieën_<br />

Tweede vak: brood, (ontbijt)granen, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten. Voor de<br />

volkerenproducten uit dit vak geldt hetzelfde als voor fruit en groente: ze bevatten veel belangrijke<br />

voedingsstoffen en veel voedingsvezels. Ze vormen de basis van onze maaltijden.<br />

Derde vak: zuivelproducten, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers. Deze producten<br />

bevatten onder meer veel eiwitten en calcium. Met name volle zuivel en vlees(waren)<br />

bevatten echter veel verzadigd vet: probeer het gebruik ervan te beperken, bijvoorbeeld door<br />

te kiezen voor halfvolle of magere zuivel en mager vlees. Een paar keer per week vis eten<br />

wordt ook aanbevolen.<br />

Vierde vak: vetten, olie. Vetten en olie hebt u nodig, onder meer om voldoende vitamine A,<br />

D en E binnen te krijgen. Kies echter zo veel mogelijk voor onverzadigde - meestal<br />

plantaardige - vetten. Verzadigde vetten zijn een belangrijke oorzaak van hart- en<br />

vaatziekten. Onverzadigde vetten leveren evenveel calorieën als verzadigde vetten.<br />

Vijfde vak: dranken. Het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Om<br />

gezond te blijven moeten we dagelijks ongeveer anderhalve liter (water) drinken, zeker niet<br />

minder, liefst meer. Drink het liefst caloriearme dranken: water, thee, (karne)melk, verse<br />

vruchtendrank enzovoort. Drink niet te veel caloriehoudende dranken (zoals frisdrank en<br />

sappen uit een pak) of alcoholische dranken.<br />

Eet niet te veel<br />

Overgewicht<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> wordt aangeraden niet te zwaar te worden en bij overgewicht af te vallen.<br />

Afvallen betekent: gezond eten, meer bewegen (ten minste dertig minuten per dag) en zonodig<br />

een energiebeperkt dieet volgen.<br />

Een gezond gewicht heeft overigens niets te maken met het slankheidsideaal waar we via films,<br />

televisie en reclame op worden gewezen. ‘Gezond’ wil zeggen dat uw gewicht medisch gezien<br />

geen risico vormt. Uw buikomvang en de BMI ( Body Mass Index) zijn hiervoor een goede<br />

maatstaf. Uw arts en/of diëtist bepalen uw BMI en uw buikomvang.<br />

Caloriehoudende dranken<br />

Sommige dranken bevatten veel koolhydraten: frisdranken, chocomel, koffie en thee met suiker<br />

enzovoort. Het zijn echte dikmakers. Ook wordt de bloedglucose door deze dranken behoorlijk<br />

beïnvloed. Hetzelfde geldt voor alcoholhoudende dranken. Wees dus matig met dit soort<br />

dranken. Onder andere ‘light’ frisdranken en (mineraal)water zijn caloriearm.<br />

Alcoholhoudende dranken<br />

Diabetes hoeft geen bezwaar te zijn om alcohol te drinken. Vrouwen wordt aangeraden maximaal<br />

één glas en mannen maximaal twee glazen op een dag te drinken. Maar: drink niet iedere dag<br />

alcohol.


Alcohol kan uw bloedglucose verlagen. Deze verlagende werking is het sterkst als u op een<br />

lege maag drinkt. Een enkel glas tijdens of vlak na een maaltijd, heeft weinig effect op uw<br />

bloedglucose.<br />

Als u voor een maaltijd drinkt (als aperitief) of langere tijd na een maaltijd: eet er dan iets met<br />

koolhydraten bij.<br />

Als u ‘s avonds drinkt, of u hebt wat meer gedronken dan anders, eet dan voor het naar bed<br />

gaan nog iets met koolhydraten. Doe dit ook als uw bloedglucose op dat moment niet te laag<br />

is. Alcohol kan namelijk nog uren na het gebruik de bloedglucose laten dalen.<br />

Bij bepaalde bloedglucoseverlagende tabletten kunt u door het drinken van alcohol<br />

bijwerkingen krijgen, onder meer een soort ‘opvlieger’. Overleg met uw arts of u alcohol kunt<br />

drinken of beter kunt mijden. De kans op zulke bijwerkingen is het kleinst als u tijdens of vlak<br />

na een maaltijd drinkt.<br />

Sommige drankjes bevatten naast alcohol ook koolhydraten. Voorbeelden zijn bier, likeur,<br />

zoete wijn en port. De koolhydraten kunnen voorkomen dat snel na het drinken de<br />

bloedglucose te laag wordt. Als u meer dan één glas drinkt is het echter toch aan te raden de<br />

bloedglucose naderhand te controleren.<br />

Als u wilt afvallen kunt u beter veel minder of helemaal geen alcohol gebruiken. Alcohol (en<br />

de hapjes die er vaak bij worden gegeten) leveren vrij veel calorieën, en alcohol bevat geen<br />

nuttige voedingsstoffen.<br />

Alcohol kan een oorzaak zijn van een te hoge bloeddruk en van een te hoog gehalte aan<br />

bepaalde vetachtige stoffen in het bloed (‘triglyceriden’).<br />

Wees zuinig met verzadigd vet<br />

Vet hebben we nodig vanwege de vitamine A, D, E en een aantal ‘essentiële vetzuren’ die ze<br />

bevatten. Vet is dus belangrijk. Dit geldt echter niet voor verzadigd vet. Dit komt vooral voor in<br />

dierlijk vet, maar ook in plantaardige producten zoals plantaardige margarine. Verzadigd vet<br />

komt ook voor in bijvoorbeeld koek, gebak, chocolade, snacks, volvette kaas, worst en zoutjes.<br />

Door minder vet te eten voorkomt u overgewicht. Bovendien geldt: hoe meer verzadigd vet u<br />

eet, hoe groter de kans op een verhoogd cholesterolgehalte.<br />

Onverzadigd vet<br />

Onverzadigde vetten (ook wel: vetzuren) kunnen uw cholesterolgehalte verlagen, waardoor de<br />

kans op hart- en vaatziekten afneemt.<br />

Er zijn verschillende soorten onverzadigde vetzuren, zoals linolzuur en visvetzuren. Sommige<br />

visvetzuren (omega-3 vetzuren) hebben een positief effect op hart en bloedvaten. Daarom is<br />

het advies om één tot twee keer per week vis te eten. Vooral vette vis (makreel, zalm, haring)<br />

bevat veel omega-3 vetzuren. Onverzadigde vetten zitten vooral in alle soorten olie,<br />

dieetmargarine, halvarine, vloeibaar bak-, braad- en frituurvet; sladressing op basis van olie;<br />

vette vis; noten zoals walnoten, pinda’s en hazelnoten; en pindakaas en andere notenpasta’s.<br />

Transvetten<br />

De zogenaamde transvetten kunt u ook beter mijden. Deze behoren weliswaar tot de<br />

onverzadigde vetten, maar ze verhogen uw cholesterolgehalte.<br />

Het is echter moeilijk na te gaan of een bepaald product transvet bevat. Transvet komt soms<br />

voor in frituurvet voor de horeca en in koekjes en gebak. Soms wordt het gehalte transvet apart<br />

op het etiket aangegeven. Staat er ‘plantaardig vet, gedeeltelijk gehard’ of ‘gehydrogeneerd vet’<br />

op de verpakking, dan kan dit wijzen op de aanwezigheid van transvet. In de snackbar kunt u<br />

informeren in wat voor vet er gebakken wordt.


Eet veel groente, fruit en brood<br />

Plantaardige producten zoals aardappelen, groente, fruit en brood bevatten veel waardevolle<br />

voedingsstoffen, waaronder vitaminen, koolhydraten en vezels. Bovendien bevatten ze weinig<br />

(verzadigd) vet. U zult er niet snel te veel van eten. Sterker nog: de meeste mensen eten er te<br />

weinig van. Bijzonder is dat de vezels uit peulvruchten een gunstig effect hebben op uw<br />

bloedglucose en uw cholesterolgehalte.<br />

Probeer elke dag twee ons groente (vier groentelepels) en twee keer fruit te eten. Aardappelen<br />

kunt u vervangen door (volkoren) pasta of rijst. Eet liever volkorenbrood dan witbrood; dit bevat<br />

meer vezels. Vezels bevorderen de stoelgang, geven een verzadigd gevoel en helpen om uw<br />

gewicht op peil houden<br />

Variatie is belangrijk<br />

Varieer met verschillende soorten groenten en fruit. Elke soort bevat weer andere<br />

voedingsstoffen die belangrijk zijn. Eet groente, bijvoorbeeld sla of tomaat ook eens op brood of<br />

neem komkommer, wortels of radijsjes tussendoor.<br />

Let op de koolhydraten<br />

Brood, aardappelen, pasta, rijst en peulvruchten bevatten veel koolhydraten. Het is voor<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> soms nodig de hoeveelheid die u van deze voedingsmiddelen eet af te<br />

stemmen op het gebruik van medicijnen (insuline of bloedglucoseverlagende tabletten). Het<br />

komt ook voor dat de medicijnen worden afgestemd op de hoeveelheid koolhydraten, zodat u<br />

gevarieerder kunt eten. Dit kan niet bij alle medicijnen. Vraag advies aan uw arts en/of diëtist.<br />

Tips<br />

Bereid uw groente met weinig vocht en verhit groente niet langer dan noodzakelijk is. Op die<br />

manier behoudt de groente een volle smaak en blijven waardevolle stoffen behouden.<br />

Diepvriesgroente bevat net zoveel waardevolle stoffen als verse groente. Groente uit blik of<br />

glas bevat iets minder waardevolle stoffen, maar is toch een alternatief voor verse groenten.<br />

Fruit en rauwe groente kunnen heel goed als tussendoortje dienen. Appels, bananen, kiwi’s<br />

enzovoort, zijn heel geschikt, maar denk ook eens aan rauwe wortels, paprika, radijs,<br />

komkommer, tomaat, bleekselderij, bloemkool of broccoli.<br />

“Ik eet altijd groente van het seizoen. Dat vind ik niet alleen leuk, maar ik denk ook dat<br />

seizoensgroente het lekkerste is. Bovendien: als je bepaalde groente buiten het seizoen eet,<br />

komt deze uit de kas of uit een ver buitenland. Dat is erg belastend voor het milieu.”<br />

Zout<br />

In de Nederlandse voeding zit doorgaans te veel zout. Veel zout gebruiken (bijvoorbeeld op uw<br />

aardappelen of in de pastasaus) is niet goed voor de werking van de nieren en maakt de kans<br />

op hoge bloeddruk groter. Om deze redenen wordt aangeraden om het gebruik van zout<br />

enigszins te beperken.<br />

Eet veilig<br />

Jaarlijks lopen bijna een miljoen mensen een voedselinfectie op. Als u <strong>diabetes</strong> hebt, loopt u de<br />

kans dat uw <strong>diabetes</strong> ontregelt. U kunt een voedselinfectie met een aantal eenvoudige<br />

maatregelen voorkomen.<br />

Volg de houdbaarheidsdata en bewaaradviezen op.<br />

Vervoer gekoelde producten in een koeltas.<br />

Zet de temperatuur van de koelkast tussen de 4 en 7 graden.<br />

Was groente en fruit.<br />

Verhit kip, ei en varkensvlees door en door.<br />

Vermijd tijdens het koken elk contact tussen rauw en bereid eten, om kruisbesmetting te<br />

voorkomen.


Was regelmatig uw handen met water en zeep. In elk geval voor u gaat koken, na aanraking<br />

met rauw vlees en als u naar het toilet bent geweest.<br />

Gebruik steeds schone messen, lepels en snijplanken.<br />

Zet bederfelijke producten meteen na gebruik terug in de koelkast.<br />

Bewaar kliekjes altijd in de koelkast en niet langer dan 2 dagen.<br />

Bewaar geen resten van afhaalmaaltijden.<br />

Neem elke dag een schone vaatdoek.<br />

Praktische tips<br />

Misverstanden<br />

Tot de koolhydraten behoren ook verschillende soorten suiker. Vroeger werd gedacht dat suiker<br />

de bloedglucose erg snel verhoogt. Het werd mensen met <strong>diabetes</strong> daarom ontraden om suiker<br />

te gebruiken. Fabrikanten maakten om deze reden allerlei suikervrije producten, zoals snoep,<br />

koek en gebak. Onderzoek heeft echter aangetoond dat suiker de bloedglucose niet sneller of<br />

sterker laat stijgen dan andere koolhydraten. Er is dus geen reden om suiker te vermijden, zolang u<br />

er maar voor zorgt dat de hoeveelheid koolhydraten in evenwicht is met de insuline of de tabletten.<br />

Het maakt niet om wat voor suiker het gaat: wit of bruin, kandij, rietsuiker enzovoort.<br />

Suikervrij gebak, chocolade en dergelijke worden afgeraden. Ze bevatten vaak de zoetstoffen<br />

die energie bevatten (zogenaamde polyolen), veel verzadigd vet en extra calorieën. Ze kunnen<br />

diarreeklachten veroorzaken. Als u wilt snoepen kunt u dit beter doen door iets uit een maaltijd<br />

weg te laten en in plaats daarvan een klein puntje gewoon gebak te nemen.<br />

Light frisdrank en zoetjes kunnen wel handig zijn: ze leveren geen calorieën, dus ze kunnen u<br />

helpen om af te vallen of op een goed gewicht te blijven. Ook zijn ze handig als u aan frisdrank<br />

en suiker ‘geen koolhydraten wilt besteden’.<br />

Op andere tijden eten<br />

Een uurtje eerder of later eten is meestal geen probleem. De tabletten of de insuline gebruikt u<br />

dan ook een uurtje eerder of later. Als u echt veel later eet dan anders, bijvoorbeeld vanwege<br />

een diner, wordt het wat anders. U kunt met uw diëtist, arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige<br />

overleggen wat u in zulke situaties het beste kunt doen.<br />

Uit eten<br />

Er is geen enkel bezwaar om uit eten te gaan. U kunt de gewone voedingsadviezen<br />

aanhouden. Als u onzeker bent over een bepaald gerecht, kunt u vragen wat er precies in zit,<br />

zodat u kunt bepalen of u het wilt hebben of niet.<br />

Feestje<br />

Ook een feestje hoeft geen probleem te zijn. U kunt bijvoorbeeld een tussenmaaltijd overslaan<br />

en dan op het feestje wat hapjes nemen. Vertel eventueel degene die het feestje geeft dat<br />

speciale <strong>diabetes</strong>producten niet nodig zijn, of dat u een suikervrije of light frisdrank juist wel<br />

prettig zou vinden.<br />

Op reis<br />

Als u op reis gaat verandert u veel gewoonten, ook wat het eten betreft. Bijvoorbeeld: u eet op<br />

andere tijden, u eet een ander soort voedsel enzovoort.<br />

Ramadan en vasten<br />

Bij sommige geloven zijn er perioden waarin minder wordt gegeten en gedronken. Dit wordt<br />

‘vasten’ genoemd. Voorbeelden zijn de islamitische Ramadan en de katholieke Vasten. Zowel


in de Koran als in de Bijbel wordt een uitzondering gemaakt voor kinderen en zieken. U kunt er<br />

dus voor kiezen vanwege uw <strong>diabetes</strong> niet te vasten.<br />

Eventueel kunt u op een aangepaste manier vasten. Bijvoorbeeld: minder eten dan anders,<br />

geen beleg op het brood, geen koekjes enzovoort. In zo’n geval moet u wel de behandeling<br />

aanpassen, dus bijvoorbeeld op andere tijden spuiten, minder insuline gebruiken enzovoort.<br />

Zorg er dan ook voor dat u wat vaker test, vooral in het begin en kort na de periode van vasten.<br />

Overleg wel altijd eerst met uw behandelaar.<br />

Het is niet goed mogelijk om lange tijd niets te eten en te drinken, zoals bij de ramadan wel<br />

eens het geval is (tijdens de ramadan wordt van zonsopgang tot zonsondergang gevast; in de<br />

zomer is dit een lange periode). De bloedglucose zal dan ontregeld raken.<br />

“Op zich hoef ik helemaal niet mee te doen aan de Ramadan, want de Koran is daar duidelijk<br />

over: zieken hoeven niet te vasten. Maar ik wil toch graag iets doen, daar voel ik me prettiger<br />

bij. Ik heb mijn arts gewoon om advies gevraagd. Samen hebben we toen tijdelijk het schema<br />

aangepast, dus op andere tijden eten en spuiten. Dat is heel goed gegaan. Gelukkig, want ik<br />

vind mijn gezondheid erg belangrijk, maar ik ben ook gelovig...”<br />

Sport en bewegen<br />

Als u gaat sporten moet de voeding of de medicijnen vaak aangepast worden.<br />

Ontregelingen<br />

Bij ontregelingen moet het eten en drinken worden aangepast.<br />

Koorts<br />

Door koorts raakt uw bloedglucosewaarde ontregeld. Stop in zo’n geval niet met de insuline of<br />

de tabletten. Blijf zoveel mogelijk hetzelfde eten en drinken ook al hebt u minder eetlust<br />

(vloeibare producten, zoals pap en vla, zijn soms beter te verdragen en bevatten ook<br />

koolhydraten). Voor advies kunt u contact opnemen met uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Meer informatie<br />

Voor meer informatie over voedingsadviezen voor mensen met <strong>diabetes</strong> kunt u de Voedingsrichtlijn<br />

van de Nederlandse Diabetes Federatie raadplegen: www.<strong>diabetes</strong>federatie.nl.<br />

17. Beweging<br />

Samenvatting<br />

Bewegen heeft veel voordelen, voor iedereen, maar zeker voor mensen met <strong>diabetes</strong>. Door<br />

regelmatig te bewegen neemt uw bloedglucose af (zodat u minder medicijnen nodig hebt),<br />

verbetert de bloedsomloop en helpt om uw gewicht op peil te houden.<br />

Als u niet gewend bent te sporten, maar u wilt dit wel gaan doen, kies dan een sport die u leuk<br />

vindt. Deze zult u beter volhouden. Ga zo nodig naar uw huisarts voor een medisch advies,<br />

vóórdat u gaat sporten.<br />

Sporten leidt tot een daling van de bloedglucose. Daarom kan sporten een hypo veroorzaken. U<br />

kunt dit voorkómen door de behandeling iets aan te passen. Toch is het nodig het risico van een<br />

hypo in te schatten. Bij bepaalde sporten kan een hypo immers gevaar opleveren, zoals bij (diepzee)<br />

duiken.


Als u sport is het zaak op een aantal dingen te letten. Dit geldt onder meer voor de<br />

spuitplaatsen. Door het sporten neemt de doorbloeding in de spieren toe en wordt insuline<br />

sneller opgenomen. Verder is het aan te raden extra op uw voeten te letten.<br />

Mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> kunnen hun voeding en insuline aanpassen als ze gaan sporten.<br />

Hiermee voorkómen ze een hypo.<br />

Voor mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> kan regelmatig sporten helpen om af te vallen. Om een hypo<br />

te voorkómen, is het nodig voor het sporten extra te eten.<br />

Bewegen is goed<br />

Voordelen van regelmatige beweging<br />

Beweging wordt iedereen - <strong>diabetes</strong> of geen <strong>diabetes</strong> - van harte aangeraden. Wie regelmatig<br />

beweegt:<br />

verbetert zijn conditie<br />

heeft minder schadelijk cholesterol in zijn bloed<br />

verbetert de werking van het hart<br />

verlaagt de bloeddruk<br />

Bovendien heeft beweging vaak een gunstige invloed op onze stemming: we voelen ons er ook<br />

geestelijk beter door.<br />

Beweging voor mensen met <strong>diabetes</strong>: een echte aanrader<br />

Voor mensen met <strong>diabetes</strong> zijn er nog meer redenen om regelmatig te bewegen. Het blijkt namelijk<br />

dat beweging een positieve invloed heeft op zaken die bij <strong>diabetes</strong> een grote rol spelen.<br />

Door regelmatig te bewegen neemt de hoeveelheid glucose in uw bloed af en tegelijk gaat de<br />

insuline beter werken.<br />

U hebt daarom minder insuline nodig. U moet dan nog steeds spuiten, maar toch: het<br />

lichaam maakt beter gebruik van de insuline die u spuit.<br />

Bewegen is goed voor de bloedsomloop in de kleinste bloedvaten (haarvaten). Waarschijnlijk<br />

helpt dit om bepaalde late complicaties te voorkómen, bijvoorbeeld complicaties met de ogen.<br />

Regelmatige beweging kan helpen om op een goed gewicht te komen of te voorkómen dat u<br />

zwaarder wordt.<br />

Sport<br />

Bewegen kan natuurlijk ook betekenen: sporten. Vrijwel elke sport is geschikt voor mensen met<br />

<strong>diabetes</strong>, of dat nu wandelen is of bergbeklimmen. Wel is het zo dat u enkele<br />

voorzorgsmaatregelen moet nemen, bijvoorbeeld om een hypo te voorkómen.<br />

Algemene informatie<br />

Een sport kiezen die bij u past<br />

Als u graag wilt sporten maar nog geen geschikte sport hebt gevonden, is het aan te raden een<br />

sport te kiezen die u leuk vindt en die bij u past. Zo’n sport zult u makkelijker volhouden.<br />

Als u bijvoorbeeld graag buiten komt, kunt u een buitensport kiezen, zoals wandelen. Blijft u<br />

liever binnen, dan kunt u denken aan zwemmen of badminton. Het kan ook zijn dat u van<br />

gezelligheid houdt: u kunt dan een teamsport kiezen, zoals met een groepje regelmatig<br />

fietstochten maken.


Regelmaat helpt om sporten vol te houden<br />

Probeer in elk geval regelmatig te sporten. Regelmaat maakt het vaak makkelijker om iets vol te<br />

houden, omdat het dan een gewoonte wordt. Voor sport geldt trouwens toch dat regelmaat het<br />

meeste effect heeft. Een vuistregel is: doe twee tot drie maal per week zo’n twintig tot dertig minuten<br />

aan sport.<br />

“Ik had vroeger een hekel aan sport. Met een goede vriend had ik het daar vaak over. Je<br />

druk maken om zo’n balletje?... Nee, dat leek me onzin. En die vriend riep dan: sport is het<br />

leven zelf!... Sinds een tijdje doe ik korfbal. Laatst zat ik daarover met die vriend te praten.<br />

We hadden een paar dagen eerder verloren en ik maakte me boos over een medespeler die<br />

volgens mij stom had gespeeld. Die vriend schoot natuurlijk in de lach. ‘Wat krijgen we nou,’<br />

zei hij, ‘maak je je nou toch druk om een balletje?’ Tja...”<br />

Eerst een medische keuring<br />

In sommige gevallen is het sterk aan te raden dat u zich medisch laat keuren voordat u gaat<br />

sporten. U kunt dit laten doen bij de huisarts of bij een sportarts.<br />

Laat u keuren als u niet gewend bent om te sporten, als u al langere tijd <strong>diabetes</strong> hebt en als u<br />

ouder bent dan veertig.<br />

Soms is sporten niet goed mogelijk<br />

Soms wordt sporten afgeraden. Deze zaken behoren bij een medische keuring te worden<br />

gecontroleerd.<br />

als uw bloedglucose niet goed is gereguleerd, dus als uw bloedglucose te sterke<br />

schommelingen kent<br />

als uw bloeddruk te hoog is en u wordt hiervoor (nog) niet behandeld<br />

als u problemen hebt met uw hart, zoals pijn op de borst (angina pectoris)<br />

als u oogproblemen hebt die (nog) niet worden behandeld<br />

als u niet goed in staat bent de signalen van een hypo op te merken.<br />

Hypo’s en sport<br />

Zelfregulatie is belangrijk om te kunnen sporten<br />

Sporten is alleen veilig als u in staat bent tot zelfregulatie, dus als u uw behandeling kunt<br />

aanpassen aan het sporten. Als u niet in staat bent de behandeling aan te passen, is er het<br />

risico dat u een hypo krijgt.<br />

Sport leidt tot een daling van de bloedglucose<br />

Tijdens het sporten daalt uw bloedglucose omdat het lichaam extra energie verbruikt. Maar ook na<br />

een inspanning kan uw bloedglucose nog uren dalen. Hierdoor loopt u het risico een hypo te krijgen.<br />

Dat is goed te voorkómen door zelfregulatie, dus door uw voeding en/of de insuline aan te passen,<br />

maar toch kan het een keer misgaan.In bepaalde gevallen kan een hypo tot gevaarlijke situaties<br />

leiden. Bijvoorbeeld: door een hypo tijdens bergbeklimmen kunt u in problemen komen. Ook is het<br />

denkbaar dat u anderen in een gevaarlijke situatie kunt brengen. Dit zal meestal gelden voor sporten<br />

waar toch al risico’s aan vastzitten, ook voor mensen zonder <strong>diabetes</strong>. Voorbeelden van zulke<br />

sporten zijn parachutespringen, (solo) overlevingstochten, diepzeeduiken, zeesurfer, bergbeklimmen<br />

en skiën.<br />

Ook bijzondere omstandigheden kunnen soms problemen geven. Bijvoorbeeld: erge warmte of<br />

kou, grote hoogte en diepte. Er kunnen dan schommelingen in de bloedglucose optreden. U<br />

hebt dan ook een grotere kans een hypo te krijgen.


Het risico van een hypo bestaat met name voor mensen die insuline gebruiken. Soms hebben ook<br />

mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> die sulfonylureumderivaten gebruiken een hoger risico op een hypo.<br />

Probeer het risico van een hypo in te schatten<br />

Hypo’s zijn niet altijd te voorkómen en bij bepaalde sporten zijn hypo’s dus gevaarlijk. Het is niet<br />

zo dat deze sporten in alle gevallen worden afgeraden. Wel wordt aangeraden de risico’s van<br />

tevoren na te gaan. Als u niet zeker weet of u een bepaalde sport kunt doen, overleg dan met<br />

uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Als u een bepaalde sport toch graag wilt doen, ook al zijn<br />

er risico’s, kunt u met uw arts overleggen wat u kunt doen om de kans op een hypo zo klein<br />

mogelijk te maken.<br />

Denk er aan, dat er bij dit soort sporten ook problemen kunnen ontstaan met de verzekering als<br />

er iets verkeerd gaat!<br />

“De arts heeft me sterk afgeraden te blijven duiken: het is te gevaarlijk. Maar ik ben het daar<br />

niet mee eens. Je kunt niet zomaar zeggen dat een sport ‘te gevaarlijk’ is. Waar het volgens<br />

mij om gaat is de vraag: welke risico’s wil je nemen en welke niet? En er spelen meer zaken<br />

mee. Bijvoorbeeld dat ik echt gek ben op duiken en het vreselijk zou missen als ik er mee<br />

stop. Dus ik ben gewoon blijven duiken. Ik doe het wel voorzichtiger dan vroeger. Ik meet<br />

bijvoorbeeld vaak mijn bloedglucose en duik altijd samen met een vriend die weet wat er mis<br />

kan gaan. Of die arts dat vervelend vindt? Niet echt, geloof ik. Hij heeft wel eens gezegd: als<br />

arts moet ik je adviseren om niet te duiken, maar je beslist uiteindelijk zelf of je iets met dat<br />

advies doet.”<br />

Neem voorzorgsmaatregelen<br />

Als u denkt dat een bepaalde sport risico’s kan opleveren, kunt u voorzorgsmaatregelen nemen.<br />

Dit geldt bijvoorbeeld voor zwemmen. De kans dat er bij het zwemmen iets misgaat is klein, maar<br />

áls het gebeurt kunt u verdrinken. In zulke gevallen kunt u het zekere voor het onzekere nemen en<br />

enkele voorzorgsmaatregelen nemen. Hier noemen we enkele voorzorgsmaatregelen die u hij<br />

verschillende sporten kunt nemen.<br />

Ga liever niet sporten binnen een uur nadat u insuline hebt gespoten. De insuline bereikt in<br />

het eerste uur een piek, waardoor de bloedglucose snel kan gaan dalen.<br />

Sport bij voorkeur met anderen in de buurt. Dat is veiliger en (vaak) gezelliger.<br />

Vertel uw medesporters of anderen in de omgeving over uw <strong>diabetes</strong> en over wat zij moeten<br />

doen bij een hypo.<br />

Zorg dat altijd een extra voorraad glucose bij de hand is (druivensuiker).<br />

Stop meteen met sporten als u de eerste tekenen van een hypo voelt. Neem vervolgens<br />

gauw wat suiker die snel in het bloed kan worden opgenomen, het liefst druivensuiker<br />

(‘sportdrankjes’, bepaalde soorten snoep, dextro’s).<br />

Meet voor en na het sporten uw bloedglucose. Blijf dit doen tot enkele uren na het sporten,<br />

omdat de bloedglucose door het sporten nog een tijdje kan blijven dalen.<br />

Wanneer u om de een of andere reden tijdelijk wat ontregeld bent, is het aan te raden om<br />

even te stoppen met sport. Ga liever ook niet sporten wanneer de bloedglucose voor het<br />

sporten erg hoog of laag is. U kunt proberen ervoor te zorgen dat de bloedglucose vlak voor<br />

het sporten aan de hoge kant is, bijvoorbeeld 10 mmo1/1, omdat door de inspanning uw<br />

bloedglucose zal dalen.<br />

Leren van uw ervaring<br />

Wanneer u net met een sport of regelmatige beweging begint, neem dan ruim de tijd om te ervaren<br />

hoe uw lichaam reageert op deze inspanning. Neem ook voldoende tijd om de aanpassingen in<br />

voeding en insuline onder de knie te krijgen. Dat is een kwestie van uitproberen. Vroeg of laat leert u<br />

hoe u zich het beste op de inspanning kunt voorbereiden.Als u zich onzeker voelt, bijvoorbeeld in het


egin, kunt u advies vragen aan uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Samen met hen kunt u een<br />

schema maken voor als u gaat bewegen of sporten.<br />

Sommige mensen zijn zo ingesteld op insuline, dat ze niet zomaar insuline kunnen minderen.<br />

Als zij toch graag willen gaan sporten, zullen zij in overleg met de arts of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige toch meestal anders worden ingesteld.<br />

Tips<br />

Probeer blessures te voorkomen<br />

U kunt dat doen door het sporten geleidelijk op te bouwen (‘warming-up’) en ook geleidelijk af te<br />

bouwen (‘cooling down’ en ‘stretching’). Blessures zijn altijd vervelend. Bij <strong>diabetes</strong> kunnen ze<br />

nog vervelender zijn, omdat het u wat meer tijd kan kosten te herstellen.<br />

Let op waar u insuline spuit<br />

Als u bij een sport bepaalde spieren veel gebruikt, spuit de insuline dan niet in de buurt van<br />

deze spieren. De doorbloeding in deze spieren neemt namelijk sterk toe, waardoor de insuline<br />

sneller in het bloed worden opgenomen. U kunt dan een hypo krijgen. Injecteer in zo’n geval<br />

liever op een plek met wat meer onderhuids vet, bijvoorbeeld uw bil of buik.<br />

Pas op uw ogen<br />

Als u oogproblemen hebt kunt u beter sporten mijden waarbij explosieve krachtsinspanningen nodig<br />

zijn, bijvoorbeeld gewichtheffen of worstelen. Er komt dan erg veel druk op de oogbol te staan.<br />

Pas op uw voeten<br />

Probeer beschadigingen van de huid van uw voeten te voorkomen. Door uw <strong>diabetes</strong> is deze<br />

extra kwetsbaar.<br />

Controleer daarom voor en na het sporten de huid van uw voeten. Het kan zijn dat u een<br />

beschadiging niet voelt, omdat uw voet minder gevoelig is. Zorg voor goed zittende schoenen<br />

die veel steun geven. Wanneer er toch wondjes ontstaan, behandel deze dan zorgvuldig. Aarzel<br />

niet om naar uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige te gaan.<br />

Cursussen over sport en beweging<br />

De Diabetesvereniging Nederland heeft speciale cursussen over sport en beweging.<br />

Type 1 en beweging<br />

Het aanpassen van de voeding en de insuline<br />

Bij lichamelijke inspanning gebruikt het lichaam meer glucose. De kans op een hypo is daarom<br />

groter. U kunt een hypo op drie manieren voorkómen:<br />

eet wat extra voordat u gaat bewegen of sporten<br />

verlaag de hoeveelheid insuline voordat u gaat bewegen of sporten<br />

doe allebei<br />

Er zijn geen precieze regels voor het aanpassen van het eten en de insuline. Het hangt af van<br />

de omstandigheden:<br />

hoe zwaar is de beweging of sport?<br />

hoe laat gaat u bewegen of sporten?<br />

hoe lang gaat u bewegen of sporten?<br />

beweegt of sport u binnen of buiten?<br />

hoe koud of warm is het?<br />

hoe is uw bloedglucose als u begint?


Wanneer u regelmatig zult gaan sporten, zult u uit ervaring leren hoe u de insuline en uw<br />

voeding moet aanpassen. Overleg met de arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige wat voor uw situatie<br />

het beste is, hier geven wij alleen algemene informatie.<br />

Als u langer gaat bewegen of sporten, neem dan extra eten én verlaag ook de hoeveelheid<br />

insuline.<br />

Het duurt een tijdje voordat voedsel voor een verhoging van de bloedglucose zorgt. Gebruik<br />

daarom deze extra voeding ongeveer een half uur vóórdat u gaat bewegen of sporten. Na<br />

het bewegen of sporten blijft het lichaam nog uren extra glucose gebruiken. Uw bloedglucose<br />

blijft dan dus dalen. Houd hier rekening mee als u uw voeding en insuline aanpast.<br />

Het extra eten kan bestaan uit de gebruikelijke producten, dat wil zeggen eten met veel<br />

koolhydraten: brood met zoet beleg, aardappelen, pasta, rijst, fruit.<br />

Als u nog niet zo lang <strong>diabetes</strong> hebt (of nog niet lang aan sport of regelmatige beweging<br />

doet), kunt u de volgende vuistregels gebruiken: neem één snee brood extra voor een half<br />

uur sport of zware lichamelijke inspanning.<br />

Neem extra maatregelen als u een duursport gaat doen<br />

Wanneer u echte duursport gaat doen is het aan te raden extra op te letten. Voorbeelden van<br />

duursporten zijn: lange afstanden lopen of rennen, fietsen, schaatsen, of als u een toernooi hebt<br />

dat een hele dag duurt.<br />

Probeer zulke inspanningen geleidelijk op te bouwen, liefst lang van tevoren. Voor bijvoorbeeld<br />

het lopen van een marathon zult u al snel en paar jaar nodig hebben, al hangt dit ook af van uw<br />

leeftijd en fitheid.<br />

Als u bezig bent met zulke langdurige inspanningen is het aan te raden tijdens het sporten<br />

regelmatig iets te eten om zo de bloedglucose op peil te houden. Neem dan bij voorkeur licht<br />

verteerbaar voedsel, zoals vla, pap met wat glucose of drankjes met glucose erin.<br />

Type 2 en beweging<br />

Meer bewegen<br />

Beweging hoeft niet meteen een sport te betekenen. In het dagelijks leven zijn er allerlei<br />

manieren om te ‘sporten’. Denk bijvoorbeeld aan lopend boodschappen doen, tuinieren, de trap<br />

in plaats van de lift nemen, op de fiets naar het werk gaan enzovoort.<br />

Bewegen helpt om overgewicht te voorkomen<br />

Regelmatige beweging en sport kunnen helpen om uw gewicht te verminderen, of om te<br />

voorkomen dat u zwaarder wordt. Veel mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> zijn te zwaar en krijgen het<br />

advies af te vallen. Regelmatige beweging en sport kunnen daarbij dus helpen. Een enkele keer<br />

komt het voor dat er door meer te bewegen helemaal geen tabletten meer nodig zijn!<br />

Hoe vaak bewegen?<br />

Met bewegen bedoelen we wat anders dan met sporten. Bewegen doet u al als u de trap op<br />

loopt, naar de brievenbus loopt of lopend of fietsend boodschappen haalt. Hoe vaak u kunt<br />

bewegen hangt van veel dingen af, zoals uw leeftijd, conditie en eventuele beperkingen. In z’n<br />

algemeenheid geldt dat elke dag een half uur beweging al helpt. U hoeft dus niet meteen erg<br />

inspannende dingen te gaan doen om toch te bewegen!<br />

Hoe vaak sporten?<br />

Als u het wat serieuzer wilt aanpakken, of gewoon omdat u het leuk vindt, kunt u gaan sporten.<br />

Hierbij kunt u de volgende richtlijnen aanhouden:<br />

Doe twee tot vier keer per week op een rustige manier aan sport. Doe dit een half uur tot<br />

twee uur. Bijvoorbeeld: rustig wandelen of fietsen.


Doe daarnaast een of twee keer per week een meer inspannende sport of activiteit, dus iets<br />

waarbij u meer spieren gebruikt en waarvan u sneller moe wordt. Bijvoorbeeld: zwemmen.<br />

“Ik ben te oud om nog echt actief een sport te doen, maar ik doe regelmatig<br />

gymnastiekoefeningen. Meestal ‘s ochtends, want je wordt er lekker wakker van. Soms moet<br />

ik me er een beetje toe zetten. Kom op oudje, denk ik dan, rekken en strekken maar weer...<br />

Ze zeggen dat het goed is voor de <strong>diabetes</strong>, maar daar doe ik het eigenlijk niet voor. Ik doe<br />

het eigenlijk meer omdat ik me er in het algemeen wat fitter door voel.”<br />

Aanpassen van uw voeding<br />

Omdat bewegen invloed heeft op uw bloedglucose, kan het nodig zijn de behandeling iets aan<br />

te passen. Dit hangt natuurlijk af van wat u precies gaat doen: er is een verschil tussen een<br />

kwartiertje wandelen en een dag fietsen.<br />

In z’n algemeenheid geldt echter dat u vóór een inspanning wat extra’s moet eten. Hoeveel dit<br />

moet zijn hangt af van de inspanning. U zult door ervaring leren hoeveel extra u moet eten. U<br />

kunt ook overwegen om de dosering van de tabletten te verlagen of minder insuline te spuiten.<br />

Overleg, zeker in het begin, met uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

18. Stoppen met rokrn<br />

Samenvatting<br />

Roken is een verslaving. Het is daarom lastig om ermee te stoppen. Aan de andere kant: het is<br />

niet onmogelijk. Integendeel, jaarlijks stoppen ongeveer 100.000 mensen met roken. Zij hebben<br />

daar goede redenen voor. De belangrijkste reden is dat zij door te stoppen hun gezondheid en<br />

conditie behoorlijk kunnen verbeteren.<br />

Een goede aanpak maakt de kans op succesvol stoppen groter. Laat u begeleiden, bijvoorbeeld<br />

door de huisarts. Stop als het kan samen met uw partner of een collega. Prik en datum en vertel<br />

aan iedereen in uw omgeving dat u op die dag gaat stoppen. Ga na wat voor u de belangrijkste<br />

redenen zijn om te stoppen. Bereid u voor op ontwenningsverschijnselen. Na verloop van tijd<br />

worden ze vanzelf minder sterk. Soms kunnen hulpmiddelen (bijvoorbeeld nicotinevervangende<br />

middelen) helpen. Deze zijn aan te bevelen als u meer dan tien sigaretten per dag rookt. Zorg<br />

er ten slotte voor dat u weet wat u kunt doen op momenten van hevige trek: een glas water<br />

drinken, een ommetje maken, iemand bellen enzovoort.<br />

Er is veel hulp voor mensen die met roken willen stoppen. De huisartsen bieden een eenvoudig<br />

begeleidingsprogramma aan. Thuiszorgorganisaties organiseren de groepstraining ‘Pakje<br />

Kans’. STIVORO kan u een advies op maat geven en u telefonisch begeleiden. Daarnaast zijn<br />

er nog tal van andere methoden, die u bijvoorbeeld kunt vinden op www.stivoro.nl.<br />

Stoppen met roken<br />

Moeilijk maar niet onmogelijk<br />

Veel mensen die roken kunnen zich een leven zonder sigaretten nauwelijks voorstellen. Dit<br />

komt omdat de nicotine in sigaretten verslavend is: u hebt deze stof steeds opnieuw nodig.<br />

Daarnaast is het roken verbonden aan allerlei dagelijkse handelingen. U rookt een sigaret bij de<br />

koffie, na het eten, gezellig bij een glaasje wijn enzovoort. Als u bent gestopt met roken, wordt u<br />

bij deze alledaagse gewoonten steeds weer aan het roken herinnerd.


Mislukte pogingen<br />

Misschien bent u al een keer gestopt en vervolgens toch weer begonnen. Daarin bent u niet de<br />

enige. De meeste mensen hebben namelijk ongeveer drie of vier pogingen nodig om uiteindelijk van<br />

het roken af te komen. Het lijkt daardoor misschien bijna onmogelijk om met roken te stoppen.<br />

Overigens zijn eerdere ervaringen met stoppen vaak erg nuttig: u leert zo precies wat voor u de<br />

moeilijke momenten zijn. Die ervaring kunt u gebruiken als u opnieuw wilt stoppen. U kunt<br />

oplossingen bedenken voor problemen die zich de vorige keer bij het stoppen voordeden.<br />

Elk jaar stoppen zo’n honderdduizend mensen met roken<br />

Stoppen met roken is misschien zelfs makkelijker dan u denkt. Veel ex-rokers zeggen dat het<br />

stoppen meeviel. U zult waarschijnlijk een paar weken lang af en toe sterk naar een sigaret<br />

verlangen. En ook na die eerste weken zal het verlangen naar een sigaret nog wel eens de kop<br />

opsteken. Maar na een maand merkt u dat het stoppen al een stuk makkelijker gaat. U hebt<br />

minder vaak moeilijke momenten. De lichamelijke voordelen merkt u al snel. U krijgt bijvoorbeeld<br />

een gezondere kleur in uw gezicht of uw handen en voeten voelen warmer aan.<br />

Als het stoppen echt is gelukt, is vrijwel iedereen erg opgelucht. Bijna iedereen die al een tijd<br />

rookt heeft er spijt van ooit te zijn begonnen met roken. Maar er is niemand die spijt heeft met<br />

roken gestopt te zijn.<br />

Waarom stoppen?<br />

Dat mensen blij zijn als het ze lukt om te stoppen is begrijpelijk. Er zijn veel redenen om te<br />

stoppen. U zult ze waarschijnlijk al kennen.<br />

U bent minder snel verkouden of ziek.<br />

Uw tabaksrook vormt geen risico meer voor de mensen om u heen.<br />

Uw conditie verbetert.<br />

U voelt zich fitter en gezonder.<br />

U bespaart geld.<br />

U gaat er beter uitzien.<br />

Uw kleding ruikt minder rokerig.<br />

Uw smaak- en reukvermogen verbeteren.<br />

Uw huis is schoner.<br />

U hoeft minder vaak uw plafonds te witten, te behangen en de gordijnen te wassen.<br />

U hoeft niet meer steeds aan roken te denken, ook niet onder werktijd of tijdens een lange<br />

vliegreis.<br />

Ernstige aandoeningen<br />

Hoe langer u rookt, des te groter de kans op ernstige aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten<br />

of longkanker. Elk uur sterven in Nederland twee tot drie mensen aan de gevolgen van roken.<br />

Sommige mensen lopen nog meer risico<br />

Voor sommige mensen is roken nóg ongezonder dan voor anderen. Dat geldt voor mensen met<br />

<strong>diabetes</strong>, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterol en overgewicht. Dit komt omdat zij toch al een<br />

verhoogde kans op hart- en vaatproblemen hebben (hartaanval, beroerte). Het roken komt daar<br />

nog eens bij, zodat er een optelsom van risico’s ontstaat. Ook werken sommige medicijnen<br />

minder goed als u rookt, bijvoorbeeld medicijnen bij <strong>diabetes</strong> of bloeddrukverlagers. Door te<br />

stoppen met roken maakt u de risico’s een stuk kleiner.


Een goede aanpak<br />

Echt willen stoppen<br />

Stoppen betekent uiteindelijk: steeds opnieuw besluiten geen sigaret op te steken, net zolang totdat<br />

u geen zin meer hebt in een sigaret. Die besluiten neemt u zelf. Stoppen met roken is uw beslissing.<br />

Het is daarom goed eerlijk na te denken over het roken. Wat vindt u zélf van het roken? Wilt u<br />

werkelijk stoppen of doet u het eigenlijk voor een ander, bijvoorbeeld uw partner of uw arts?<br />

Zorg ervoor dat u uw eigen redenen hebt om te stoppen.<br />

U hebt al gelezen over redenen om te stoppen. Lees ze nog eens door en ga na wat deze<br />

redenen voor u betekenen. Wat vindt u er van? Probeer op deze manier uw redenen te<br />

bedenken waarom u wilt stoppen met roken.<br />

De weegschaal<br />

Een nuttige methode om dit te doen is om het stoppen met roken te zien als een soort<br />

weegschaal. De linker ‘schaal’ van de weegschaal bevat de voordelen van het roken en de<br />

nadelen van het stoppen. De rechter ‘schaal’ bevat de nadelen van het roken en de voordelen<br />

van het stoppen. Dit lijkt wat ingewikkeld maar waar het op neer komt is dat er links staat<br />

waarom u zou doorgaan met roken en rechts waarom u zou stoppen.<br />

Doe dit als volgt: verdeel een vel papier in vier kwarten. In het kwart linksboven schrijft u:<br />

‘roken/voordelen’, rechtsboven: ‘stoppen/voordelen’. Linksonder schrijft u: ‘roken/nadelen’ en<br />

rechtsonder: ‘stoppen/nadelen’. Vul in elk van de vier vakken uw persoonlijke gedachten in.<br />

Bekijk dan eens rustig wat u hebt opgeschreven. U zult zo een duidelijker beeld krijgen van uw<br />

eigen ideeën over stoppen met roken.<br />

Zoek ondersteuning<br />

Roken is een verslaving. Op eigen kracht een verslaving doorbreken is veel moeilijker dan dit doen<br />

met ondersteuning. Ondersteuning is daarom een belangrijk onderdeel van het stopproces.<br />

Er is veel ondersteuning beschikbaar. U kunt denken aan begeleiding, maar ook aan<br />

hulpmiddelen, zoals nicotinevervangende middelen. Een goede eerste stap is om hulp te<br />

vragen aan uw huisarts. De huisartsen bieden een eenvoudig programma aan, waarbij u wordt<br />

gesteund om met roken te stoppen. U kunt ook meedoen aan de groepstraining ‘Pakje Kans’<br />

van de thuiszorgorganisatie of de GGD in uw woonplaats of zich telefonisch laten begeleiden<br />

door een medewerker van STIVORO (0900 - 93 90 (€ 0,10 pm), www.stivoro.nl).<br />

Zoek ondersteuning bij uw omgeving<br />

Natuurlijk is ook de steun van familie en vrienden belangrijk. Vertel uw vrienden en familie dat u<br />

gaat stoppen. Vertel het vooral aan mensen van wie u weet dat ze u met raad en daad kunnen<br />

ondersteunen. Mensen van wie u weet dat z( u in de verleiding kunnen brengen weer te gaan<br />

roken, kunt u misschien betel niet vragen u te helpen.<br />

Als uw partner rookt, is het aan te raden om samen te stoppen. Dat kan hei voor beiden<br />

makkelijker maken. Bovendien: als u stopt terwijl uw partner blijft roken, blijft u ongezonde rook<br />

inademen. Uw partner moet natuurlijk wel zeil achter het stoppen staan. Probeer daarom<br />

samen na te denken over de voor- er nadelen van het stoppen.<br />

Als u geen partner hebt, kunt u misschien een ander of anderen vinden die ooi< willen stoppen,<br />

bijvoorbeeld een collega of een goede vriend(in). Zorg er we voor dat u zich niet afhankelijk<br />

voelt van degene met wie u stopt. Het stopper blijft uw eigen verantwoordelijkheid.


Bepaal een datum<br />

Spreek met uzelf af dat u gaat stoppen en prik - samen met uw begeleider - eer datum.<br />

Hierdoor kunt u zich ergens op richten en zich zo goed mogelijk voorbereiden. Vertel aan zo<br />

veel mogelijk mensen dat u gaat stoppen. Dat maakt het makkelijker voor u om ook echt de<br />

stap te zetten.<br />

Een goed moment<br />

Kies een goed moment om te stoppen. In een erg drukke periode met veel span ning is het<br />

waarschijnlijk moeilijker om niet te roken. Veel mensen vinden eer vakantie een goede tijd om<br />

te stoppen: ze zijn dan meer ontspannen, zitten nier vast in allerlei gewoonten (waarvan roken<br />

er een is) en hebben veel afleiding Andere mensen vinden het juist prettig om te stoppen als zij<br />

in hun dagelijks( routine zitten. Ze kunnen hun routine dan aanpassen om moeilijke momentei<br />

te voorkómen.<br />

Omgaan met ontwenningsverschijnselen<br />

Ontwenningsverschijnselen kent u al een beetje. Als u langer dan u gewenc bent niet rookt, wordt u<br />

onrustig, nerveus, u krijgt klamme handen, en vooral zin in een sigaret. Als u helemaal met roken<br />

stopt, krijgt u van al deze (en no andere) verschijnselen last. Bij ongeveer de helft van de mensen<br />

beginnen deze ontwenningsverschijnselen tijdens de eerste 24 uur van het stopproces.<br />

zin in roken<br />

een grieperig gevoel<br />

prikkelbaarheid<br />

gespannenheid<br />

onrust<br />

hoofdpijn<br />

duizeligheid<br />

slecht slapen<br />

Deze klachten zijn op zich niet ernstig, maar wel vervelend. Zo vervelend dai ze u in de<br />

verleiding brengen weer een sigaret op te steken. Maar u kunt ook anders tegen deze<br />

ontwenningsverschijnselen aankijken. U kunt ze als positie: zien: ze geven immers aan dat uw<br />

lichaam tegen de rookverslaving aan he vechten is! Op deze manier worden misselijkheid of<br />

onrust juist tekenen dai u goed bezig bent en dat u aan de winnende hand bent in het gevecht<br />

met cl( verslaving.<br />

Ontwenningsverschijnselen worden snel minder<br />

Nicotine is al na 48 uur uit uw lichaam verdwenen. De ontwenningsverschijnselen worden<br />

meestal na twee weken al minder. In de daaropvolgende weken nemen ze verder af en ten<br />

slotte verdwijnen ze helemaal. De meeste tijd bent u kwijt om het roken los te koppelen van<br />

bepaalde momenten, handelingen, emoties of personen.<br />

Wel kunnen de verschijnselen sterk wisselen. Net als u een goede dag hebt gehad, krijgt u een<br />

dag waarin u alleen maar aan roken kunt denken. Ga dan voor uzelf na welke omstandigheden<br />

het u op die dag lastiger maakten. Bedenk dan wat u aan die omstandigheden kunt veranderen<br />

om het stoppen makkelijker vol te houden.<br />

Nicotinevervangende middelen<br />

Als u meer dan tien sigaretten per dag rookt, is het aan te raden hulpmiddelen te gebruiken die<br />

de ontwenningsverschijnselen helpen onderdrukken. De eerste voorkeur gaat uit naar<br />

nicotinevervangende middelen. Medicijnen kunnen vanwege de bijwerkingen beter als tweede<br />

keuze worden beschouwd. Vooral in combinatie met begeleiding, van uw huisarts of een<br />

medewerker van STIVORO, blijkt het gebruik van hulp middelen succesvol.


Wanneer u nicotinevervangende middelen gebruikt, krijgt uw lichaam nog nicotine binnen.<br />

Hierdoor kunt u uw gewoonten veranderen zonder dat u steeds wordt herinnerd aan het roken.<br />

Nicotinevervangers zijn verkrijgbaar in de vorm van kauwgom, pleisters, zuigtabletten en<br />

tabletjes voor onder de tong. Lees altijd eerst goed de gebruiksaanwijzing of laat u adviseren<br />

door uw huisarts of apotheker.<br />

Nicotinevervangende middelen worden niet vergoed door uw zorgverzekeraar.<br />

Medicijnen<br />

Uw huisarts kan ook medicijnen voorschrijven. Vanwege de bijwerkingen die kunnen optreden<br />

is het aan te raden om eerst andere manieren te proberen.<br />

Bupropion<br />

Uw huisarts kan bupropion (Zyban) voorschrijven. Dit medicijn werkt vooral goed bij mensen die<br />

tijdens het stoppen veel last hebben van een sterke hunkering naar roken. Dit weet u pas als u<br />

al eens eerder bent gestopt.<br />

Het middel wordt gegeven in een kuur van negen weken, die een tot twee weken voor de<br />

stopdatum begint. De kuur wordt ondersteund met voorlichting over het stoppen in de vorm van<br />

een boekje. U ontvangt dit als u de eerste keer het recept ophaalt bij uw apotheek.<br />

Het middel kan bijwerkingen hebben, zoals slapeloosheid, misselijkheid en een droge mond.<br />

Het is niet makkelijk deze te onderscheiden van de ontwenningsverschijnselen.<br />

Bedenk dat bupropion niet gecombineerd mag worden met sommige hartmedicijnen, waaronder<br />

bètablokkers en medicijnen voor hartritmestoornissen. Overleg daarom altijd met uw huisarts.<br />

Bupropion is alleen op recept verkrijgbaar.<br />

Bupropion wordt niet vergoed. Sommige artsen schrijven daarom nortriptyline (Nortrilen) voor,<br />

omdat dit een vergelijkbare werking heeft én goedkoper is. Dit middel is echter niet officieel<br />

geregistreerd als middel om het stoppen met roken te ondersteunen. Bovendien kan het<br />

problemen geven bij mensen die al hartproblemen hebben!<br />

Varenicline<br />

Varenicline (Champix) is een nieuw medicijn dat speciaal is ontwikkeld voor stoppen met roken.<br />

Het middel gaat de ergste zin in roken tegen en vermindert de ontwenningsverschijnselen.<br />

Wanneer iemand toch rookt terwijl hij varenicline gebruikt, dan blijft het prettige gevoel door het<br />

roken weg.<br />

Een week voor de stopdatum begint u met het medicijn te gebruiken Minimaal twee weken na<br />

de stopdatum stopt u. De belangrijkste bijwerking is misselijkheid. Het middel is alleen op recept<br />

verkrijgbaar.<br />

Een overzicht van alle hulpmiddelen en hulpmethoden vindt u op de website van STIVORO:<br />

www.stivoro.nl.<br />

Als u zin krijgt in een sigaret<br />

Vrijwel iedereen krijgt te kampen met een bij vlagen hevige zin in een sigaret. Vaak gebeurt dit<br />

op ‘speciale momenten’, bijvoorbeeld na het avondeten of in gezelschap van vrienden. Het kan<br />

zijn dat uhierop voorbereid bent en weet dat zo’n moment gaat komen. Maar het kan ook zijn<br />

dat u er door wordt overvallen<br />

Zo’n moment kan eindeloos lijken, maar in werkelijkheid duurt deze hevige trek meestal maar<br />

één of twee minuten. Daarna wordt de trek vanzelf minder en vergeet u weer even dat u een


sigaret wilde. De trek in een sigaret zal bij het begin van het stoppen heviger zijn. Naarmate u<br />

langer bent gestopt, merkt u dat u minder vaak aan sigaretten denkt.<br />

Het kan helpen om op zulke momenten uw aandacht van de sigaret af te leiden. Dat kan op<br />

allerlei manieren:<br />

drink iets, bijvoorbeeld een glas water of thee<br />

eet iets, bijvoorbeeld een appel<br />

zoek afleiding: maak een ommetje, ga een praatje maken, bel iemand op.<br />

doe iets met uw handen: doe de afwas, ga iets kopiëren, ruim het bureau op, doe een klusje.<br />

lees het lijstje met redenen om te stoppen.<br />

adem een paar keer diep in en uit<br />

Ga situaties waarin u graag rookte tijdelijk uit de weg<br />

De meeste mensen die roken doen dit de hele dag. Toch hebben veel mensen bepaalde<br />

momenten waarop ze het liefste roken: ‘s ochtends bij de koffie, na het eten, bij een borreltje, in<br />

het café, met bepaalde kennissen enzovoort.<br />

Het kan helpen om, zeker in de eerste weken dat u niet rookt, deze situaties zo veel mogelijk uit<br />

de weg te gaan. Zo kunt u heel wat momenten ontlopen waarop u zin krijgt in een sigaret.<br />

Dikker worden<br />

Mensen die stoppen met roken komen vaak aan, gemiddeld tussen de 2,5 en 6 kilo. Hiervoor<br />

zijn drie redenen:<br />

Het roken zorgt ervoor dat de stofwisseling sneller werkt. Nadat u bent gestopt wordt de<br />

stofwisseling weer normaal. Hierdoor kunt u iets aankomen.<br />

Vaak gaan mensen meer eten omdat de sigaret een leegte achterlaat. Door iets te eten<br />

wordt deze leegte gevuld.<br />

Mensen die stoppen komen ook aan omdat ze beter kunnen ruiken en proeven: het eten<br />

smaakt lekkerder en dus eten ze meer.<br />

Hoe kunt u voorkomen dat u veel aankomt?<br />

Voorkómen dat u aankomt is op zich eenvoudig: beweeg meer, eet minder. Bewegen kan ook<br />

helpen bij het omgaan met ontwenningsverschijnselen. U kunt bijvoorbeeld denken aan<br />

wandelen of fietsen. Het hoeft dus niet te betekenen dat u meteen intensief moet gaan sporten.<br />

Stoppen met roken én minder eten is een erg lastige opgave. U kunt beter eerst stoppen met<br />

roken, ook als u dan iets aankomt. Als u ongeveer drie maanden bent gestopt kunt u proberen<br />

iets af te vallen. Eventueel kunt u een diëtiste om raad vragen.<br />

Ondersteuning<br />

De huisarts<br />

De huisarts kan u begeleiden bij het stoppen met roken. Dit gebeurt volgens een bepaalde<br />

methode. Eerst wordt het stoppen voorbereid. De huisarts (soms de praktijkassistent) kijkt hoe<br />

uw rookgedrag is (hoeveel, wanneer, hoe lang al enzovoort). Ook bespreekt hij of zij met u de<br />

redenen om te stoppen. Verder wordt bekeken welke problemen zich bij het stoppen kunnen<br />

voordoen en hoe u hiermee het beste om kunt gaan. Ten slotte wordt een stopdatum afgesproken<br />

en een definitieve keuze gemaakt voor hulpmiddelen.<br />

Groepstraining ‘Pakje Kans’<br />

In veel plaatsen kunt u bij de thuiszorgorganisatie of de GGD de groepstraining ‘Pakje Kans‘. U<br />

stopt dan samen met een aantal andere mensen en wordt hierbij begeleid. Deze cursus is<br />

vooral geschikt voor mensen die heel graag willen stoppen, maar eerder hebben gemerkt dat zij<br />

veel moeilijkheden tegenkomen tijdens het stopproces.


De kosten liggen rond de € 112,-, maar deze kunnen verschillen per organisatie. Dit wordt door<br />

sommige zorgverzekeraars vergoed; ga dit na bij uw eigen verzekeraar. Leden van de<br />

thuiszorgorganisatie krijgen soms korting.<br />

Voor een overzicht van adressen waar u deze cursus kunt volgen kunt u contact opnemen met<br />

STIVORO: 0900 - 93 90 (€ 0,10 pm), www.stivoro.nl.<br />

Advies op maat van STIVORO<br />

STIVORO is een initiatief van de Nederlandse Hartstichting, KWF Kankerbestrijding en het<br />

Astma Fonds. Het is het expertisecentrum voor tabakspreventie- en tabakshulpverlening.<br />

Via de website van STIVORO kunt u de vragenlijst voor het ‘Advies op maat’ invullen. U krijgt<br />

dan direct advies dat past bij uw situatie. U kunt het advies uitprinten of per e-mail laten<br />

opsturen.<br />

STIVORO verzorgt ook gratis telefonische ondersteuning. De ondersteuning bestaat uit vier tot<br />

zes ondersteunende gesprekken met mensen die hiervoor speciaal zijn opgeleid. Als u de<br />

vragenlijst voor het ‘Advies op Maat’ op internet invult, kunt u daarbij aangeven of u door zo’n<br />

telefonische coach wilt worden begeleid.<br />

Op de website vindt u overigens ook een lijst met hulpmiddelen en methoden die ook kunnen<br />

helpen bij het stoppen. Voor meer informatie over ondersteuning door STIVORO kunt u bellen<br />

met 0900 - 93 90 (€ 0,10 pm).<br />

Andere methoden<br />

Er zijn veel methoden om van het roken af te komen, te veel om hier allemaal op te noemen.<br />

We beschrijven een paar methoden waarbij mensen baat hebben gehad.<br />

Gedragstherapie<br />

Gedragstherapie wil zeggen dat u met een psycholoog of psychiater praat over uw<br />

‘rookgedrag’. Dat rookgedrag is niet alleen het roken zelf, maar alles wat daarmee te maken<br />

heeft. Bijvoorbeeld: als u nerveus bent gaat u meer roken. Wie zijn eigen rookgedrag begrijpt,<br />

zal makkelijker kunnen stoppen.<br />

Voor informatie over gedragstherapeuten die u kunnen helpen kunt u bellen met de Vereniging<br />

voor Gedragstherapie: 030 - 254 30 54.<br />

Acupunctuur<br />

Acupunctuur wil zeggen dat met kleine naaldjes de energiebanen in het lichaam worden<br />

verdoofd of juist geprikkeld. Bij sommige mensen helpt dit om de ontwenningsverschijnselen in<br />

de hand te houden, zodat de eerste weken wat makkelijker zijn. Vaak wordt er met kleine<br />

naaldjes in het oor geprikt (oor-acupunctuur).<br />

Zie de Gouden Gids onder acupunctuur. Let er op dat de acupuncturist is aangesloten bij de<br />

Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur: 033 - 461 61 41, www.acupunctuur.nl.<br />

Softlasertherapie<br />

Deze behandeling lijkt op acupunctuur. Met een bepaalde soort laser worden bepaalde<br />

lichaamspunten behandeld, zodat de behoefte aan nicotine vermindert. Voor meer informatie<br />

kunt u bellen met de Informatielijn Stoppen met roken: 0900 - 93 90 (€ 0,10 pm).<br />

Hypnose<br />

Door u onder hypnose te brengen kan een therapeut uw motivatie om te stoppen versterken.<br />

Ook kunnen ontwenningsverschijnselen worden verminderd. Voor meer informatie en de


adressen van hypnotherapeuten kunt u bellen met de Nederlandse Beroepsvereniging voor<br />

Hypnotherapie: 030 - 626 46 52.<br />

Allen Carr<br />

Veel mensen hebben baat gehad bij het boek Stoppen met roken van Allen Carr. In dat boek<br />

wordt op een duidelijke manier het rookgedrag beschreven.<br />

De bewering van Carr is: wie eenmaal inziet dat het roken niet meer is dan een verslaving en<br />

begrijpt hoe deze verslaving precies werkt, zal weinig moeite meer hebben om de verslaving te<br />

doorbreken. Stoppen met roken is dan opeens veel makkelijker.<br />

19. Voeten en huid<br />

Samenvatting<br />

Soms leidt <strong>diabetes</strong> tot problemen met de voeten of de huid. Het is aan te raden goed op<br />

tekenen van deze problemen te letten en regelmatig uw voeten te laten controleren.<br />

Een goede verzorging van de voeten begint met een dagelijkse controle. Verder is aan te raden<br />

uw voeten te wassen met alkalivrije zeep, de nagels goed te verzorgen, goede schoenen en<br />

sokken te gebruiken en voldoende te bewegen.<br />

Ook de huid kan problemen geven. Door de huid schoon te houden en niet uit te laten drogen,<br />

kunnen deze zo veel mogelijk worden voorkómen. Behandel eventuele wondjes meteen.<br />

Problemen<br />

Voet- en huidproblemen<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> hebben een grotere kans om problemen te krijgen met de voeten en de<br />

huid dan mensen zonder <strong>diabetes</strong>. De volgende problemen kunnen optreden:<br />

Een verhoogde bloedsuiker kan schade veroorzaken aan de zenuwen. Dii wordt ook wel<br />

neuropathie genoemd. Hierdoor kunt u verschillende klachtei krijgen. Bijvoorbeeld:<br />

gevoelloosheid (waardoor u wondjes niet meer voelt) klauwtenen (gekromde tenen), een<br />

verstoorde bloedsomloop waardoor u (te) warme voeten krijgt, gezwollen aderen, botontkalking,<br />

kloven en brokkelig (nagels. Ook verminderde haargroei en een droge of schilferige huid,<br />

kalknage en (andere) infecties komen voor.<br />

Door <strong>diabetes</strong> kan ook angiopathie optreden. Dit is een aandoening aan d( bloedvaten<br />

waardoor de doorbloeding naar de voeten minder goed verloopt Het gevolg is dat wondjes<br />

moeilijker genezen. Als de doorbloeding door d( slagaders niet goed verloopt, zal<br />

slagaderverkalking optreden waardoor d( kans op hart- en vaatziekten groter wordt.<br />

Als gevolg van <strong>diabetes</strong> kan een verstijving ontstaan van gewrichten in het hele lichaam. Ook<br />

standsafwijkingen van de voet kunnen optreden en het vetkussen onder de voet kan<br />

verschuiven. Dit alles heeft tot gevolg dat bepaalde delen van de voet overbelast raken<br />

(mechanische stress). Door die overbelasting kunnen wondjes ontstaan.<br />

De problemen die hierboven staan beschreven, kunnen op zichzelf al vervelend zijn, maar<br />

veroorzaken daarnaast vaak (slecht genezende) wondjes. Als deze niet goed behandeld<br />

worden, is de kans op late complicaties groot. Gelukkig kunnen veel van deze problemen<br />

worden voorkomen. De tips die u in deze sectie aantreft kunnen u hierbij helpen.<br />

Als u toch klachten krijgt<br />

Niet alles kan worden voorkómen, ook niet als u uw voeten en huid goed verzorgt of als u uw<br />

best doet de bloedglucose zo goed mogelijk te reguleren. Ook dan kunnen klachten ontstaan.<br />

Meestal kunnen deze echter goed worden behandeld. Wel geldt: als de klachten niet op tijd


worden behandeld, kunnen ernstige problemen ontstaan. Het wordt daarom aangeraden met<br />

voet- en huidklachten altijd naar de arts te gaan, ook al gaat het om kleine klachtjes. Met<br />

voetklachten kunt u ook terecht bij de podotherapeut.<br />

Bovendien wordt aangeraden om uw voeten in ieder geval jaarlijks te laten controleren door de<br />

huisarts of podotherapeut. Het kan namelijk zijn dat u zelf niet merkt dat er problemen zijn.<br />

Voeten: verzorging<br />

Dagelijkse controle van uw voeten<br />

Controleer dagelijks uw voeten. Let op blaren, kloofjes, schrammen, wondjes, littekens en<br />

verkleuringen. Bekijk of er vreemde plekjes of andere afwijkingen te zien zijn. Voel met uw<br />

vingers of er plaatsen zijn waar een doof gevoel bestaat of waar het bij druk pijn doet.<br />

Controleer ook de voetzool, eventueel met behulp van een spiegel.<br />

Voetverzorging<br />

Was uw voeten dagelijks met een milde (alkalivrije) zeep. Deze zeep zorgt ervoor dat de<br />

natuurlijke beschermlaag van de voeten niet wordt aangetast.<br />

Spoel na het wassen uw voeten goed af, zodat er geen zeepresten achterblijven. Dep daarna<br />

uw voeten goed droog, vooral tussen de tenen en bij de nagelriemen. Pas op met<br />

droogwrijven, dit kan de huid beschadigen.<br />

Smeer uw huid regelmatig in met een huidvriendelijke crème (bijvoorbeeld een dun laagje<br />

vaseline of babyolie) om een droge huid, kloofjes en andere beschadigingen te voorkomen.<br />

Doe dit echter niet op wondjes. Gebruik geen talkpoeder.<br />

Knip uw nagels altijd recht af en vijl scherpe randen weg met een kartonnen vijl. Dit voorkomt<br />

ingroeiende teennagels. Als uw nagels bij het knippen snel splijten of afbrokkelen, knip dan<br />

met kleine knipjes of gebruik een (kartonnen) vijl. Als u het moeilijk vindt uw nagels zelf te<br />

knippen, neem dan geen risico en ga naar een pedicure met een aantekening ‘diabetische<br />

voet’.<br />

Gebruik nooit scherpe of puntige voorwerpen bij de nagelverzorging, bijvoorbeeld om vuil<br />

onder de nagels weg te halen.<br />

Knip, peuter of snijd nooit zelf aan eelt of likdoorns. Dit kan verwondingen veroorzaken. U<br />

kunt proberen om overmatig eelt voorzichtig te verwijderen met een puimsteentje. Laat de<br />

rest over aan een podotherapeut of pedicure met aantekening ‘diabetische voet’.<br />

Neem nooit langer dan vijf minuten een voetenbad. De huid wordt dan week en kwetsbaar<br />

voor wondjes. Gebruik geen soda of biotex, maar gewoon keukenzout en spoel uw voeten<br />

altijd af met schoon water. Neem nooit een voetenbad als u wondjes op uw voet hebt. De<br />

genezing wordt belemmerd door het verweken van de huid rondom de wond.<br />

Voel altijd eerst even met uw handen voordat u in badwater stapt.<br />

Loop niet op blote voeten of sandalen. Het risico dat u een wondje oploopt, is groot.<br />

Verzorging door de podotherapeut of pedicure<br />

Bij bepaalde problemen zal uw huisarts of internist u doorverwijzen naar een podotherapeut.<br />

Bijvoorbeeld bij wonden aan de voet of bepaalde voetaandoeningen. De podotherapeut kan u<br />

eventueel doorverwijzen naar een pedicure met een aantekening ‘diabetische voet’. De<br />

pedicure met een aantekening ‘diabetische voet’ is gespecialiseerd in de behandeling van<br />

voetklachten die bij <strong>diabetes</strong> optreden. Hij of zij behandelt bijvoorbeeld harde, brokkelige<br />

nagels, eeltvorming, eksterogen en likdoorns. Ga nooit peuteren of zelf ‘dokteren’ met<br />

scheermesjes en raspen. Gebruik ook geen likdoornpleisters of likdoorntinctuur, want deze<br />

kunnen wondjes veroorzaken.<br />

Voor meer informatie over de behandeling van voetproblemen kunt u de Richtlijn diabetische<br />

voet van de Nederlandse Diabetes Federatie doorlezen: www.<strong>diabetes</strong>federatie.nl.


“Mijn trouwe onderdanen, zo noem ik ze vaak. De meeste mensen denken niet zo vaak aan<br />

hun voeten. Deed ik trouwens ook nooit. Maar eigenlijk is dat raar. Zonder voeten zou je,<br />

letterlijk, geen stap verder komen... Door die <strong>diabetes</strong> ben ik veel meer aandacht aan mijn<br />

voeten gaan besteden, maar ik vind eigenlijk dat iedereen dat zou moeten doen. Eert uw<br />

onderdanen! ...”<br />

Schoenen<br />

In het algemeen geldt dat goede schoenen prettig moeten zitten, voldoende steun geven en<br />

geen extra druk op bepaalde plaatsen van de voet veroorzaken. De pasvorm is dus belangrijk.<br />

Hier vindt u tips die u kunnen helpen bij het kiezen van de juiste schoenen.<br />

Koop schoenen aan het eind van de dag, als uw voeten iets zijn opgezet: zo voorkomt u dat<br />

u uw schoenen te krap koopt.<br />

Pas altijd beide schoenen in de winkel. Bij sommige mensen is de ene voet groter dan de<br />

andere. Koop daarom altijd schoenen in de maat van de grootste voet.<br />

Let niet alleen op de schoenmaat: maat 40 van merk A is niet altijd even groot als maat 40<br />

van merk B. Let daarom vooral op de pasvorm en ga er niet van uit dat een bepaalde maat u<br />

zal passen.<br />

Pas de schoenen zoals u ze ook gaat dragen. Trek de veters goed aan en strik ze op de<br />

juiste manier. Alleen dan kunt u goed aanvoelen of de schoenen goed zitten.<br />

Ga altijd staan en loop een tijdje in de winkel rond als u de schoenen aan hebt. Als u loopt of<br />

staat, staan de voeten altijd iets meer naar voren, waardoor u goed kunt voelen of de<br />

schoenen niet te krap zitten. Uw tenen moeten in uw schoen vrij kunnen bewegen, zowel in<br />

de breedte als in de hoogte. Als uw tenen en nagels in de knel zitten, kunnen er pijnklachten<br />

ontstaan. Als u twijfelt of de schoenen te krap zitten, koopt u ze dan liever niet. Te krappe<br />

schoenen kunnen wondjes veroorzaken.<br />

Geloof niemand die u vertelt dat de schoenen wel zullen ‘uitlopen’. Schoenen worden niet<br />

groter naarmate u ze langer draagt. Wel kan het bovenleer iets soepeler worden en zich<br />

aanpassen aan het model van uw voeten. Koop daarom alleen schoenen die u direct goed<br />

passen.<br />

Kies voor schoenen met een goede sluiting op uw wreef, liefst een vetersluiting. De sluiting<br />

mag niet knellen of irriteren.<br />

Ook een goede, stevige hielomsluiting (contrefort) is belangrijk. Hoe steviger de achterkant<br />

van de schoen, hoe minder kans u hebt dat u enkels zwikken. De hielomsluiting mag niet met<br />

de duim in te duwen zijn.<br />

Zorg ervoor dat de hakhoogte zodanig is dat uw kuit ontspannen is tijdens het dragen. De<br />

hakhoogte mag maximaal 3 cm zijn.<br />

Kies ook voor een brede hak. Hoe breder de hak, hoe stabieler u op uw voeten staat.<br />

Een buigbare onderzool is het beste, bij voorkeur van rubber. Dit zorgt voor meer<br />

schokdemping en meer grip.<br />

Zorg ervoor dat de zool buigt waar uw voorvoet buigt, zodat een goede afwikkeling mogelijk<br />

is. Test dit door de schoen met uw hand te buigen.<br />

Kies liever niet voor laag uitgesneden schoenen. Dit soort schoenen geeft geen of weinig<br />

steun, waardoor de schoenen slippen bij de hiel. Om dit slippen te voorkomen wordt bij deze<br />

schoensoort snel gekozen voor een kleinere maat, waardoor de tenen weer in de knel<br />

komen.<br />

Let op stiksels, naden of versieringen op of in de schoen. Deze geven niet mee en worden<br />

ook niet soepeler. Hierdoor kunnen drukplekken ontstaan. Voel altijd even met uw hand in de<br />

schoen om te bepalen of de binnenkant voldoende glad is afgewerkt.<br />

Kies bij voorkeur voor een leren schoen. Leer zorgt voor een goede ventilatie, een soepelere<br />

pasvorm en is duurzaam.<br />

Als u moeite hebt met het aantrekken van uw schoenen, kunt u kiezen voor elastische veters.<br />

Deze kunt u van tevoren op de juiste lengte en spanning strikken, waardoor u een soort<br />

instapschoen krijgt.<br />

Wissel uw schoenparen om de dag af. Zo krijgen ze de kans om te drogen.


Zorg voor een goed onderhoud van de schoenen door tijdige reparatie van afgesleten zolen<br />

en hakken. Een scheef afgesleten loopvlak beïnvloedt de voetstand en de loophouding. Door<br />

regelmatig poetsen blijft het leer soepel.<br />

Loop niet op blote voeten of op kousenvoeten, ook niet thuis. Schoenen beschermen de<br />

voeten tegen blessures. Bescherm de voeten ook op het strand.<br />

Sokken<br />

Draag wollen of katoenen sokken. Deze nemen vocht beter op.<br />

Zorg ervoor dat de sokken geen dikke naden of stopplekken hebben. Deze geven extra druk<br />

op de voet.<br />

Vermijd knellende kledingstukken, bijvoorbeeld pantykousjes of sokken waarvan de<br />

bovenkant uw scheenbeen afknelt. Hierdoor wordt de bloedsomloop geremd.<br />

Als u ‘s nachts last hebt van koude voeten, kunt u in bed wollen sokken dragen. Deze blijven<br />

de hele nacht warm. Gebruik echter nooit een kruik, warmwaterbadje of een elektrische<br />

deken. Soms hebben mensen met <strong>diabetes</strong> weinig gevoel in hun voeten, waardoor ze zich<br />

aan een te hete kruik kunnen verbranden.<br />

Beweging<br />

Zorg voor voldoende beweging. Fietsen is een geschikte sport voor mensen met <strong>diabetes</strong><br />

omdat u daarmee uw voeten weinig belast. Lopen is minder geschikt. Als u lichamelijk niet in<br />

staat bent om veel te bewegen, kunt u voetoefeningen doen, zoals rondjes draaien en de<br />

voeten buigen en strekken. U kunt hierover advies vragen aan uw podotherapeut of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Roken<br />

Roken is extra schadelijk voor mensen met <strong>diabetes</strong>. Roken kan onder meer de kans op<br />

voetklachten vergroten.<br />

Wanneer naar de hulpverlener?<br />

Raadpleeg een huisarts of podotherapeut bij de volgende klachten of onregelmatigheden:<br />

Een eeltplek op een abnormale plaats<br />

Een blaar die is doorgebroken zonder dat u dit hebt gevoeld<br />

Een rood plekje op de huid (bijvoorbeeld na een wandeling) dat niet na een half uur verdwijnt<br />

Een harde plek van de huid<br />

Een zweer (warme, rode, pijnlijke plek waar soms pus uit komt)<br />

Bij tekenen van schimmelinfecties (zwemmerseczeem) tussen de tenen<br />

Als u pijn en temperatuurverschillen niet meer voelt<br />

Bij pijn (krampen, scheuten, speldenprikken, tintelingen) of juist gevoelloosheid<br />

Als uw voeten vreemd aanvoelen, bijvoorbeeld: alsof u op hoogpolig tapijt of op schuurpapier<br />

loopt, of alsof u nylonkousen draagt. Of: als u ‘s nachts geen deken op de voeten kunt<br />

verdragen<br />

Als u moet hinken na enige tijd te hebben gelopen<br />

Als de nagelriem van een van uw tenen ontstoken is<br />

Als een deel van de voet of het been blauw (of zelfs zwart) wordt of opvallend koud aanvoelt<br />

Neem uw partner mee naar de arts of therapeut. Twee horen meer dan één.<br />

Huid: verzorging<br />

Klachten<br />

Mensen met <strong>diabetes</strong> en een te hoge bloedglucose hebben een grotere kans op<br />

huidontstekingen. Het kan hierbij om verschillende soorten ontstekingen gaan. Klachten zijn<br />

onder meer:


een schilferende, soms wat vochtige uitslag in huidplooien, in de lies of onder de borsten, en<br />

tussen de tenen<br />

roodheid, pijn, een warme huid, pus en zwelling<br />

steenpuisten<br />

strontje (een klein zweertje op de rand van het ooglid)<br />

Om ontstekingen zo veel mogelijk te voorkómen volgen hier een aantal tips.<br />

Houd de huid schoon<br />

Was de huid regelmatig met niet te heet water. Gebruik geen ontvettende zeep.<br />

Voorkom een uitgedroogde huid<br />

Een uitgedroogde huid vertoont kleine kloofjes en barstjes waardoor deze gevoeliger is voor<br />

infectie. Zeep ontvet en droogt de huid uit, die daardoor dus gevoeliger wordt voor infecties.<br />

Was de huid daarom niet te vaak met zeep. Als u toch zeep wilt gebruiken, gebruik dan een<br />

milde zeep (alkalivrij). Deze zeep zorgt ervoor dat de natuurlijke beschermlaag van de huid, die<br />

bescherming geeft tegen infecties, niet wordt aangetast. Spoel goed na, zodat geen zeepresten<br />

achterblijven. Na het wassen kunt u eventueel een vettige crème gebruiken.<br />

Houd de huid droog<br />

Een natte huid is gevoeliger voor infecties. Droog daarom goed af na het wassen. Liever droog<br />

deppen dan droog wrijven, zeker bij de voeten.<br />

Vermijd wondjes<br />

Probeer wondjes zo veel mogelijk te vermijden. Draag bijvoorbeeld werkhandschoenen bij het<br />

tuinieren of bij het repareren van de fiets.<br />

Behandel wondjes meteen<br />

Als u zich toch verwondt, behandel het wondje dan meteen:<br />

Spoel het wondje uit en dek het af met een gaasje en een papieren pleister (Hansapor) of<br />

een hypoallergene pleister.<br />

Gebruik eventueel betadinezalf 10%, maar geen jodium, alcohol of mercurochroom, want<br />

deze irriteren de huid. Als u allergisch bent voor betadinezalf kunt u chloorhexidinecrème<br />

gebruiken.<br />

Huidaandoeningen<br />

Houd er rekening mee dat <strong>diabetes</strong> verschillende huidaandoeningen met zich mee kan<br />

brengen. Ga daarom nooit zelf ‘dokteren’, maar ga met voet- en huidklachten altijd naar de arts,<br />

ook al gaat het om kleine klachtjes.<br />

20. Hypo en hyper<br />

Samenvatting<br />

Een ontregeling wil zeggen dat uw bloedglucose te hoog of te laag is en u hierdoor klachten<br />

krijgt. Een ontregeling is altijd vervelend, maar kan goed worden behandeld, zeker als u<br />

voorzorgsmaatregelen neemt. Voorzorgsmaatregelen zijn: zorg ervoor dat u een ‘<strong>diabetes</strong>-setje’<br />

bij u hebt en zorg ervoor dat anderen zo nodig kunnen helpen.<br />

Bij een hypo ontstaan er klachten omdat uw bloedglucose te laag is. De klachten zijn heel<br />

verschillend, maar ze zijn wel herkenbaar. Als u klachten opmerkt, neemt u de volgende<br />

stappen: u stopt meteen met wat u doet, u test uw bloedglucose, u neemt glucose en u test na<br />

een kwartier nog eens. Bij een hypo kunt u verward of suf zijn. Zorg er daarom voor dat<br />

anderen een arts kunnen waarschuwen als dat nodig is.


Bij een hyper ontstaan er klachten omdat uw bloedglucose te hoog is. Als een hyper lang duurt,<br />

kunt u een keto-acidose of een non-ketotisch coma krijgen. Als u de verschijnselen van een<br />

hyper opmerkt, neemt u de volgende stappen: u test uw bloedglucose, blijft voldoende drinken,<br />

gaat volgens schema door met de insuline of medicijnen, en test na twee uur nog eens. Soms is<br />

de hulp van een arts noodzakelijk, onder meer wanneer de bloedglucose niet voldoende daalt<br />

of wanneer u misselijk wordt.<br />

Algemene informatie<br />

Klachten door een te lage of te hoge bloedglucose: hypo en hyper<br />

Als uw bloedglucose te laag is (minder dan 4 mmol/l) en u krijgt hierdoor klachten, hebt u een<br />

hypoglycemie. Dit wordt ook wel kortweg hypo genoemd.<br />

Als uw bloedglucose te hoog is (meer dan 10 mmol/l) en u krijgt hierdoor klachten, wordt van<br />

hyperglycemie gesproken. Kortweg: hyper.<br />

Daarnaast zijn er nog enkele andere ontregelingen: de keto-acidose (verzuring van het lichaam)<br />

en het non-ketotisch coma. In die gevallen is uw bloedglucose langere tijd veel te hoog. Ketoacidose<br />

en non-ketotisch coma komen minder vaak voor en meestal alleen bij <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>.<br />

Is elke uitschieter een ontregeling?<br />

Eigenlijk is elke uitschieter naar onder of boven een ontregeling. Omdat u niet van elke<br />

uitschieter last hebt, wordt echter niet elke keer van een ontregeling gesproken. Pas als u<br />

klachten hebt door een uitschieter wordt dit een ‘ontregeling’ genoemd.<br />

Bij uitschieters kan het nodig zijn in te grijpen en ervoor te zorgen dat de bloedglucose weer<br />

normaal wordt. Als u bij een uitschieter snel ingrijpt is de kans groot dat u een echte ontregeling<br />

met klachten kunt voorkomen.<br />

Het kan ook nog zijn dat een uitschieter altijd op een bepaald moment van de dag of alleen in<br />

bepaalde situaties voorkomt. In die gevallen is het nodig de behandeling aan te passen, ook als<br />

u verder geen klachten hebt. Met de behandeling aanpassen bedoelen we bijvoorbeeld: meer of<br />

minder insuline gaan gebruiken, de tabletten op andere tijden gebruiken, op een vast moment<br />

wat extra’s eten enzovoort.<br />

Spreek met uw arts af wat u bij een ontregeling moet doen<br />

Probeer met uw arts af te spreken wat u in bepaalde situaties het beste kunt doen. Door de<br />

adviezen uit te proberen leert u gaandeweg om ontregelingen zo veel mogelijk te voorkómen.<br />

Vervelende gevolgen kunt u voorkómen door goed te reageren<br />

Vaak kan worden voorkómen dat een ontregeling vervelende gevolgen heeft. Dit lukt het beste<br />

als u snel door hebt dat u een ontregeling hebt, en als u goed weet welke maatregelen dan<br />

nodig zijn.<br />

Neem voorzorgsmaatregelen om problemen te voorkómen<br />

Als u een ontregeling kunt herkennen en weet wat u moet doen, bent u al heel ver. Daarnaast is<br />

het aan te raden een paar voorzorgsmaatregelen te nemen. We noemen er hier drie:<br />

1. Draag altijd een zogenaamd <strong>diabetes</strong>-setje bij u. Hierin bevinden zich in elk geval:<br />

benodigdheden voor zelfcontrole, insuline of tabletten, glucosetabletten (dextrose,<br />

druivensuiker), glucosedrankjes of eventueel glucagon.<br />

2. Het kan zijn dat u door een ontregeling uw bewustzijn verliest. Zorg er daarom voor dat<br />

anderen snel te weten kunnen komen dat u <strong>diabetes</strong> hebt, en wat zij voor u kunnen doen.<br />

Noteer een aantal gegevens dat met uzelf en uw <strong>diabetes</strong> te maken heeft. Bijvoorbeeld: uw


naam, de naam van uw huisarts en het feit dat u <strong>diabetes</strong> hebt en welke medicijnen u<br />

hiervoor gebruikt. Schrijf ook op wat omstanders kunnen doen wanneer u onwel wordt als<br />

gevolg van een ontregeling. Hierdoor kunt u sneller en beter worden geholpen wanneer er<br />

iets mis gaat. Het wordt aangeraden om deze informatie altijd bij u te dragen.<br />

3. Vertel uw partner en kinderen, vrienden en collega’s over de ontregelingen. U kunt<br />

bijvoorbeeld uitleggen wat de kenmerken zijn, wanneer zij moeten helpen en wat zij dan<br />

kunnen doen.<br />

“De eerste keer dat ik op mijn werk een hypo kreeg was tijdens een vergadering. Ik voelde me al<br />

niet echt lekker, zonder dat ik nou echt klachten had, en opeens ging het mis. Ik kan me dat niet<br />

neer herinneren, maar het schijnt dat ik pardoes de vergadering Sen uitgelopen. Dat kan wel<br />

kloppen, want zo’n hypo kan een 7aniekgevoel oproepen. Gelukkig was er een collega met wie ik<br />

5eel goed bevriend ben. Die heeft me druivensuiker gegeven. Een ‘Jeetje op de gok eigenlijk,<br />

want hij wist natuurlijk ook niet precies vat er aan de hand was. Gelukkig pakte het goed uit. Hij is<br />

toen ‘en tijdje bij me gebleven. Ik heb mezelf getest en na een uur 0/ .?,o voelde ik me weer<br />

redelijk goed. De week daarna heb ik m’n 7ollega’s ingelicht. Ze wisten al wel dat ik <strong>diabetes</strong> heb,<br />

maar nu veten ze ook wat ze bij een ontregeling kunnen doen.”<br />

Hypo<br />

Hoe herkent u een hypo?<br />

Hier wordt beschreven hoe u een hypo kunt herkennen. De regel is: hoe lager le bloedglucose,<br />

hoe ernstiger de klachten.<br />

Bloedglucose is te lag<br />

Trillen<br />

Zweten<br />

Hartkloppingen<br />

Misselijkheid<br />

Duizeligheid<br />

Hoofdpijn<br />

Bloedglucose is veel te laag<br />

Verwardheid<br />

Grofheid/lacherigheid<br />

Onduidelijk praten<br />

Onverklaarbaar slaperig<br />

Verdoofd gevoel in lippen, mond<br />

Onrust/slap of moe voelen<br />

Honger/dubbelzien<br />

Agressief gedrag<br />

Grote pupillen/wazig zier<br />

Geeuwen<br />

Stemmingswisselingen<br />

Lichte angstgevoelens<br />

Moeite met concentreren<br />

Trager denken en reageren<br />

Moeite het juiste woord te vinder<br />

Bewustzijnsverlies<br />

Ongecoiirdineerd zijn<br />

Soms stuiptrekkingen<br />

Soms comateuze toestand<br />

Een hypo is bij iedereen anders<br />

E,en hypo kan dus veel verschillende klachten geven. Soms hebben mensen no Indere, vaak<br />

wat ‘vage’ klachten. Ook is het zo dat u hij een hypo niet al dez( dachten krijgt. Met andere<br />

woorden: de ene hypo is de andere niet. Het kar daarom goed zijn dat een hypo bij u heel<br />

anders is dan bij iemand anders.<br />

Na een tijdje, als u een paar keer een hypo hebt meegemaakt, weet u wel wat u ongeveer kunt<br />

verwachten. Een volgende keer zult u een hypo daarom sneller herkennen, en er dus sneller<br />

iets aan kunnen doen.<br />

“Ik vind het nog steeds vervelend, zo’n hypo. Na een tijdje weet je eigenlijk precies wat er<br />

gaat gebeuren en wat je moet doen. Maar toch... Ik merk dat ik er diep in mijn hart toch nog<br />

een klein beetje bang voor ben, omdat ik al heel snel denk dat ik een hypo heb. Voel ik me


even niet oké, dan is het meteen: heb ik een hypo?... Misschien dat dat op den duur slijt, ik<br />

denk het wel. Laten we het hopen.”<br />

Als u al wat langer <strong>diabetes</strong> hebt kan het zijn dat een hypo minder duidelijk wordt. De klachten<br />

die u krijgt worden minder sterk. Dat kan vervelend zijn, omdat u de hypo pas opmerkt als de<br />

bloedglucose nog verder daalt. U krijgt dan de meer ernstige klachten.<br />

Het komt vrij vaak voor dat een ander eerder merkt dat u een hypo hebt, dus voordat u zelf iets<br />

merkt. Iemand die u heel goed kent zal bijvoorbeeld denken: ‘Hij is zichzelf niet...’<br />

“Ik heb het altijd meteen door als mijn dochter een hypo heeft, eerder dan zij het zelf merkt.<br />

Het zit hem dan in kleinigheden, hoe ze zich beweegt bijvoorbeeld, soms ook hoe ze praat. Ik<br />

grijp dan altijd meteen in. Soms vindt ze dat vervelend, omdat ze zelf niets door heeft. In haar<br />

ogen maak ik me dan druk om niets. Het gebeurt ook wel eens dat ze door die hypo<br />

vervelend wordt, dan verzet ze zich nog meer. Maar goed, dat is niet anders. Na afloop<br />

begrijpt ze het ook meestal wel.”<br />

Wat kunt u doen als u een hypo hebt?<br />

Een hypo is vervelend, maar u kunt er wel wat aan doen. Hier beschrijven we stap voor stap<br />

wat u kunt doen.<br />

Stop met wat u aan het doen bent<br />

Stop meteen met wat u doet, zodra u merkt dat u een hypo hebt. Het kan namelijk zijn dat u<br />

moeite krijgt om uw aandacht erbij te houden en daardoor fouten maakt. Vooral in bepaalde<br />

situaties is het sterk aan te raden meteen te stoppen. Bijvoorbeeld: autorijden, gevaarlijk werk,<br />

zwemmen, ramen lappen, een baby op de arm houden enzovoort. In zulke situaties loopt u<br />

kans dat u zichzelf of een ander in gevaar brengt.<br />

“De eerste keer dat ik een hypo kreeg reed ik in een auto. Ik had het eigenlijk niet door. Ik<br />

voelde me wel wat raar. Omdat ik nog wat tijd over had - ik was op weg naar een afspraak -<br />

ben ik bij een benzinestation even gestopt. Toen ik uitstapte werd ik helemaal duizelig.<br />

Gelukkig had ik alles bij me, dus ik kreeg het vrij snel weer onder controle. Ja, achteraf denk<br />

ik wel eens dat ik eigenlijk geluk heb gehad. Het had toen slechter kunnen aflopen.”<br />

Test uw bloedglucose<br />

Test meteen uw bloedglucose als u denkt dat u een hypo hebt. U weet dan of u echt een hypo hebt.<br />

Meestal voelt u een hypo wel goed aan, maar soms hebben de klachten een andere oorzaak.<br />

Bijvoorbeeld: wanneer u te weinig geslapen hebt kunt u ook moe, geïrriteerd en gaperig zijn.<br />

Soms lukt het niet om de bloedglucose te testen, bijvoorbeeld als de klachten snel ontstaan of als u<br />

niet de spullen bij u hebt om te testen. Neem dan het zekere voor het onzekere: neem glucose.<br />

Neem glucose<br />

Bij een hypo hebt u glucose nodig, zo’n 20 gram. (Glucose wordt ook wel druivensuiker of<br />

dextrose genoemd.) Om twintig gram glucose binnen te krijgen kunt u zeven glucosetabletten<br />

(de hoeveelheid verschilt van merk tot merk), drie eetlepels (ongeveer 0,5 dl) limonadesiroop<br />

aangelengd met water, een glas (2 dl) frisdrank (geen light), eventueel vijf suikerklontjes,<br />

anderhalve eetlepel honing of suiker, of een halve rol kauwpepermunt of ander snoep innemen.<br />

Zorg er in elk geval altijd voor dat u druivensuiker bij u hebt.<br />

Test nog een keer<br />

Deze glucose laat de verschijnselen meestal snel verdwijnen. Test daarom nog eens na<br />

ongeveer een kwartier. De bloedglucose zal dan meestal weer normaal zijn. Als dat niet zo is,<br />

neem dan opnieuw glucose en test na een kwartier nog eens.


Als de volgende (tussen)maaltijd nog lang op zich laat wachten (bijvoorbeeld anderhalf tot twee<br />

uur), kunt u nog wat extra’s eten om een volgende hypo te voorkomen. Bijvoorbeeld: een snee<br />

brood, een stuk fruit of een flinke beker melk.<br />

Waarschuw de arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige wanneer de verschijnselen na het nemen<br />

van glucose niet voorbijgaan. Waarschuw hen ook bij ernstige verschijnselen, zoals<br />

verwardheid en sufheid.<br />

Samenvatting: wat moet u doen bij een hypo?<br />

Stop met wat u aan het doen bent<br />

Test indien mogelijk uw bloedglucose<br />

Neem glucose<br />

Test nog een keer<br />

Wanneer moeten andere mensen iets voor u doen?<br />

Soms is het nodig dat u door een ander wordt geholpen. Dit geldt voor twee situaties:<br />

als u niet meer helemaal bij kennis bent<br />

als u in een coma raakt.<br />

U bent niet meer helemaal bij kennis<br />

Bij een ernstige hypo kunt u verward en suf worden. U bent dan nog wel bij kennis, maar niet<br />

meer in staat zelf glucose te nemen. In dat geval moet iemand anders u zo snel mogelijk de<br />

glucose geven. Hierbij is het aan te raden dat deze persoon een plastic bekertje gebruikt. U<br />

kunt namelijk een glas stuk bijten, met alle gevolgen van dien. Laat de ander ook oppassen dat<br />

u zich niet verslikt.<br />

U raakt in een coma<br />

U kunt ook in coma raken: u raakt dan dus buiten bewustzijn. Hoewel dit vervelend is, is het<br />

niet zo dat u dan ernstig gevaar loopt. Anderen kunnen u goed helpen. Als u in een coma<br />

raakt kunt u geen glucose nemen. Er mag echter ook geen glucose via de mond worden<br />

gegeven, omdat dan het gevaar bestaat dat u stikt.<br />

Als u insuline gebruikt kan iemand u een injectie met glucagon geven. Dit kan de huisarts<br />

zijn, maar ook uw partner, een goede bekende of een collega. Als iemand in uw omgeving<br />

weet hoe hij u glucagon moet geven, hoeft niet per se op de arts te worden gewacht. Het is<br />

aan te raden dat uw partner of een andere naaste leert hoe hij u een injectie met glucagon<br />

kan geven. Glucagon is een hormoon dat de bloedglucose verhoogt. Het wordt gemaakt in<br />

de alvleesklier, net als insuline. Het is als medicijn te gebruiken bij een hypo.<br />

Wanneer er geen glucagon gegeven wordt, bijvoorbeeld omdat het niet bij de hand is, kan de arts<br />

u een infuus met glucose geven. Er moet in dat geval wel meteen een arts worden<br />

gewaarschuwd.<br />

Na de injectie met glucagon of glucose zult u meestal binnen een kwartier weer bijkomen. Vaak<br />

zult u dan wat misselijk zijn, zodat het moeilijk is iets te eten. Probeer toch glucose te nemen.<br />

Als u <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebt en tabletten gebruikt die de bloedglucose verlagen, helpt glucagon<br />

meestal niet. In dat geval zal de arts u een infuus met glucose geven. Ook in dit geval moet dus<br />

een arts worden gewaarschuwd. Vaak duren hypo’s bij mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> langer.<br />

“Het is één keer gebeurd dat mijn man moest ingrijpen bij een hypo. We zaten in de auto en<br />

waren op weg naar Frankrijk voor een vakantie. Ik had wel door dat het niet zo goed ging,<br />

maar ik dacht: nou, een uurtje houd ik nog wel vol... Opeens zag mijn man dat ik opzij was<br />

gezakt. Hij heeft meteen de auto langs de kant gezet en gezorgd dat ik glucose dronk.<br />

Achteraf was hij woest dat ik niet eerder iets had gezegd. ‘Heb je enig idee hoe ik me voel als<br />

ik jou opeens zo suffig zie?’... Tja, daar kan ik me nu wel iets bij voorstellen...”


Wat zijn de oorzaken van een hypo?<br />

Type 1 <strong>diabetes</strong><br />

Meestal is de oorzaak:<br />

U hebt te weinig gegeten, een maaltijd overgeslagen of u bent later dan normaal gaan eten.<br />

Uw voeding is niet goed afgestemd geweest op uw behandeling.<br />

U bent gaan sporten of iets anders inspannende gaan doen zonder eerst extra te eten of<br />

minder insuline te nemen.<br />

Soms is de oorzaak:<br />

U hebt te veel insuline ingespoten.<br />

U hebt alcohol gedronken.<br />

De insuline werkt te snel door sauna of een warm bad.<br />

U hebt de verkeerde insuline gespoten, de kortwerkende in plaats van de langwerkende.<br />

Type 2 <strong>diabetes</strong><br />

Meestal is de oorzaak:<br />

U bent later dan normaal gaan eten of u hebt een maaltijd overgeslagen. Uw voeding is niet<br />

goed afgestemd geweest op uw behandeling.<br />

U hebt zich lichamelijk erg ingespannen.<br />

Ook kunt u een hypo krijgen als u te veel tabletten hebt genomen, of tabletten met een te grote<br />

hoeveelheid werkzame stof. Bij sommige tabletten kan nooit een hypo ontstaan. Overleg<br />

hierover met uw arts.<br />

Soms zorgen de tabletten samen met iets anders voor een hypo. Een hypo kan ontstaan door<br />

een combinatie van tabletten en:<br />

voeding waarin de hoeveelheid koolhydraten erg beperkt is (bijvoorbeeld als u ‘lijnt’)<br />

het drinken van alcohol<br />

bepaalde medicijnen: overleg dit met uw arts<br />

(te) intensief sporten<br />

Hoe kunt u een hypo voorkomen?<br />

U kunt een hypo voorkomen door:<br />

regelmatig uw bloedglucose te controleren, zodat u een eventuele ontregeling snel op het<br />

spoor bent<br />

voldoende te eten en op het juiste moment te eten<br />

tussen de maaltijden door ook wat te eten<br />

voor het sporten, of voor iets inspannends, extra te eten of minder insuline te gebruiken<br />

rekening te houden met de gevolgen van alcohol<br />

rekening te houden met andere medicijnen; overleg hierover met uw arts.<br />

Probeer nooit op eigen houtje hypo’s te voorkomen door de bloedglucose altijc wat aan de hoge<br />

kant te houden. Een hypo is vervelend, maar de gevolgen var een langdurig verhoogde<br />

bloedglucose zijn veel ernstiger.<br />

Wanneer hebt u de meeste kans op een hypo?<br />

Een hypo komt meestal voor de maaltijd, gedurende de nacht of als de hoeveelheid insuline<br />

in het bloed een maximum bereikt (insulinepiek). Dit is logisch want op die momenten is de<br />

bloedglucose altijd al aan de lage kant.<br />

De kans op een hypo is groter als de bloedglucose aan de lage kant wordt gehouden. Dit<br />

geldt voor zwangere vrouwen en voor mensen die goed (scherp’ zijn ingesteld.<br />

Het blijkt dat de kans op hypo’s groter kan worden als u al enkele jaren dia. betes hebt. Als<br />

de bloedglucose te laag is, zorgt het lichaam er zelf voor dat d( bloedglucose weer omhoog


gaat. Dit verschijnsel heet ‘contraregulatie’. Als L al een tijdje <strong>diabetes</strong> hebt wordt deze<br />

‘afweer’ minder. Vandaar dat de kans Of hypo’s wat groter wordt.<br />

Iseen hypo gevaarlijk?<br />

Een hypo is vervelend, maar meestal kunt u er heel goed iets tegen doen. Ook )ij een ernstige<br />

hypo is dat zo. De meeste mensen knappen snel weer op er iouden er geen klachten aan over.<br />

Toch loopt u wel een zeker risico. De hypo zelf geeft geen blijvende klachten, maar soms<br />

kunnen de gevolgen van een hypo problemen geven. Bijvoorbeeld: een hypo kan als gevolg<br />

hebben dat u valt en zich daarbij verwondt.<br />

Een hypo als u slaapt<br />

Als u ‘s nachts een hypo hebt kan het zijn dat u wakker wordt, soms omdat u erge honger hebt<br />

of na een nachtmerrie. U kunt dan maatregelen nemen om de hypo te stoppen. Maar het<br />

gebeurt ook wel dat mensen gewoon doorslapen en pas ‘s ochtends merken dat er iets is<br />

gebeurd (hoofdpijn, natte nachtkleding, slappe benen). Als u dit merkt kunt u ook een keer ‘s<br />

nachts uw bloedglucose meten.<br />

Hyper<br />

Soms geeft een te hoge bloedglucose geen klachten<br />

Het kan zijn dat u een te hoge bloedglucose hebt maar dit niet opmerkt. U hebt dan geen<br />

klachten. Alleen aan de bloedtesten kunt u dan merken of uw bloedglucose te hoog is. Men<br />

noemt dit geen hyper maar ‘gewoon’ een verhoogde bloedglucose.<br />

Hier hoeft niet onmiddellijk wat aan gedaan te worden, maar toch mag een verhoogde<br />

bloedglucose niet lang bestaan omdat dit de kans op late complicaties verhoogt. Hoe vaker de<br />

bloedglucose verhoogd is, hoe groter deze kans.<br />

Het wordt sterk aangeraden een te hoge bloedglucose zo veel mogelijk te voorkómen, ook als u<br />

geen klachten hebt. Meet daarom regelmatig uw bloedglucose en pas de behandeling aan<br />

wanneer u regelmatig last hebt van een verhoogde bloedglucose.<br />

Ketoacidose en non-ketotisch coma<br />

Eerder schreven wij al dat als u klachten krijgt van een hyper er wél iets moet worden gedaan<br />

om ergere klachten te voorkómen. Wanneer een hyper niet behandeld wordt kan deze namelijk<br />

overgaan in een zogenaamde keto-acidose of een non-ketotisch coma. Deze ontregelingen zijn<br />

gevaarlijk. Zij worden hier beschreven. Er zal ook worden beschreven wat u kunt doen als u een<br />

hyper hebt, zodat u ernstige klachten en daarnaast late complicaties kunt voorkómen.<br />

Ketoacidose en non-ketotisch coma komen niet zo vaak voor. Bovendien duurt het een tijdje<br />

voordat iemand echt ernstige klachten krijgt, zodat er ook tijd is deze te voorkómen.<br />

Wat zijn de klachten van een hyper?<br />

De klachten van een hyper kunnen plotseling ontstaan. Het gaat om de volgende klachten:<br />

U gaat veel plassen (kinderen kunnen gaan bedplassen, ouderen kunnen soms hun plas niet<br />

ophouden (‘incontinentie’).<br />

U krijgt veel dorst.<br />

U kunt zich ook erg vermoeid voelen en hoofdpijn krijgen (kinderen klagen vaak over buikpijn).<br />

Omdat u zoveel moet plassen gaat uw lichaam uitdrogen. U merkt dit aan de volgende<br />

klachten: snel gewichtsverlies (als u langere tijd een te hoge bloedglucose hebt), de huid en<br />

slijmvliezen in uw mond voelen droog aan en uw ogen komen dieper in de oogkassen te<br />

liggen nolle ogen’); kinderen zijn soms huilerig.


Wat zijn de klachten van een keto-acidose en non-ketotisch coma?<br />

Als een langdurige hyper niet behandeld wordt kan deze overgaan in een ketoacidose of een<br />

non-ketotisch coma. Deze ontregelingen lijken erg op elkaar, vandaar dat ze hier samen<br />

worden beschreven. Een keto-acidose (‘verzuring’) komt vooral voor bij mensen die <strong>type</strong> 1<br />

<strong>diabetes</strong> hebben en daarvoor insuline gebruiken. Een non-ketotisch coma komt vooral voor bij<br />

mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>.<br />

U krijgt eerst een hyper<br />

Eerst krijgt u een hyper. De klachten van een hyper staan hierboven beschreven.<br />

Ketoacidose en non-ketotisch coma<br />

Als de hyper te lang duurt kunnen de volgende klachten ontstaan:<br />

U gaat sterker uitdrogen.<br />

U voelt zich niet lekker.<br />

U hebt weinig zin om te eten en bent misselijk.<br />

U gaat overgeven, u krijgt buikpijn.<br />

U hebt een te lage bloeddruk. Een te lage bloeddruk merkt u bijvoorbeeld omdat u bij het<br />

opstaan zwart voor de ogen ziet.<br />

Diep en zwaar ademhalen. Uw adem kan naar aceton gaan ruiken: dit is een lucht van zoete<br />

appeltjes. Dit komt alleen voor bij keto-acidose (‘verzuring’).<br />

U wordt suf. Bij kinderen kan dit blijken omdat ze lastig en vervelend en zich snel ergeren.<br />

In ernstige gevallen kunt u in coma raken.<br />

Deze klachten kunnen elkaar versterken: door de uitdroging wordt u suf, daardoor drinkt u<br />

minder, hierdoor droogt u verder uit enzovoort.<br />

Vergeleken met een hypo ontstaan de klachten bij keto-acidose en non-ketotisch coma vrij<br />

langzaam. Het duurt bijvoorbeeld enkele uren voordat u in coma kunt raken. Het voordeel<br />

hiervan is dat u voldoende tijd hebt om iets tegen de ontregeling te doen.<br />

“Ik ben één keer verzuurd. Echt naar vond ik dat. Ik voel me eigenlijk altijd zo gezond als een<br />

vis, ondanks de <strong>diabetes</strong>, en nu werd ik zo beroerd als wat... Gelukkig wist ik wat ik moest<br />

doen: insuline nemen en drinken. Dat wist ik omdat ik in mijn portemonnee een knipseltje uit<br />

de Diabc bewaar, een stukje over verzuring: wat te doen bij een?...”<br />

Wat kunt u doen bij een hyper, een keto-acidose en non-ketotisch coma?<br />

Een hyper is vrij eenvoudig te behandelen. Hiermee voorkomt u bovendien dat u een ketoacidose<br />

of een non-ketotisch coma krijgt. Hier beschrijven we stap voor stap wat u kunt doen.<br />

Mocht het niet lukken de hyper goed te behandelen, dan raden wij aan om altijd telefonisch met<br />

uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige te overleggen. Doe dit zeker wanneer de eerste tekenen<br />

van een keto-acidose of het non-ketotisch coma optreden, en volg dan zijn adviezen op.<br />

Reageer meteen<br />

Wanneer u merkt dat u een hyper hebt, kom dan meteen in actie. Een hyper merkt u omdat u<br />

veel dorst hebt, veel moet plassen en uitgedroogd raakt.<br />

Test uw bloedglucose<br />

Test meteen uw bloedglucose, als u daartoe de mogelijkheid hebt. Blijf dit daarna geregeld<br />

doen en schrijf de uitkomsten op, totdat uw bloedglucose weer normaal is.<br />

Soms is dit moeilijk. Omdat u zich niet lekker voelt, hebt u meestal geen zin om te testen.<br />

Probeer hier niet aan toe te geven en doe de testen toch! Laat anders iemand u helpen.


Blijf drinken<br />

Omdat u zoveel plast, droogt uw lichaam uit. Normaal moet iemand ongeveer anderhalve liter<br />

per dag drinken. Bij een ontregeling is dit veel meer, zo’n tweeenhalve liter. Probeer dus veel te<br />

drinken.<br />

Ook dit kan moeilijk zijn, omdat u zich misschien niet lekker voelt en misselijk bent.<br />

Blijf toch steeds kleine hoeveelheden drinken!<br />

Blijft u misselijk of moet u braken: waarschuw dan meteen een arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Ga door met het nemen van insuline<br />

Als u insuline gebruikt: ga door met het nemen van insuline, zoals uw dokter u hebt<br />

voorgeschreven, ook al voelt u zich beroerd. Maak hierover van tevoren met uw arts afspraken.<br />

Neem de tabletten die de bloedglucose verlagen<br />

Als u tabletten gebruikt die de bloedglucose verlagen: ga hiermee door. Spreek van tevoren met<br />

uw arts af hoeveel tabletten u in zo’n geval moet nemen.<br />

Test na twee uur uw bloedglucose<br />

Test twee uur na het toedienen van de insuline of de tabletten uw bloedglucose. U kunt dan<br />

zien wat het effect van de insuline of de tabletten is.<br />

Als de bloedglucose na twee uur duidelijk aan het dalen is en uw klachten worden minder, dan<br />

kunt u verder afwachten. Blijf wel drinken. Is na twee uur de bloedglucose nog niet duidelijk<br />

gedaald, waarschuw dan de arts.<br />

Samenvatting: wat moet u doen bij een hyper, een keto-acidose of non-ketotisch coma?<br />

Reageer meteen<br />

Test uw bloedglucose<br />

Blijf drinken<br />

Ga door met het nemen van insuline<br />

Ga door met het nemen van de tabletten<br />

Test na twee uur nog een keer uw bloedglucose<br />

Als deze niet echt gedaald is: waarschuw de arts<br />

Veel mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben niet de mogelijkheid zich te testen. Volg in dat geval<br />

ook alle aanwijzingen die hier beschreven zijn en waarschuw de arts of de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Wanneer moet de arts gewaarschuwd worden?<br />

Als u misselijk bent en moet overgeven (braken), zeker als dit na een paar uren nog niet is<br />

opgehouden; direct bellen!<br />

Als het u niet lukt om voldoende te drinken.<br />

Als uw klachten erger worden en u ook na injecties met insuline of het nemen van de<br />

tabletten niet opknapt, zeker als u klachten krijgt die horen bij een keto-acidose of nonketotisch<br />

coma<br />

Als de bloedglucose na een paar keer extra insuline of tabletten nog niet echt is gedaald.<br />

Als u de bloedglucose niet kunt testen.<br />

In deze gevallen is het meestal nodig dat u wordt opgenomen in een ziekenhuis. In het<br />

ziekenhuis zal onder meer het volgende worden gedaan:<br />

U krijgt een infuus om het vocht in uw lichaam aan te vullen. Tegelijk wordt het tekort aan<br />

zouten aangevuld.


U krijgt insuline via een insulinepomp.<br />

Als u in coma raakt en moet overgeven kunt u zich verslikken waardoor het gevaar van een<br />

longontsteking bestaat. Er kan namelijk vocht in de longen lopen. U krijgt daarom niets via de<br />

mond en uw maag wordt met een slang leeggemaakt.<br />

Wat zijn de oorzaken van een hyper, een keto-acidose of een non-ketotisch coma?<br />

Een ontsteking. Een ontsteking ontstaat door een infectie (bijvoorbeeld: een longontsteking<br />

door infectie met een bacterie). Zo’n ontsteking veroorzaakt een sterke verhoging van de<br />

bloedglucose (hyper) en kan daardoor een ketoacidose of een non-ketotisch coma uitlokken.<br />

Een ‘ontsteking’ kan van alles zijn: griep, blaasontsteking, een grote steenpuist,<br />

longontsteking. Ook andere ernstige ziekten kunnen aanleiding zijn voor een hyper of ketoacidose<br />

of nonketotisch coma, bijvoorbeeld een hartinfarct, hersenbloeding of een embolie.<br />

Het gebruik van medicijnen die een bepaald bijnierschorshormoon bevatten. Bijvoorbeeld<br />

prednisolon.<br />

Een defecte insulinepomp.<br />

Wat kunnen anderen doen bij een keto-acidose of non-ketotisch coma?<br />

Spreek met de arts af wat er bij een (dreigende) verzuring moet gebeuren en wat anderen<br />

eventueel voor u kunnen doen.<br />

21. Partner en naasten<br />

Samenvatting<br />

Diabetes heeft ook gevolgen voor de partner en andere naasten. Dat kunnen praktische<br />

gevolgen zijn, bijvoorbeeld met het eten. Problemen met seksualiteit komen ook voor,<br />

bijvoorbeeld door erectieproblemen. Er kunnen ook emotionele gevolgen zijn. Een partner kan<br />

bijvoorbeeld erg bezorgd zijn dat de ander last krijgt van late complicaties.<br />

Veel partners van mensen met <strong>diabetes</strong> vragen zich af hoe ze het beste kunnen helpen. Het<br />

kan goed zijn om hier samen afspraken over te maken. Deze kunnen onder meer gaan over<br />

ontregelingen: partners zijn een grote steun als ze weten wat zij moeten doen als degene met<br />

<strong>diabetes</strong> een hypo of hyper krijgt.<br />

Door de <strong>diabetes</strong> kunnen problemen in de relatie ontstaan. Door regelmatig met elkaar te<br />

praten over de <strong>diabetes</strong> en alles wat daarmee te maken heeft, kunnen problemen meestal<br />

worden voorkómen. Vaak wordt de band tussen twee mensen juist sterker, omdat ze zich<br />

samen door een moeilijke periode slaan.<br />

Gevolgen<br />

Praktische gevolgen<br />

Diabetes kan voor u als partner praktische gevolgen hebben. Misschien zult u uw manier van<br />

leven moeten aanpassen, door bijvoorbeeld anders te eten of andere dingen te doen in uw vrije tijd.<br />

Ook late complicaties kunnen voor praktische problemen zorgen. Bijvoorbeeld als uw partner vaak<br />

moe is of pijn heeft, kunt u samen minder vaak leuke dingen doen dan u zou willen.<br />

Seksualiteit<br />

Ook op het gebied van seksualiteit kunnen problemen ontstaan. Door de <strong>diabetes</strong> kunnen<br />

bijvoorbeeld erectieproblemen optreden of kan de vagina niet meer vochtig worden. Of uw partner is<br />

bang om tijdens het vrijen een hypo te krijgen, waardoor de behoefte aan seks afneemt.


Emotionele gevolgen<br />

Ook emotionele gevolgen komen voor. Misschien vindt u het moeilijk te verwerken dat uw<br />

partner een aandoening heeft die veel klachten met zich meebrengt. Of misschien maakt u zich<br />

zorgen over wat de toekomst allemaal zal brengen. Misschien heeft uw partner wel veel<br />

emotionele steun nodig. Het valt namelijk niet mee om elke dag maar weer te testen en te<br />

spuiten of tabletten te nemen. Iemand zal deze steun vaak vooral van de partner verwachten.<br />

Kortom, leven met iemand die <strong>diabetes</strong> heeft kan veel van u vragen. Het kan zijn dat u daarmee<br />

af en toe moeite hebt. Gelukkig staat hier vaak ook wat tegenover: omdat u zich samen door<br />

moeilijke perioden slaat, kan uw band beter en sterker worden.<br />

“In het begin besefte ik niet echt dat mijn leven ook anders zou worden. Ik dacht alleen maar<br />

aan mijn vriendin, dat ze <strong>diabetes</strong> had, wat dat voor háár zou betekenen. Pas later drong het<br />

tot me door dat ik ook met <strong>diabetes</strong> te maken heb. Meestal gaat het om kleine dingetjes.<br />

Laatst liepen we langs de McDonalds en kreeg ik trek. Maar omdat ik wist dat mijn vriendin<br />

haar insulinepen niet bij zich had, ben ik er niet over begonnen. Ik ga geen broodje<br />

hamburger eten als zij dat niet kan doen. Nou ja, dat is toch geen ramp?...”<br />

Steun geven<br />

Adviezen: hoe kunt u iemand met <strong>diabetes</strong> helpen?<br />

Zo zijn er allerlei voorbeelden te bedenken. Als u merkt dat u niet goed wee hoe u kunt helpen,<br />

hebt u misschien iets aan de volgende tips:<br />

Maak afspraken over wat u wel en niet voor uw partner doet. U weet dan in elk geval waar u<br />

aan toe bent.<br />

Bedenk dat uw partner uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor zijn gezondheid. U kunt hem<br />

steunen en helpen, maar hij is degene die <strong>diabetes</strong> heeft en daarmee moet leren leven. U<br />

kunt nooit het leven van de ander overnemen. Probeer uw partner daarom niet te veel<br />

‘volgens het boekje’ te laten leven.<br />

Uw partner is verantwoordelijk voor zijn eigen leven en u bent dat voor Uw leven. Het is<br />

daarom niet nodig dat u zichzelf steeds wegcijfert. Het kan prettig zijn wanneer u in hetzelfde<br />

ritme als uw partner leeft (op dezelfde tijden eten enzovoort). Maar dit hoeft niet. Doe dit<br />

alleen als u dit zelf prettig vindt. Als u het bijvoorbeeld vervelend vindt om altijd op vaste<br />

tijden te eten, kunt u dat beter niet doen. Waarschijnlijk houdt u het toch niet vol en uw<br />

partner zal merken dat u het vervelend vindt. In dat geval bent u uiteindelijk verder van huis.<br />

Vooral in het begin bent u misschien bang voor een hypo of een andere ontregeling. Probeer<br />

deze angst niet te groot te laten worden. Een hypo of een andere ontregeling is vervelend,<br />

maar altijd vrij makkelijk en goed te behandelen.<br />

Waarschijnlijk zal uw partner in het begin veel moeite hebben als hij in gezelschap moet<br />

spuiten, of als hij zich daarvoor even terugtrekt. U kunt dan helpen door aan anderen uit te<br />

leggen waarom hij dit doet en dat ze niet hoeven te schrikken. Ook bij een hypo of andere<br />

ontregeling kunt u anderen op deze manier geruststellen. Zo voorkomt u dat uw partner het<br />

middelpunt wordt van schrik of paniek.<br />

U bent een grote steun voor uw partner als u weet wat u in noodsituaties moet doen,<br />

bijvoorbeeld bij ontregelingen. Als uw partner weet dat u in een noodsituatie kunt helpen, zal<br />

deze zich waarschijnlijk minder bang en onzeker voelen.<br />

Helpen is vaak een kwestie van geven en nemen<br />

Het komt er op neer dat het een zaak van geven en nemen is. Uw partner past zich een beetje<br />

aan en u past zich een beetje aan. Zolang u allebei uw best doet om zich aan te passen, zult u<br />

meestal wel een goede manier vinden om met de <strong>diabetes</strong> om te gaan.


Laat de <strong>diabetes</strong> het leven niet overheersen<br />

De <strong>diabetes</strong> is vervelend, maar niet het einde van de wereld. Als u de informatie die u hier vindt<br />

leest, zult u snel ontdekken dat er veel gedaan kan worden om ondanks de <strong>diabetes</strong> toch een leuk<br />

en prettig leven te leiden. Dit geldt niet alleen voor degene met <strong>diabetes</strong>, maar ook voor u zelf.<br />

U wordt regelmatig aan de <strong>diabetes</strong> herinnerd, bijvoorbeeld als uw partner insuline spuit of<br />

tabletten gebruikt, maar meestal bent u bezig met de gewone dingen: uw werk, het huishouden,<br />

de kinderen, een hobby of sport enzovoort. Het kan helpen als u zich bewust op die dagelijkse<br />

dingen richt en niet steeds maar aan de <strong>diabetes</strong> denkt. In het begin zult u daar waarschijnlijk<br />

moeite mee hebben, maar probeer de <strong>diabetes</strong> niet alles te laten overheersen.<br />

“Ik sta vaak versteld van mijn ouders. Die hebben allebei op latere leeftijd <strong>diabetes</strong> gekregen,<br />

binnen een jaar, maar ze maken er absoluut geen punt van. Ja, zegt mijn moeder dan,<br />

natuurlijk is het vervelend, maar er zijn wel meer dingen in het leven die vervelend zijn en wat<br />

helpt het om te gaan zitten somberen? Ik denk veel liever aan de dingen die we nog wél<br />

kunnen... Ik geloof niet dat ze hun leven veel hebben aangepast. Ja, ze moeten testen en<br />

opletten op wat ze eten, maar verder leven ze eigenlijk zoals ze dat altijd deden: zoveel<br />

mogelijk genieten van wat ze doen, elke dag weer... Soms kan ik daar echt jaloers op zijn.”<br />

Er kunnen problemen ontstaan wanneer u iemand helpt<br />

Het blijkt dat er soms problemen ontstaan als mensen een ander proberen te helpen. Hier<br />

beschrijven we een paar van die problemen. Daarna beschrijven wat u kunt doen om zulke<br />

problemen te voorkómen.<br />

De ander kan afhankelijk van u worden<br />

Een partner met <strong>diabetes</strong> kan zich afhankelijk van u gaan voelen. Door de <strong>diabetes</strong> voelt hij<br />

zich misschien angstig en onzeker. Hij zal dan bij u steun proberen te zoeken. Soms slaat dit<br />

wat door: hij gaat dan afhankelijk worden. Bijvoorbeeld: uw partner wil niet meer in z’n eentje<br />

dingen doen, maar alleen als u meegaat. Uw verhouding wordt op die manier ongelijkwaardig: u<br />

wordt eigenlijk de ‘hulpverlener’ en uw ‘partner’ de ‘patiënt’.<br />

U behandelt uw partner als een kind (‘betuttelen’)<br />

Soms gaan mensen hun partner behandelen als een kind. Bijvoorbeeld: u gaat allerlei dingen<br />

voor uw partner doen die hij zelf ook kan, u geeft hem voortdurend allerlei raad en advies of u<br />

let er steeds op dat hij zich aan de voedingsadviezen houdt.<br />

Misschien is dit goed bedoeld, maar te veel steun kan averechts werken. Uw partner kan zich<br />

gemakkelijk ‘betutteld’ gaan voelen.<br />

“Mijn dochter maakte zich vreselijk druk om mijn <strong>diabetes</strong>. Ze begon me bijvoorbeeld elke<br />

dag te bellen, terwijl ze dat nooit deed. Of ze kwam onverwacht langs, iets wat ze ook nooit<br />

deed. Ze vroeg wat ik gegeten had, hoe ik me voelde, hoe het met het spuiten ging, ze gaf<br />

allerlei ongevraagde adviezen... Nou ja, ik heb het een tijdje aangezien, maar toen ben ik<br />

maar eens met d’r gaan praten. Ja, het gaat nu beter. Volgens mij komt dat ook door haar<br />

man. Die is heel nuchter. Het zou me niets verbazen als die haar af en toe verbood om me<br />

op te bellen...”<br />

U krijgt weinig waardering voor uw steun<br />

Het kan zijn dat uw steun soms niet wordt gewaardeerd. Bijvoorbeeld: plotseling krijgt u allerlei<br />

verwijten naar het hoofd geslingerd. Dit kan verschillende redenen hebben. Uw partner kan<br />

bijvoorbeeld een te hoge of lage bloedglucose hebben en daardoor geïrriteerd zijn. Of<br />

misschien voelt hij zich te afhankelijk, te veel een ‘patiënt’. En het kan ook gewoon zijn dat hij<br />

een slechte bui heeft, om welke reden dan ook, en dat u de klappen krijgt omdat u nu eenmaal<br />

in de buurt bent.


Problemen voorkomen<br />

Probeer regelmatig met elkaar over de <strong>diabetes</strong> te praten<br />

Praat regelmatig met elkaar over de <strong>diabetes</strong>. Dit kan helpen om problemen te voorkómen.<br />

Vooral in het begin, als u allebei nog moet wennen, kan praten veel schelen. Het kan<br />

bijvoorbeeld prettig zijn om te weten dat u beiden onzeker bent over de <strong>diabetes</strong>, of dat u zich<br />

allebei zorgen maakt over de toekomst. Dat neemt de onzekerheid niet weg, maar u hoeft er<br />

dan tenminste niet alleen mee rond te lopen. Bovendien kunt u met elkaar misschien bepaalde<br />

oplossingen vinden, zodat de onzekerheid verdwijnt.<br />

Door te praten kunnen ook misverstanden worden voorkómen. Bijvoorbeeld: afspraken maken<br />

over hoe u uw partner zult helpen. Misschien gaat u er wel vanuit dat uw partner aan de<br />

injecties herinnerd wil worden, terwijl hij dit eigenlijk irritant vindt. Uw goed bedoelde hulp werkt<br />

dan averechts.<br />

Praten kan ook helpen als er spanningen zijn, al is praten dan niet altijd makkelijk. Door erover<br />

te praten worden zulke gevoelens vaak al wat minder heftig. Een kleine irritatie kan steeds<br />

groter worden en tussen u in komen te hangen als u er nooit over praat. U voelt dan allebei wel<br />

dat er iets mis is, maar het is niet duidelijk wat er precies aan de hand is.<br />

Maak uw partner niet zwakker<br />

Eerder schreven we al: uw partner steunen betekent niet dat u zijn of haar leven overneemt. Als<br />

u hem alles uit handen neemt, maakt u hem afhankelijker. U verandert hem of haar dan als het<br />

ware in een ‘patiënt’.<br />

In plaats daarvan kunt u proberen hem of haar juist zo veel mogelijk zelf te laten doen. Moedig<br />

de ander bijvoorbeeld aan de eigen problemen op te lossen, ook al is dat moeilijk. Uiteindelijk<br />

geldt toch: uw partner heeft <strong>diabetes</strong> en zal zélf moeten leren om hiermee te leven. U kunt<br />

daarbij helpen en steunen, maar u kunt het niet voor de ander doen.<br />

Verzamel kennis over <strong>diabetes</strong>, zodat u beter weet waar u aan toe bent<br />

Als u erg onzeker bent over de <strong>diabetes</strong>, probeer er dan zo veel mogelijk over te weten komen.<br />

Vaak zal uw onzekerheid daardoor verdwijnen. Bijvoorbeeld: wanneer u weet wat u moet doen<br />

bij een hypo, hoeft u er niet meer zo bang voor te zijn.<br />

Er zijn veel kanten van de <strong>diabetes</strong> waarover u zich onzeker kunt voelen, bijvoorbeeld: hoe zal het<br />

gaan met de gezondheid van uw partner, wat betekent het voor het werk, wat kunnen de gevolgen<br />

zijn voor de kinderen enzovoort. Als u zulke vragen hebt: probeer er een antwoord op te vinden.<br />

Er is veel informatie te vinden. Behalve deze informatie bestaan er veel boeken, brochures en<br />

folders over <strong>diabetes</strong>.<br />

U kunt ook bij de arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige terecht, vooral als u vragen hebt over uw<br />

eigen situatie. Verder kunt u natuurlijk terecht bij de Diabetes-vereniging Nederland.<br />

“Mijn zoon is zo’n internetgek. In het begin gaf hij me alle informatie over <strong>diabetes</strong> die hij<br />

vond, maar dat werd me te gek. Want er is verschrikkelijk veel informatie te vinden, echt<br />

honderden pagina’s. Toen stelde hij voor om mij zelf te leren hoe je op internet informatie<br />

kunt zoeken, zodat ik zelf kan bepalen wat ik wil lezen en wat niet. En dat heb ik gedaan, met<br />

hem als ‘leraar’. Het is niet eens zo moeilijk. Mijn zoon heeft laatst een spreekbeurt gegeven<br />

over internet. Daarin vertelde hij dat het niet zo moeilijk was als veel mensen denken. En je<br />

raadt al welk voorbeeld hij daarbij gaf.• zélfs mijn vader kan het...”


Zorg ook goed voor uzelf<br />

Misschien wordt er veel van u gevraagd, bijvoorbeeld door uw partner, maar misschien ook<br />

door uw kinderen. Dat kan zwaar zijn, zeker als u zich een langere tijd extra moet inspannen.<br />

Zorg daarom ook goed voor uzelf. Probeer te voorkomen dat u opgebrand raakt, want dan bent<br />

u nog verder van huis.<br />

Goed voor u zelf zorgen kan van alles betekenen, bijvoorbeeld extra aandacht besteden aan uw<br />

gezondheid of regelmatig leuke en ontspannende dingen doen. Vooral dingen die niets met de<br />

<strong>diabetes</strong> te maken hebben kunnen ervoor zorgen dat u zich goed kunt ontspannen.<br />

Goed voor u zelf zorgen kan ook betekenen: zorg ervoor dat niet alleen uw partner, maar dat<br />

ook u wordt gesteund. Iedereen heeft steun nodig, dus ook u. Als u merkt dat uw partner erg<br />

met zichzelf bezig is en weinig aandacht aan u besteedt, laat dit dan rustig merken. Of zorg<br />

ervoor dat u regelmatig vrienden of vriendinnen opzoekt, zodat u af en toe uw hart kunt luchten<br />

of een hart onder de riem gestoken krijgt.<br />

Praat eens met andere partners<br />

Het kan helpen contact te zoeken met mensen die net als u een partner met <strong>diabetes</strong> hebben.<br />

U kunt ze ontmoeten via de Diabetesvereniging Nederland. De DVN organiseert cursussen en<br />

andere activiteiten, die vaak (ook) voor de partners bedoeld zijn. Voor advies uit eigen ervaring<br />

of een luisterend oor kunt u ook terecht bij een van de Diabetes Informatieposten. De adressen<br />

kunt u opvragen via de Diabeteslijn: 033 - 463 05 66.<br />

Betekent helpen dat er altijd problemen ontstaan?<br />

We hebben een paar problemen genoemd die tussen u en uw partner kunnen ontstaan. Laat u<br />

zich hierdoor niet afschrikken! In de praktijk blijkt dat mensen een ander prima kunnen helpen<br />

en ondersteunen, zonder dat hun eigen leven daardoor minder leuk wordt, of zonder dat de<br />

relatie slechter wordt.<br />

Voor de persoon met <strong>diabetes</strong> is uw steun waarschijnlijk heel welkom. Hij zal dan het gevoel<br />

hebben er niet alleen voor te staan, en de vervelende dingen van de <strong>diabetes</strong> samen met u op<br />

te kunnen vangen. Ook voor u zelf kan het steunen van een ander prettig zijn: u hoeft dan niet<br />

machteloos toe te kijken.<br />

22. Seksualiteit<br />

Samenvatting<br />

De meeste mensen met <strong>diabetes</strong> hebben een normaal seksleven, maar soms zorgt de <strong>diabetes</strong><br />

voor problemen. Problemen kunnen zijn: minder behoefte aan seks, problemen met de erectie,<br />

een droge vagina, een hypo tijdens seks of een infectie van de geslachtsorganen. Deze<br />

problemen hebben zelden alleen met de <strong>diabetes</strong> te maken: vaak spelen heel andere zaken<br />

mee, zoals een heel druk leven of een slechte relatie.<br />

Vaak kunnen deze problemen worden opgelost, bijvoorbeeld door een betere regulering van de<br />

bloedglucose. Erectieproblemen en problemen met een droge vagina kunnen vaak opgelost<br />

worden met medicijnen en hulpmiddelen. Hypo’s kunnen voorkómen worden door vooraf<br />

voldoende te eten. Infecties van de geslachtsorganen ontstaan door een verhoogde<br />

bloedglucose. Deze infecties zijn goed te behandelen.


Seksuele problemen<br />

Welke seksuele problemen kunnen er zijn?<br />

We beschrijven hier enkele seksuele klachten die bij <strong>diabetes</strong> kunnen voorkomen. Het gaat om:<br />

minder behoefte aan seks<br />

problemen met de erectie<br />

een droge vagina<br />

hypo’s en seks<br />

infectie van de geslachtsorganen<br />

Seks is voor iedereen anders<br />

Niet alle tips die we u hier geven, zullen u aanspreken. Seksualiteit betekent immers voor<br />

iedereen iets anders. Voor de een gaat het om het krijgen van een orgasme, de ander vindt de<br />

intimiteit belangrijker. De derde heeft graag één partner, terwijl de vierde juist graag<br />

verschillende partners heeft.<br />

Gebruik de tips daarom alleen als ze bij u passen, als u er in Uw seksleven iets aan denkt te<br />

hebben.<br />

Seksuele klachten kunnen veel oorzaken hebben<br />

Seksuele klachten hebben meestal meerdere oorzaken. Deze hebben soms te maken met de<br />

<strong>diabetes</strong> zelf en soms met de gevolgen van de <strong>diabetes</strong>. Het kan echter ook nog zijn dat de<br />

klachten helemaal niets met <strong>diabetes</strong> te maken hebben. Voorbeelden zijn: een slechte relatie<br />

met de partner, grote drukte op het werk, zorgen, bijvoorbeeld over de kinderen, nare<br />

ervaringen in het verleden of een (verwaarloosde) SOA.<br />

Lang niet alle seksuele klachten hebben dus met <strong>diabetes</strong> te maken! In het algemeen geldt<br />

daarom: als er seksuele klachten zijn, ga er dan niet zomaar van uit dat deze door de <strong>diabetes</strong><br />

zijn veroorzaakt, maar laat uitzoeken wat de oorzaak is. Als er een oorzaak bekend is kan er<br />

meestal beter wat aan een klacht worden gedaan.<br />

“Kort nadat ik gehoord had van mijn <strong>diabetes</strong> had ik een gesprek met een arts. Daar kan ik nog<br />

nachtmerries van krijgen. Het was één droge opsomming van alle narigheid die je kunt krijgen,<br />

dus ook dat het moeilijk kan worden om een stijve penis te krijgen. Impotentie noemde hij dat. Ik<br />

schrok me echt lam. Ik heb van dat gesprek jaren last gehad, elk moment verwachtte ik narigheid.<br />

Vooral in bed. Ons seksleven is prima, maar in mijn achterhoofd zat toch altijd dat woordje:<br />

impotentie. Stel je voor, dacht ik, dat het op een slechte dag niet meer lukt...Ik heb dat een keertje<br />

opgebiecht aan mijn vrouw. Die was eerst verbaasd en toen moest ze heel hard lachen. Er is<br />

niets mis met jou, zei ze, en dat kan ik toch wel weten...Dat deed me wel goed, maar ik was er<br />

niet gerust op. Maar stel nou dát ik problemen krijg, vroeg ik, wat dan? Ach, zei ze toen, dan<br />

kunnen we vast wel hulp krijgen; en als dat het probleem niet oplost, dan gaan we toch gewoon<br />

wat experimenteren? Er leiden meer wegen naar Rome...”<br />

Problemen oplossen<br />

U hebt minder behoefte aan seks<br />

Het kan zijn dat u door de <strong>diabetes</strong> minder zin hebt om te vrijen. Op zich hoeft dat geen<br />

probleem te zijn, bijvoorbeeld omdat de partner het niet erg vindt om wat minder vaak te vrijen.<br />

Maar als er een groot verschil is in behoefte kan dit voor problemen zorgen.<br />

De verminderde behoefte kan verschillende oorzaken hebben.<br />

De <strong>diabetes</strong> kan een oorzaak zijn van deze verminderde behoefte. Als de bloedglucose te<br />

hoog is (een hyper) neemt de behoefte aan seks af. Door de bloedglucose beter te reguleren<br />

kunnen de klachten dus verdwijnen.


Het kan ook zijn dat een verminderde behoefte te maken heeft met moeheid. Iemand die<br />

vaak erg moe is heeft minder zin in seks. Ook deze moeheid kan te maken hebben met de<br />

<strong>diabetes</strong>: als de bloedglucose langere tijd slecht is gereguleerd, kan dat als gevolg hebben<br />

dat u zich eigenlijk altijd moe voelt. Ook hier kan het goed reguleren van de bloedglucose<br />

een oplossing betekenen.<br />

Minder behoefte aan seks kan ook geestelijke oorzaken hebben. Bijvoorbeeld: sommige<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> worden onzeker over hun lichaam, omdat er op elk moment klachten<br />

kunnen ontstaan, zoals een hypo. Ze kunnen er niet van op aan. Een ander voorbeeld: door<br />

de insulinepomp kan u zichzelf minder mooi gaan vinden, en het daardoor moeilijk vinden om<br />

te vrijen. Door zulke gedachten en gevoelens kunt u seks uit de weg te gaan. Vaak staat u<br />

daar niet eens echt bij stil; u denkt en zegt ‘gewoon geen zin’ te hebben.<br />

Als de verminderde behoefte te maken heeft met gedachten en gevoelens is het vaak<br />

moeilijker de problemen te verhelpen. U moet dan eigenlijk leren het eigen lichaam weer te<br />

vertrouwen en waarderen, en dat is vaak niet makkelijk. Misschien kunnen de volgende tips<br />

helpen.<br />

Als u door de <strong>diabetes</strong> niet tevreden bent over uw eigen lichaam kan dat seks in de weg<br />

staan. Maar is dat eigenlijk wel terecht? Iedereen, met of zonder <strong>diabetes</strong>, heeft wel iets op<br />

zijn eigen lichaam aan te merken. Bijvoorbeeld: de één vindt zichzelf lelijk, een ander heeft<br />

last van huiduitslag, de derde heeft een kunstgebit. Ga maar door: niemand is volmaakt. Dus<br />

waarom zou u van die <strong>diabetes</strong> nu eigenlijk zo’n punt maken?.<br />

Als u zichzelf minder mooi vindt wanneer u een insulinepomp draagt kunt u besluiten een<br />

afkoppelbaar systeem te nemen. U kunt de pomp dan tijdens het vrijen afkoppelen waardoor<br />

u daar geen hinder meer van hebt. Vraag uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige om advies.<br />

Een probleem zoals onzekerheid wordt vaak groter als u het voor uzelf houdt. Het kan<br />

daarom helpen om er met de partner over te praten. Dat is lang niet altijd makkelijk, omdat<br />

veel mensen moeite hebben eerlijk over seks te praten. Maar het kan wel een opluchting zijn.<br />

Als er over gepraat wordt, hebt u niet meer het hele probleem voor uzelf. Bovendien kan<br />

blijken dat de partner het eigenlijk niet zo’n groot probleem vindt. Een voordeel van praten is<br />

ten slotte dat voor beide partners duidelijk is wat het probleem is. Ze kunnen dan ook samen<br />

gaan proberen om het op te lossen. Dat gaat meestal veel beter dan wanneer u het alleen<br />

probeert op te lossen.<br />

Als het niet lukt om de problemen zelf op te lossen<br />

Soms lukt het niet om de geestelijke problemen op te lossen. In dat geval is het sterk aan te<br />

raden professionele hulp te zoeken, bijvoorbeeld bij de huisarts. Deze zal niet vreemd opkijken<br />

van de problemen: hij krijgt ze vaak te horen. De huisarts zal soms doorverwijzen naar een<br />

andere hulpverlener. Zij kunnen vaak helpen om de problemen op te lossen!<br />

U hebt problemen met de erectie<br />

Mannen kunnen problemen krijgen met de erectie. Dat wil zeggen dat het stijf maken of stijf<br />

houden van de penis meer moeite kost of helemaal niet lukt. Dit wordt impotentie genoemd.<br />

Geslachtsgemeenschap wordt dan moeilijk of onmogelijk. Veel mannen die dit probleem<br />

hebben trekken zich dit heel sterk aan: ze hebben het gevoel dat ze falen, of dat ze ‘minder<br />

man’ zijn.<br />

De <strong>diabetes</strong> kan een oorzaak zijn van deze problemen. De late complicaties kunnen<br />

bijvoorbeeld voor impotentie zorgen. Dit geldt voor afwijkingen aan de bloedvaten of zenuwen.<br />

De kans is echter groot dat er ook andere oorzaken een rol spelen, die met de <strong>diabetes</strong> niets te<br />

maken hebben. Oorzaken kunnen bijvoorbeeld zijn: moeheid, spanningen in de relatie,<br />

problemen op het werk, zorgen (stress), schaamte, schuldgevoel, nare ervaringen in het<br />

verleden, medicijn- of alcoholgebruik. Maar ook een griep, hoge bloeddruk en nierziekten<br />

kunnen problemen met de erectie veroorzaken.


“Ik heb een tijd last gehad van erectiestoornissen, zoals dat dan heet. Dat-ie het niet doet<br />

dus. Vreselijke tijd was dat, ik vond het een afgang. Dacht dat iedereen het aan me kon zien.<br />

Als het gesprek op seks kwam, met vrienden of zo, dan praatte ik stoer mee, maar<br />

ondertussen voelde ik me een totale mislukkeling. Uiteindelijk heb ik hulp gezocht. Veel te<br />

laat, maar ik schaamde me rot. Eerst hebben ze me lichamelijk ondersteboven gehaald.<br />

Bleek er niets mis te zijn. Dat verbaasde me niet, omdat ik ook wel begreep dat ik vooral last<br />

had van wat ik dacht en voelde. Toen ben ik naar een seksuoloog gestapt, een vrouw nota<br />

bene. Maar een aardig mens, heel nuchter. Die gesprekken met haar hebben me erg<br />

geholpen. Al na een half uurtje maakte ze er grapjes over, wat eigenlijk een vreselijke<br />

opluchting was. Leek het minder zwart allemaal.”<br />

Wat kan er aan deze klacht worden gedaan?<br />

Als de impotentie wordt veroorzaakt door een slechte regulering van de bloedglucose, kan een<br />

aanpassing van de behandeling helpen. Ook kunnen sommige late complicaties worden<br />

behandeld, waardoor erectieproblemen kunnen verdwijnen. De kans is echter groot dat er (ook)<br />

andere oorzaken een rol spelen; dit zal uitgezocht moeten worden.<br />

Vaak kan u problemen met de erectie zelf helpen oplossen. Hier geven we een paar tips.<br />

Problemen met de erectie worden erger als u zich hierover zorgen maakt. Als u een keer<br />

geen erectie krijgt, kan u een volgende keer bang zijn dat het weer niet lukt. Door de angst<br />

kan het dan weer mis gaan: dit wordt wel ‘faalangst’ genoemd. Het wordt door die angst<br />

steeds moeilijker een erectie te krijgen. Deze angst kan soms voorkómen worden door eerlijk<br />

met de partner over deze zorgen te praten. Het is vaak niet gemakkelijk om zo open over<br />

deze dingen te praten. Toch blijkt dat het erg kan opluchten, bijvoorbeeld omdat de partner er<br />

niet zo’n punt van maakt.<br />

Het kan helpen om anders met seks om te gaan. Bijvoorbeeld: op andere tijden vrijen, op<br />

andere manieren vrijen enzovoort. Zo wordt de ‘sleur’ doorbroken. Soms verdwijnen<br />

daardoor ook de klachten, of worden ze minder belangrijk. Het kan ook helpen als de<br />

partners afspreken om elkaar een tijdlang alleen maar te strelen zonder dat daarna de<br />

gemeenschap volgt. Hierdoor kan de faalangst afnemen waardoor het na verloop van tijd wel<br />

weer lukt om een erectie te krijgen.<br />

Veel mensen hebben bepaalde ideeën over seks. Bijvoorbeeld: vrijen is alleen geslaagd als<br />

allebei de partners een orgasme hebben gekregen. Dit soort ideeën kunnen een last zijn.<br />

Vaak is meer plezier aan seks te beleven als niets moet en van alles mag.<br />

Professionele hulp<br />

Als het niet lukt om zelf de problemen op te lossen, kan hulp gezocht worden bij de huisarts.<br />

Deze kan helpen om uit te zoeken wat mogelijke oorzaken zijn.<br />

Om uit te zoeken wat de oorzaak van problemen met de erectie is wordt u soms doorverwezen<br />

naar de uroloog. Deze medisch specialist kan onderzoeken of de problemen een lichamelijke<br />

oorzaak hebben. Als deze er zijn, kan er in veel gevallen ook iets aan worden gedaan.<br />

De ‘erectiepil’ is voor veel mannen een oplossing. Overleg met uw arts of u voor dit medicijn<br />

in aanmerking komt en informeer bij uw zorgverzekeraar over eventuele vergoeding.<br />

Een erectie kan ook worden opgewekt met een injectie van medicijnen in de penis zelf.<br />

Er bestaat een soort stijf condoom dat om de penis kan worden geschoven. Door dit<br />

condoom vacuum te pompen krijgt u een erectie.<br />

Het is ook mogelijk om problemen met de erectie via een operatie op te lossen. Er wordt dan<br />

een prothese in de penis geplaatst die opgepompt kan worden, zodat een erectie ontstaat. Er<br />

zijn ook protheses die uit buigzame staafjes bestaan (‘Jonas-prothese’).<br />

Het nadeel van een aantal van deze oplossingen is dat u wel een erectie krijgt, maar vaak niet<br />

het prettige gevoel dat daarbij hoort.


Als er geestelijke oorzaken zijn van problemen met de erectie, kan een seksuoloog helpen: dit<br />

is een hulpverlener die is gespecialiseerd in seksuele problemen. Het blijkt dat veel problemen<br />

wel opgelost kunnen worden, vaak al na een paar gesprekken.<br />

U kunt de huisarts vragen om een verwijzing naar een andere hulpverlener, maar ook<br />

rechtstreeks om hulp vragen, bijvoorbeeld bij een GGZ-instelling.<br />

Uw vagina blijft te droog<br />

Vrouwen kunnen een droge vagina hebben door een slechte regulatie van de bloedglucose. De<br />

geslachtsgemeenschap kan daardoor pijnlijk zijn, zodat een vrouw de neiging krijgt het vrijen uit<br />

de weg te gaan.<br />

Wat kan er aan deze klacht worden gedaan?<br />

Als een droge vagina veroorzaakt wordt door een slechte regulering van de bloedglucose, zal<br />

de klacht verdwijnen door de behandeling aan te passen.<br />

Als dit niet lukt, kan het helpen een glijmiddel te gebruiken. Bij de drogist of apotheek zijn<br />

crèmes te koop, zoals Sensilube of KY-crème (spreek uit: keewaai crème). Via de huisarts kunt<br />

u een glijmiddel ook op recept krijgen.<br />

“Op een gegeven moment werd geslachtsgemeenschap voor mij gewoon te pijnlijk, ik beleefde er<br />

echt geen plezier meer aan. Toen ik dat aan mijn man vertelde verwachtte ik eigenlijk dat het wel<br />

een probleem zou worden, want nou ja... Ik was dus stomverbaasd toen hij heel luchtig<br />

reageerde. Het bleek dat hij er eigenlijk ook niet meer echt plezier in had, omdat hij toch al het<br />

gevoel had dat het voor mij te pijnlijk werd. Hij zei: je hebt plezier voor twee of geen plezier...Maar<br />

het mooiste is dat ons seksleven eigenlijk veel beter is geworden. We zijn anders gaan vrijen. Ik<br />

zal niet in details treden, maar behalve de geslachtsgemeenschap zijn er nog erg veel dingen die<br />

je met elkaar kunt doen om plezier te hebben...”<br />

U kunt tijdens het vrijen een hypo krijgen<br />

Tijdens het vrijen kunt u een hypo krijgen. Door de lichamelijke inspanning heeft het lichaam<br />

immers meer energie - en dus glucose - nodig. De bloedglucose kan daardoor te laag worden.<br />

Soms is de angst voor een hypo zo groot, dat u het vrijen liever uit de weg gaat. Dit kan<br />

ongemerkt gaan; u zegt ‘gewoon minder zin’ te hebben, zonder door te hebben dat het eigenlijk<br />

gaat om angst voor een hypo.<br />

Wat kan er aan deze klacht worden gedaan?<br />

Hypo’s door seks zijn vrij eenvoudig te voorkomen, bijvoorbeeld door vooraf iets te eten of wat<br />

minder insuline te gebruiken. Wel kan dit iets wegnemen van de ‘spontaniteit’. Als er problemen<br />

blijven, vraag dan advies aan de arts of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Diabetes kan een infectie van de geslachtsorganen veroorzaken<br />

Als de bloedglucose te hoog is bevat de urine glucose. Bacteriën en schimmels voelen zich<br />

goed thuis in een zoete omgeving. Daardoor kan een infectie aan de penis of vagina ontstaan<br />

die veroorzaakt wordt door een gist (een soort schimmel): candida albicans. Door de infectie zal


de bloedglucose weer verder stijgen, waardoor de infectie niet goed kan genezen of erger kan<br />

worden. Laat een infectie daarom altijd direct behandelen.<br />

Vrouwen kunnen door de infectie last krijgen van meer afscheiding of ‘witte vloed’. Door jeuk en<br />

een branderig gevoel kan het vrijen pijnlijk zijn. Ook ruikt het niet fris zodat u zich onzeker kunt<br />

gaan voelen.<br />

Ook mannen kunnen last hebben van ‘witte vloed’. In ernstige gevallen kan door de candida de<br />

voorhuid van de penis verkleven (fimosis). Dit kan geslachtsgemeenschap erg pijnlijk maken.<br />

Een erectie kan daardoor verdwijnen en het kan dan lijken alsof er sprake is van impotentie.<br />

Wat kan er aan deze klacht worden gedaan?<br />

Een candida-infectie is goed te behandelen. De huisarts kan hiervoor medicijnen geven. Om<br />

herhaling te voorkómen is het aan te raden de bloedglucose beter te reguleren. Een candida-infectie<br />

wordt tijdens seks overgedragen aan de partner. Daarom zal ook de partner behandeld worden.<br />

23. Kinderwens<br />

Samenvatting<br />

Als u <strong>diabetes</strong> hebt en u wordt zwanger, verloopt de begeleiding iets anders dan bij andere<br />

vrouwen. Uw bloedglucose wordt scherper gereguleerd, vaak door een insulinepomp. U wordt<br />

bovendien vaker gecontroleerd, onder meer uw cholesterolgehalte en bloeddruk.<br />

De kans op problemen met de baby is iets groter dan normaal. De baby kan te langzaam<br />

groeien of juist te zwaar worden. Soms is er te veel vruchtwater, waardoor een te vroege<br />

geboorte kan plaatsvinden. Ook voor de moeder zijn er extra risico’s, bijvoorbeeld dat ze vaker<br />

last heeft van hypo’s. De bevalling en borstvoeding verlopen meestal normaal. Soms ontstaat<br />

door de zwangerschap <strong>diabetes</strong>, omdat tijdens een zwangerschap de bloedglucose sterker<br />

schommelt dan normaal.<br />

Bij <strong>diabetes</strong> kan erfelijkheid een rol spelen. Als een van de ouders <strong>diabetes</strong> heeft, is er en<br />

grotere kans dat het kind ook <strong>diabetes</strong> ontwikkelt. Dit speelt vooral bij <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>.<br />

Zwangerschap<br />

Tijdens een zwangerschap wordt de bloedglucose strenger gereguleerd<br />

Als een vrouw met <strong>diabetes</strong> zwanger wil worden, wordt de behandeling aangepast. De<br />

belangrijkste verandering is dat de bloedglucose scherper wordt geregeld: vóór de maaltijd moet<br />

de bloedglucosewaarde tussen 4 en 5,4 mmol/l liggen, 2 uur ná de maaltijd mag de<br />

bloedglucosewaarde niet boven de 6,7 mmol/l uitkomen. Dit wordt gedaan omdat bij een<br />

onvoldoende gereguleerde bloedglucose de kans op afwijkingen bij de baby groter is. Ook is er een<br />

grotere kans op complicaties bij de moeder. Als het lukt om de bloedglucose binnen scherpe<br />

grenzen te houden, zijn deze risico’s niet veel groter dan bij vrouwen die geen <strong>diabetes</strong> hebben.<br />

Als u een kinderwens hebt: overleg met uw arts<br />

Het is aan te raden al vóór een mogelijke zwangerschap met uw arts te overleggen. Het streven<br />

is namelijk om al drie maanden voor de zwangerschap de grenzen van de bloedglucose<br />

scherper te stellen. Wacht dus niet totdat u al zwanger bent.<br />

Wat betekent een scherpere regulatie in de praktijk?<br />

U krijgt extra begeleiding tijdens de zwangerschap<br />

Om de <strong>diabetes</strong> tijdens de zwangerschap goed te reguleren, krijgt u extra (medische)<br />

begeleiding. Dit gebeurt op verschillende manieren. Vaak wordt de medische begeleiding


gedaan door de internist, <strong>diabetes</strong>verpleegkundige, diëtist en gynaecoloog samen, maar er zijn<br />

ook wel ziekenhuizen waar de gynaecoloog de behandeling van de <strong>diabetes</strong> overneemt.<br />

U gaat vaker uw bloedglucose controleren<br />

De meeste vrouwen zijn al gewend om geregeld zelf hun bloedglucose te meten met een<br />

bloedglucosemeter (zelfcontrole). Ook zijn ze gewend om zelf hun behandeling aan te passen<br />

(zelfregulatie). Tijdens de zwangerschap zijn er meer controles nodig en zult u eerder de<br />

behandeling aanpassen, zodat de bloedglucose binnen de grenzen blijft.<br />

Overstappen op insuline<br />

Als u vóór de zwangerschap bloedglucoseverlagende tabletten gebruikte, zult u overgaan op<br />

insuline. Het voordeel van insuline is dat de bloedglucose beter kan worden gereguleerd en dat<br />

het niet in de bloedbaan van het kind komt.<br />

De behoefte aan insuline kan vooral in het begin van de zwangerschap nogal wisselen. In de<br />

loop van de zwangerschap hebt u meer insuline nodig. Aan het einde van de zwangerschap<br />

kan dit zelfs toegenomen zijn tot twee à drie maal de hoeveelheid insuline die vóór de<br />

zwangerschap gebruikt werd. Dit is niet blijvend. Na de bevalling valt de insulinebehoefte snel<br />

terug tot het niveau van voor de zwangerschap.<br />

Misschien moet u tijdelijk stoppen met cholesterolverlagende middelen<br />

Cholesterolverlagende middelen kunnen schadelijk zijn voor de ongeboren baby. Als uw<br />

cholesterolgehalte te hoog is en u cholesterolverlagende middelen gebruikt moet u hiermee<br />

stoppen. Samen met een diëtist kunt u een aangescherpt dieet samenstellen. De<br />

voedingsadviezen zullen niet veel anders zijn dan voor de zwangerschap. Wel gelden ze met<br />

meer nadruk, omdat de bloedglucose scherper gereguleerd moet worden. Bovendien is het van<br />

belang dat de baby voldoende voedingsstoffen krijgt. Het is daarom aan te raden aan het begin<br />

van de zwangerschap advies te vragen aan de diëtist.<br />

Misschien moet u overstappen op andere bloeddrukverlagende middelen<br />

Als u bloeddrukverlagende middelen gebruikt, kan het zijn dat u op andere middelen over moet<br />

stappen: niet alle middelen zijn veilig voor uw baby.<br />

Uw bloeddruk zal vaker worden gecontroleerd<br />

Als bij meerdere metingen uw bloeddruk steeds hoger is dan 130/80 mm Hg zal uw arts, samen<br />

met u, kunnen besluiten om bloeddrukverlagende medicijnen voor te schrijven.<br />

Roken wordt dringend afgeraden<br />

Roken wordt iedereen afgeraden, maar dit geldt nog sterker voor zwangere vrouwen. Dit komt<br />

omdat roken slecht is voor het ongeboren kind: het verzwakt de weerstand, vertraagt de groei<br />

en vergroot de kans op wiegendood.<br />

Risico’s<br />

Wat kan er tijdens de zwangerschap misgaan?<br />

De groei van uw baby wordt regelmatig gecontroleerd<br />

De groei van de baby wordt regelmatig gecontroleerd. Dat is nodig omdat zowel een te<br />

langzame en als te snelle groei kunnen vóórkomen. Bij de controles wordt de groei van de baby<br />

bekeken door middel van echografie.<br />

Welke problemen kunnen er voor de baby zijn?<br />

De baby kan aangeboren afwijkingen hebben. Deze ontstaan in de eerste zes weken van de<br />

zwangerschap. Door de bloedglucose al vóór de zwangerschap scherper te regelen, wordt<br />

de kans op aangeboren afwijkingen kleiner.


De ongeboren baby kan te langzaam groeien. Dit komt vooral voor bij zwangere vrouwen die<br />

al heel lang <strong>diabetes</strong> hebben en hierdoor ook problemen met hun bloedvaten hebben.<br />

Soms is de ongeboren baby te zwaar. Dit overgewicht wordt veroorzaakt door een te grote<br />

hoeveelheid onderhuids vet bij de baby, omdat hij of zij te veel glucose van de moeder krijgt.<br />

Soms is er te veel vruchtwater. Hierdoor kan een te vroege geboorte optreden. Soms is het<br />

nodig de bevalling voortijdig op te wekken. Een gevolg hiervan kan onder andere zijn dat de<br />

longen van de baby nog niet helemaal ontwikkeld zijn.<br />

De baby kan na de bevalling een hypo krijgen: een te lage bloedglucose. De toevoer van<br />

glucose via de moeder valt na de geboorte opeens weg, zodat de bloedglucose bij de baby<br />

te snel kan dalen. Om deze reden wordt de baby direct na de geboorte zorgvuldig in de gaten<br />

gehouden, vaak in een couveuse.<br />

In een enkel geval kan de ongeboren baby komen te overlijden. Gelukkig komt dit niet vaak voor.<br />

Welke problemen kunnen er voor de moeder zijn?<br />

In het begin van de zwangerschap kunt u vaker last hebben van een hypo. Dit komt omdat<br />

de bloedglucose gaat schommelen, zodat de behoefte aan insuline steeds wisselt. Ook om<br />

deze reden is het nodig de bloedglucose zo scherp mogelijk te reguleren.<br />

Uw ogen worden vaker gecontroleerd, omdat de schommelingen in de bloedglucose een<br />

ongunstig effect op de ogen kunnen hebben.<br />

Extra controle van de schildklier is noodzakelijk, omdat blijkt dat de kans op een ontsteking<br />

van de schilklier groter is bij zwangeren met <strong>diabetes</strong>.<br />

De bevalling verloopt meestal normaal<br />

Als de zwangerschap goed verloopt wordt gewacht tot de bevalling spontaan op gang komt,<br />

tussen de 38e en 40e week.<br />

U krijgt altijd het advies om in het ziekenhuis te bevallen. De bevalling wordt dan meestal<br />

ingeleid. Als het kind duidelijk te groot is, wordt een keizersnede overwogen.<br />

Tijdens de bevalling wordt meestal een infuus aangesloten om de bloedglucose te reguleren.<br />

Glucose en insuline kunnen dan toegediend worden als het nodig is. De bloedglucose zal<br />

tijdens de bevalling vaak gecontroleerd worden. Nadat de baby is geboren is zal het infuus<br />

verwijderd worden. De insulinebehoefte zal afnemen en de insulinedosis zal teruggebracht<br />

worden naar het niveau van voor de zwangerschap. Als voor de zwangerschap tabletten<br />

werden gebruikt, zullen deze meestal na de bevalling weer gebruikt kunnen worden.<br />

Ook tijdens borstvoeding is een goede regulering van de bloedglucose belangrijk U kunt<br />

gewoon borstvoeding geven. Wel geldt dat een goede regulering van de bloedglucose<br />

belangrijk is. Dit kan moeilijk zijn in deze periode, omdat u ook de zorg voor de baby hebt.<br />

Een bijzonder geval: zwangerschaps<strong>diabetes</strong><br />

Soms ontstaat <strong>diabetes</strong> tijdens de zwangerschap. Deze vorm van <strong>diabetes</strong> ontstaat in de<br />

tweede helft van de zwangerschap en verdwijnt na de bevalling doorgaans weer.<br />

Vaak treedt deze vorm van <strong>diabetes</strong> bij elke zwangerschap opnieuw op. De kans om na een<br />

zwangerschap op oudere leeftijd een blijvende <strong>diabetes</strong> te ontwikkelen is groter dan bij vrouwen<br />

die geen zwangerschaps<strong>diabetes</strong> hebben doorgemaakt. Dit <strong>type</strong> <strong>diabetes</strong> komt bij ongeveer<br />

vier procent van de zwangerschappen voor.<br />

Tijdens elke zwangerschap ontstaan schommelingen in de bloedglucose. Hormonen van de<br />

zwangere vrouw gaan namelijk het effect van insuline tegen, en er gaat glucose vanuit het<br />

moederlijk bloed naar het ongeboren kind (de foetus). Omdat de alvleesklier meer insuline<br />

maakt, kunnen deze schommelingen in de bloedglucose in de hand worden gehouden.<br />

Bij sommige vrouwen lukt dit net niet. Hierdoor raakt de bloedglucose ontregeld en ontstaat<br />

zwangerschaps<strong>diabetes</strong>. Zwangerschaps<strong>diabetes</strong> wordt hiel verder niet beschreven.


Erfelijkheid<br />

Erven uw kinderen uw <strong>diabetes</strong>?<br />

Als u of uw partner zwanger probeert te worden vraagt u zich misschien al of uw kind méér<br />

kans heeft om <strong>diabetes</strong> te krijgen dan andere kinderen. Bij <strong>diabetes</strong> kan erfelijkheid een rol<br />

spelen, dat wil zeggen dat <strong>diabetes</strong> in sommige families vaker voorkomt. Hieronder leggen we<br />

uit in hoeverre erfelijkheid eer rol speelt.<br />

Type 1 <strong>diabetes</strong><br />

Bij <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> speelt erfelijke aanleg een beperkte rol. Als u een erfelijke aanleg hebt, hebt<br />

u een iets grotere kans om <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> te krijgen. Eer erfelijke aanleg wil dus niet zeggen<br />

dat u zeker <strong>diabetes</strong> krijgt, alleen dat d( kans groter is dan bij andere mensen.<br />

Als de moeder <strong>diabetes</strong> heeft, is er drie procent kans dat het kind ook <strong>diabetes</strong> krijgt. Als de<br />

vader <strong>diabetes</strong> heeft, is dit zes procent. Wanneer beide ouders <strong>diabetes</strong> hebben, heeft het kind<br />

dertig procent kans om <strong>diabetes</strong> te krijgen.<br />

Waarschijnlijk is het zo, dat er meer zaken meespelen voordat een erfelijke aanleg<br />

daadwerkelijk leidt tot <strong>diabetes</strong>. Hierover is nog niet veel bekend.<br />

Type 2 <strong>diabetes</strong><br />

Type 2 <strong>diabetes</strong> heeft duidelijk te maken met erfelijkheid, meer dan <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>. Als u een<br />

erfelijke aanleg hebt, hebt u een grotere kans om <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> te krijgen. Als één of beide<br />

ouders <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> hebben, heeft een kind een kans van 25 á 30 procent om ook <strong>diabetes</strong><br />

te krijgen.<br />

24. Werk<br />

Samenvatting<br />

De meeste mensen met <strong>diabetes</strong> blijven gewoon werken. Sommige dingen kunnen door de<br />

<strong>diabetes</strong> iets anders liggen, zoals het contact met de collega’s. Omgekeerd kan het werk voor<br />

praktische problemen in de behandeling zorgen, bijvoorbeeld als u door uw werk heel<br />

onregelmatig leeft.<br />

Bij het zoeken naar een nieuwe baan is de <strong>diabetes</strong> soms lastig. Door uw <strong>diabetes</strong> komt u niet in<br />

aanmerking voor banen waarin een hypo gevaarlijk kan zijn, zoals piloot. Bij sollicitaties mag niet<br />

naar de <strong>diabetes</strong> worden gevraagd, behalve als de <strong>diabetes</strong> direct verband houdt met het werk.<br />

Als u ziek bent en niet kunt werken, zijn er bepaalde regels die ervoor zorgen dat u toch een<br />

inkomen hebt. Met welke regels u te maken krijgt, hangt af van uw situatie.<br />

Als u werkt bij een werkgever krijgt u de eerste twee jaar van uw ziekteverzuim een groot deel<br />

van uw loon doorbetaald. Sommige mensen krijgen een Ziektewetuitkering. Bent u na 2 jaar<br />

nog niet hersteld? Dan kunt u bij het UWV een WIA-uitkering aanvragen. Die WIA is de opvolger<br />

van de WAO. Mensen die al een WAO-uitkering hebben, krijgen niet met de WIA te<br />

maken. Als uw gezin door uw ziekte onvoldoende inkomen heeft, dan kunt u bovenop uw loon<br />

of uitkering wellicht een toeslag krijgen op basis van de Toeslagenwet.<br />

Als u zelfstandig bent, bent u zelf verantwoordelijk voor uw inkomen bij ziekte. U kunt daarvoor<br />

een particuliere verzekering afsluiten. Tot 1 augustus 2004 was er wel een uitkering voor<br />

zelfstandigen die arbeidsongeschikt waren, de WAZ. De mensen die zo’n uitkering hadden,<br />

houden deze uitkering.


Hebt u een werkloosheidsuitkering (WW) en wordt u ziek, dan meldt u zich ziek bij UWV. De<br />

eerste 13 weken ontvangt u gewoon WW. Bent u daarna nog ziek dan krijgt u een<br />

Ziektewetuitkering. Na twee jaar kunt u een WIA-uitkering aanvragen. Als u een<br />

bijstandsuitkering ontvangt en u door ziekte niet kunt solliciteren of werken dan moet u uw<br />

ziekte melden bij de gemeente. De gemeente bekijkt dan of u tijdelijk wordt vrijgesteld van uw<br />

arbeidsverplichtingen. U krijgt geen speciale uitkering bij ziekte. Hebt u geen uitkering en bent u<br />

werkloos? Dan kan de gemeente u helpen bij uw zoektocht naar werk.<br />

Als u al op jonge leeftijd arbeidsongeschikt bent geraakt, kunt in aanmerking komen voor een<br />

Wajong-uitkering.<br />

Er zijn veel maatregelen mogelijk om u weer aan het werk te helpen (reintegratie) na ziekte of<br />

bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. U kunt bijvoorbeeld hulp krijgen van een reintegratiebedrijf<br />

en aanpassing van uw werkplek kan vergoed worden. Ook zijn er regelingen<br />

die het voor een werkgever aantrekkelijk maken om u in dienst te nemen of te houden.<br />

Vooraf<br />

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de belangrijkste onderwerpen op het gebied van ziekte,<br />

werk en inkomen. Omdat deze onderwerpen voor veel patiënten van belang zijn, wordt de<br />

informatie ook gebruikt in uitgaven over andere aandoeningen. De tekst heeft om deze reden<br />

deels een algemeen karakter.<br />

Over de onderwerpen in deze tekst is meer informatie beschikbaar, die hier vanwege<br />

ruimtegebrek niet opgenomen kon worden. U kunt deze informatie gratis aanvragen via<br />

info@stichtingseptember.nl. Vermeld in de adresregel: lange versie ziekte, werk en inkomen.<br />

Problemen op het werk<br />

Uw collega’s over uw <strong>diabetes</strong> vertellen<br />

Er zijn goede redenen om uw collega’s over uw <strong>diabetes</strong> in te lichten. Zij zullen waarschijnlijk<br />

toch merken dat er ‘iets’ is, bijvoorbeeld omdat u regelmatig uw bloedglucose moet controleren<br />

of insuline moet spuiten. Het is in zo’n geval aan te raden uw collega’s duidelijk te vertellen wat<br />

er is, omdat er anders misverstanden kunnen ontstaan.<br />

U kunt de informatie die u hier aantreft aan uw collega’s laten zien. U kunt ook folders krijgen bij<br />

de Dia betesvereniging Nederland, zodat uw collega’s zelf kunnen lezen wat <strong>diabetes</strong> is. U kunt<br />

de folders bestellen via 033 - 463 05 66 of via www.dvn.nl.<br />

Anderen moeten u in noodgevallen kunnen helpen<br />

Er is nog een andere reden om uw collega’s in te lichten. Het kan zijn dat zij moeten ingrijpen<br />

als u ontregeld raakt, bijvoorbeeld door een hypo. Het is bijvoorbeeld van belang dat anderen<br />

weten wanneer een arts moet worden gewaarschuwd.<br />

“Ik heb een collega uitgelegd wat een hypo is en wat er bij een hypo moet gebeuren. Ze weet<br />

precies wat ik moet doen én wanneer er een arts moet worden gewaarschuwd. Het is<br />

inmiddels al een paar keer gebeurd dat ik haar hulp nodig had omdat ik een hypo kreeg.<br />

Omdat ze wist wat er aan de hand was, bleef ze kalm. Ze hoefde ook niet echt iets te doen,<br />

omdat ik zelf goed kon reageren. Wat ik wel erg handig vond was dat ze de tijd in de gaten<br />

hield, zodat ik precies wist wanneer ik weer moest testen. En los daarvan vond ik het heel<br />

geruststellend dat ze er was. Voor haar was het denk ik ook prettig. De eerste keer dat ik een<br />

hypo kreeg wist ze van niks en is ze erg in paniek geraakt. Dat hoeft nu niet meer”


Praktische problemen door uw <strong>diabetes</strong><br />

Soms geeft de <strong>diabetes</strong> praktische problemen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als u door uw<br />

werk onregelmatig leeft, zodat u uw behandeling steeds moet aanpassen. Een ander voorbeeld<br />

van een praktisch probleem is dat u een plek nodig hebt om te testen en insuline te spuiten.<br />

Soms is de <strong>diabetes</strong> lastig als u veel met klanten te maken hebt, bijvoorbeeld als u in een<br />

winkel of restaurant werkt.<br />

Als u door uw werk onregelmatig leeft, is de behandeling moeilijker<br />

Sommige mensen leven door hun werk onregelmatig. Ze hebben bijvoorbeeld avond-, nacht- en<br />

weekenddiensten, zitten veel op de weg of verblijven regelmatig in het buitenland. Dit kan<br />

bijvoorbeeld betekenen dat u steeds op andere tijden slaapt of eet, dat u veel buitenshuis eet of<br />

dat u op onvoorspelbare momenten een half uurtje gaat sporten.<br />

Dit soort situaties vraagt vaak om een aanpassing van de behandeling. U hebt meer of minder<br />

insuline nodig, moet wat meer eten enzovoort.<br />

Als het u niet lukt om uw behandeling goed aan te passen, waardoor u regelmatig uitschieters<br />

van uw bloedglucose of zelfs ontregelingen hebt, overleg dan met de arts of de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige. Zij kunnen u vertellen wat u in bepaalde situaties kunt doen om uw<br />

bloedglucose goed te reguleren.<br />

Contact met klanten<br />

Wanneer u op uw werk langdurig met klanten te maken hebt (bijvoorbeeld wanneer u in een<br />

winkel of restaurant werkt) en gedurende een gesprek merkt dat u dringend insuline of glucose<br />

nodig hebt, is het lastig om meteen te reageren. U kunt natuurlijk een korte uitleg geven, maar veel<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> vinden dat moeilijk of onplezierig. Een andere mogelijkheid is dat u een collega<br />

vraagt u even te vervangen. Het is dan wel handig als deze collega vooraf al op de hoogte is en<br />

weet dat u <strong>diabetes</strong> hebt en dus een hypo kunt krijgen. Gewoon door blijven werken wordt sterk<br />

ontraden: u zult hoe dan ook moeten ingrijpen en hoe eerder u dat doet, hoe beter.<br />

Soms is er op het werk geen geschikte plek om te testen en te spuiten<br />

Veel mensen met <strong>diabetes</strong> hebben er geen moeite mee om te testen en te spuiten waar<br />

anderen bij zijn. Als u dit wel moeilijk vindt, zult u behoefte hebben aan en plek waar u even<br />

alleen kunt zijn en in rust kunt testen of spuiten. Als zo’n plek ontbreekt, overleg dan met uw<br />

collega’s en leidinggevende en vraag of zij een oplossing weten.<br />

“Ons kantoor barst echt uit z’n voegen, dus het is heel moeilijk om even een rustig plekje te<br />

vinden. Sinds kort hebben we op initiatief van de Ondernemingsraad een meditatieruimte, als<br />

middel tegen stress. Het is een piepklein kamertje - het vroegere’directietoilet’ - waar je even<br />

in een luie stoel kunt liggen, naar muziek kunt luisteren en tot jezelf kunt komen. Daar kan ik<br />

nu dus ook terecht voor het testen of spuiten...”<br />

Eventueel kan uw werk worden aangepast<br />

In veel gevallen zult u door de <strong>diabetes</strong> niet extra verzuimen. Dat kan veranderen als u te<br />

maken krijgt met de late complicaties. Zelfs als u hiermee te maken krijgt, betekent dit zeker<br />

niet altijd dat u niet meer kunt werken. Vaak zijn er aanpassingen mogelijk, waardoor u wel kunt<br />

blijven werken.<br />

Uw taken kunnen worden aangepast<br />

Uw werkgever moet zorgen voor aangepast werk als u het oude werk niet meer kunt doen.<br />

Misschien kunt u door een late complicatie niet meer al uw werkzaamheden doen, maar nog<br />

wel een gedeelte ervan. Bepaalde taken kunnen dan door collega’s worden overgenomen of<br />

misschien helemaal vervallen.


U kunt een andere baan bij uw huidige werkgever gaan doen<br />

Een andere mogelijkheid is dat u bij uw huidige werkgever een andere baan gaat doen. Dit gaat<br />

meestal in overleg met de arbo-arts die uw werkgever ondersteunt bij de ziekteverzuimbegeleiding<br />

en de arbeidsre-integratie (arbeidsre-integratie wil zeggen: weer aan het werk gaan, ondanks een<br />

ziekte of handicap). De arbo-arts kan bepalen tot welke werkzaamheden u nog wel in staat bent.<br />

“Ik werk bij de plantsoenendienst. Mijn hele leven ben ik buiten geweest, bijna dertig jaar<br />

lang, maar omdat ik door de <strong>diabetes</strong> moeilijker ben gaan lopen gaat dat niet meer. Nu heeft<br />

de gemeente ervoor gezorgd dat ik een kantoorbaan heb gekregen, gelukkig nog wel bij de<br />

plantsoenendienst. Ik maak nu onderhoudsplannen. Eerst zag ik er tegen op, zo’n<br />

kantoorbaan, maar nu vind ik het erg leuk. Ik ga nog wel regelmatig naar buiten om naar<br />

bepaalde groenvoorzieningen te kijken. Meestal is dat niet echt nodig, maar het bloed kruipt<br />

nu eenmaal waar het niet gaan kan...”<br />

Een nieuwe baan<br />

Welke banen zijn wel en niet geschikt?<br />

De <strong>diabetes</strong> is voor verreweg de meeste banen geen belemmering. Een uitzondering geldt voor<br />

banen waarbij door bijvoorbeeld een hypo mensen met <strong>diabetes</strong> zichzelf of anderen in gevaar<br />

kunnen brengen. Voorbeelden zijn:<br />

sommige functies bij politie, brandweer en leger<br />

piloot in de burgerluchtvaart of bij de luchtmacht<br />

bepaalde banen bij de binnenvaart of bij de grote vaart<br />

vrachtwagenchauffeur<br />

Bij al deze banen is het voor te stellen dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als u een hypo of<br />

een andere ontregeling zou krijgen. Als de schipper van een binnenvaartschip dat chemicaliën<br />

vervoert een hypo krijgt en er ontstaat een botsing, kunnen de gevolgen erg groot zijn.<br />

“Als klein jongetje was het al mijn grote droom: machinist worden. Ik ben altijd dol geweest<br />

op treinen. Op mijn vijfentwintigste ging mijn droom in vervulling: ik werd machinist op een<br />

locomotief. Helaas heeft die droom niet lang geduurd. Na een paar jaar kreeg ik van de<br />

dokter te horen dat ik <strong>diabetes</strong> had. Het was direct einde oefening. Dat heeft echt veel pijn<br />

gedaan. Een half jaar later was ik op een beurs voor miniatuurtreinen. Daar raakte ik in<br />

gesprek met iemand van een bedrijf dat miniatuurtreinen maakt. Voordat ik het wist was ik<br />

aangenomen als vertegenwoordiger. Over geluk gesproken!...”<br />

Solliciteren: wel of niet over uw <strong>diabetes</strong> vertellen?<br />

Als u solliciteert naar een andere baan bent u niet verplicht om in uw sollicitatiebrief of tijdens<br />

het sollicitatiegesprek over uw <strong>diabetes</strong> te vertellen. Dit is wettelijk vastgelegd, in de Wet op de<br />

medische keuringen.<br />

Het kan natuurlijk zijn dat er toch naar uw gezondheid wordt geïnformeerd: niet iedere<br />

werkgever kent de wet of houdt zich eraan. U mag deze vraag weigeren te beantwoorden, maar<br />

dan loopt u kans dat u zult worden afgewezen. U kunt er ook voor kiezen de vraag wel te<br />

beantwoorden. Doe dit dan zo kort mogelijk en leg er de nadruk op dat uw ziekteverzuim door<br />

de <strong>diabetes</strong> niet hoger is dan dat van andere mensen.<br />

In bepaalde gevallen bent u wel verplicht over uw <strong>diabetes</strong> te vertellen: als de <strong>diabetes</strong> directe<br />

gevolgen voor uw werk kan hebben. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij bepaalde banen,<br />

zoals banen waarbij u lichamelijk zwaar werkt moet doen. Als u bijvoorbeeld in de bouw werkt,<br />

kan een hypo gevaarlijk zijn, ook voor uw collega’s.


Medische keuringen zijn meestal niet toegestaan<br />

De nieuwe wet verbiedt ook dat er medische keuringen worden gedaan. Lange tijd werd<br />

iedereen die een nieuwe baan kreeg uitgebreid medisch gekeurd. Dit is nu verboden.<br />

In bepaalde gevallen mag wel een medische keuring worden gedaan, namelijk als de nieuwe<br />

baan uw gezondheid of die van anderen in gevaar kan brengen. Bijvoorbeeld: als het om zwaar<br />

lichamelijk werk gaat, mag de werkgever laten keuren of u hiertoe in staat bent. Dit mag echter<br />

alleen als hij al van plan is u aan te nemen.<br />

“Ik heb net een nieuwe baan, als medewerker van een helpdesk bij een<br />

automatiseringsbedrijf. Dat ik <strong>diabetes</strong> heb is tijdens de sollicitatie helemaal niet aan de orde<br />

geweest. Ik heb er zelfs niet bij stilgestaan, want die <strong>diabetes</strong> heeft niets te maken met dit<br />

werk. Ik zit met een telefoon achter een computer, dat is het. Het gaat om wat je kunt.”<br />

Inkomen bij ziekte en handicap<br />

Verschillende regelingen<br />

Als u ziek bent en niet kunt werken, zijn er verschillende regels die ervoor zorgen dat u toch<br />

eeninkomen hebt. Met welke regels u te maken krijgt, is afhankelijk van uw situatie. Er zijn<br />

verschillende mogelijkheden:<br />

U werkt bij een werkgever.<br />

U werkt als zelfstandige.<br />

U bent werkloos.<br />

U bent al jong arbeidsongeschikt.<br />

In de volgende paragrafen beschrijven wij de regelingen die van toepassing zijn in de<br />

genoemde situaties. In de laatste paragraaf leest u meer over de terugkeer naar het werk bij of<br />

na een periode van ziekte.<br />

U werkt bij een werkgever<br />

Doorbetaling van het loon<br />

Als u een baan hebt en u wordt ziek, dan betaalt uw werkgever u tijdens de eerste twee jaar dat<br />

u ziek bent minimaal 70 procent van uw loon door. Meestal ontvangt u meer dan 70% van uw<br />

loon. Dat is geregeld in uw arbeidscontract of CAO. Samen met uw werkgever zorgt u er voor<br />

dat u zo snel mogelijk weer aan het werk kunt.<br />

Ziektewet<br />

Soms betaalt het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) het oon van ziekte in<br />

de vorm van een Ziektewetuitkering. U merkt daar meestal niets van, want die uitkering gaat<br />

doorgaans naar uw werkgever. Uw werkgever betaalt uw loon gewoon door en mag daar de<br />

Ziektewetuitkering van aftrekken. Kijk op www.uwv.nl voor de voorwaarden.<br />

Na twee jaar ziekte: een WIA-uitkering aanvragen<br />

Werknemers in dienst van een werkgever of werknemers met een Ziektewet-zitkering kunnen<br />

na twee jaar ziekte een WIA-uitkering vragen. ‘WIA’ staat ‘oor Wet werk en inkomen naar<br />

arbeidsvermogen. Uitgangspunt van de WIA is dat u zoveel werkt als u kunt. Ofwel: het gaat<br />

niet om wat u niet meer kunt, naar om wat u nog wel kunt.<br />

De WIA is de opvolger van de WAO. Mensen met een WAO-uitkering krijgen liet met de WIA te<br />

maken, maar behouden de WAO-uitkering. Verderop in leze paragraaf leest u meer over de<br />

WAO.


Een uitkering aanvragen<br />

Als u bijna twee jaar ziek bent, ontvangt u de aanvraagformulieren voor de WIA van het UWV.<br />

Het UWV beoordeelt of u in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Bij deze beoordeling gaat<br />

het om twee zaken.<br />

De eerste is dat u en uw werkgever moeten laten zien dat alles is gedaan om u weer aan het<br />

werk te krijgen. U doet dit met een re-integratieverslag.<br />

Als het UWV vindt dat er voldoende aan re-integratie is gedaan dan volgt een WIAbeoordeling.<br />

Die bestaat uit een medische en arbeidskundige beoordeling. Hierbij wordt<br />

vastgesteld wat u medisch gezien nog kunt en op basis daarvan zou kunnen verdienen. Dit<br />

bedrag wordt vergeleken met uw oude loon. Het verschil wordt uitgedrukt in een<br />

arbeidsongeschiktheidspercentage.<br />

De uitslag van de beoordeling<br />

Na de beoordeling zijn er drie beslissingen mogelijk.<br />

U krijgt geen uitkering.<br />

U krijgt een WGA-uitkering.<br />

U krijgt een IVA-uitkering.<br />

Er bestaan dus twee soorten WIA-uitkeringen: een WGA- en een IVA-uitkering.<br />

U krijgt geen uitkering<br />

Ongeveer de helft van de mensen die een WIA-uitkering aanvraagt, krijgt geen uitkering. Dat<br />

komt omdat deze mensen volgens UWV niet arbeidsongeschikt zijn of omdat zee en<br />

arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35 procent hebben.<br />

Samen met uw werkgever kijkt u of het mogelijk is uw eigen werk aan te passen of ander<br />

passend werk te vinden binnen de organisatie. Als dat niet mogelijk is, moeten u en uw<br />

werkgever samen naar werk zoeken bij een andere werkgever.<br />

U krijgt een WGA-uitkering<br />

WGA staat voor regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten. Het is een regeling<br />

bedoeld voor:<br />

mensen die een arbeidsongeschiktheidspercentage hebben van 35 tot 80 procent<br />

mensen die een arbeidsongeschiktheidspercentage hebben van 80 tot 100 procent hebben,<br />

maar wel een kans hebben op herstel<br />

Bij de WGA-uitkering ligt de nadruk op wat u nog wel kunt. Het is de bedoeling dat u weer zo<br />

veel mogelijk gaat werken. Het uitgangspunt bij de WGA is: hoe meer u werkt, hoe hoger uw<br />

inkomen. Meer informatie over de hoogte en de duur van we WGA vindt u op www.uwv.nl.<br />

U krijgt een IVA-uitkering<br />

IVA staat voor regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten. Het is een regeling<br />

bedoeld voor mensen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100 procent die<br />

geen of een kleine kans op herstel hebben.<br />

Als u een IVA-uitkering krijgt, ontvangt u 75 procent van het laatstverdiende loon. Hierbij geldt<br />

een maximum. Meer informatie vindt u op www.uwv.nl.<br />

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)<br />

De WIA is de opvolger van de WAO. Mensen met een WAO-uitkering krijgen niet met de WIA te<br />

maken. Hebt u een WAO-uitkering gehad en wordt u binnen 5 jaar nadat u bent gaan werken<br />

opnieuw ziek met dezelfde klachten? Dan kunt opnieuw een WAO-uitkering krijgen. Dat kan al 4<br />

weken nadat u ziek geworden bent. Meer informatie vindt u op www.uwv.nl.


U werkt als een zelfstandige<br />

Zelf voor een vervangend inkomen zorgen<br />

Zelfstandigen zoals freelancers, bepaalde thuiswerkers of zelfstandig ondernemers moeten zelf voor<br />

een vervangend inkomen zorgen wanneer ze ziek worden. Dit kan bijvoorbeeld door een particuliere<br />

arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Een andere mogelijkheid is het afsluiten van een<br />

vrijwillige verzekering tegen ziekte bij het UWV. Meer informatie hierover vindt u op www.uwv.nl.<br />

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)<br />

Tot 1 augustus 2004 konden zelfstandigen die langer dan een jaar arbeidsongeschikt waren een<br />

arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen, de WAZ. ‘WAZ’ staat voor Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

zelfstandigen. Mensen met een WAZ-uitkering houden hun uitkering tot hun 65 ste of tot<br />

het moment waarop ze niet meer arbeidsongeschikt zijn.<br />

U bent werkloos<br />

WW-uitkering<br />

Als u een werkloosheidsuitkering (WW) hebt en u wordt ziek, moet u dat op uw eerste ziektedag<br />

melden aan het UWV. De eerste 13 weken dat u ziek bent, houdt u uw WW-uitkering. Daarna<br />

beoordeelt het UWV of u recht hebt op een Ziektewetuitkering. De hoogte van de<br />

Ziektewetuitkering is net zo hoog als uw WW- uitkering .<br />

Als u na twee jaar nog niet hersteld bent van uw ziekte, kunt u een WIAuitkering aanvragen bij<br />

het UWV. De WIA is eerder aan bod gekomen.<br />

Bijstand<br />

Als u een bijstandsuitkering ontvangt en u door ziekte niet kunt solliciteren of werken dan moet u uw<br />

ziekte melden bij de gemeente.De gemeente bekijkt dan of u tijdelijk wordt vrijgesteld van uw<br />

arbeidsverplichtingen. U krijgt geen speciale uitkering bij ziekte. Voor meer informatie kunt u terecht<br />

bij uw gemeente.<br />

Geen uitkering<br />

Hebt u geen uitkering en bent u werkloos? Dan krijgt u geen uitkering bij ziekte. Als u niet<br />

genoeg inkomen heeft om van te leven, kunt u een bijstandsuitkering aanvragen bij het CWI<br />

(Centrum voor Werk en Inkomen). Het CWI kan u ook helpen bij het zoeken naar werk.<br />

U bent al jong arbeidsongeschikt<br />

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong)<br />

Mensen die al op jonge leeftijd arbeidsongeschikt zijn en daardoor niet of minder inkomen kunnen<br />

verdienen, komen in aanmerking voor een Wajonguitkering. U kunt mogelijk een Wajong-uitkering<br />

krijgen als:<br />

u op uw 17e verjaardag arbeidsongeschikt bent; of<br />

u arbeidsongeschikt bent geworden tijdens uw studie en u op dat moment jonger was dan 30<br />

jaar.<br />

Met arbeidsongeschikt wordt bedoeld dat u minder kunt verdienen dan een gezond persoon<br />

met dezelfde opleiding en ervaring.<br />

Aanvraag en beoordeling<br />

U vraagt een Wajong-uitkering aan bij het UWV. Aanvraagformulieren voor een Wajonguitkering<br />

vindt u op www.uwv.nl. Als u de aanvraag hebt ingediend, wordt u opgeroepen voor<br />

een beoordeling door het UWV.


De Wajong-beoordeling bestaat uit twee delen: een medische en een arbeidskundige beoordeling.<br />

Hierbij wordt vastgesteld wat u medisch gezien nog kunt en op basis daarvan zou kunnen<br />

verdienen. Dit bedrag wordt vergeleken met wat iemand met dezelfde opleiding en werkervaring kan<br />

verdienen. Het verschil wordt uitgedrukt in een arbeidsongeschiktheidspercentage. Als u meer dan<br />

25% arbeidsongeschikt bent, krijgt u een Wajong-uitkering.<br />

Hoogte uitkering<br />

De hoogte van uw uitkering hangt af van uw arbeidsongeschiktheidspercentage. Hoe hoger dit<br />

percentage, hoe hoger uw uitkering. Als u 80 tot 100 procent arbeidsongeschikt bent, krijgt u<br />

een uitkering van 75 procent van het minimumloon.<br />

Herbeoordeling<br />

Uw Wajong-uitkering verandert mee met uw situatie. Als uw gezondheid, werk of loon verandert,<br />

verandert mogelijk ook uw uitkering. Daarom blijft het UWV uw situatie herbeoordelen.<br />

Duur van de uitkering<br />

Een Wajong-uitkering duurt zolang uw arbeidsongeschiktheid voortduurt, uiterlijk tot uw 65e jaar.<br />

De Toeslagenwet<br />

Als u door uw ziekte uw inkomen te laag is om met uw gezin van te leven, dankunt u wellicht<br />

een toeslag krijgen op basis van de Toeslagenwet. Het gaat om een aanvulling op uw WW-,<br />

Ziektewet- of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA, WAO, Wajong en WAZ) of om een<br />

aanvulling op de loondoorbetaling bij ziekte. Meer informatie vindt u op de website van het<br />

UWV: www.uwv.nl.<br />

Re-integratie<br />

Maatregelen om u weer aan het werk te helpen<br />

Er zijn allerlei maatregelen die bedoeld zijn om u weer aan het werk te helpen na ziekte of als u<br />

voor een deel arbeidsongeschikt bent. Soms richten de maatregelen zich op de werknemer,<br />

soms op de werkgever. Van welke hulp u gebruik kunt maken, is afhankelijk van uw<br />

werksituatie of uitkering.<br />

Terugkeren naar uw werk tijdens de eerste twee jaar van ziekte<br />

Als u door een ziekte of ongeval niet kunt werken, moeten u en uw werkgever er alles aan doen<br />

om u zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Dat kan bijvoorbeeld door uw werk tijdelijk<br />

aan te passen of door ander werk te gaan doen.<br />

Passend werk vinden<br />

Als u door uw ziekte uw werk niet meer (helemaal) kunt doen, kijkt u eerst samen met uw<br />

werkgever of uw functie of uw werkplek aangepast kan worden. Als dat niet kan, moet er<br />

gekeken worden naar andere mogelijkheden binnen het bedrijf.<br />

Als blijkt dat uw eigen werkgever geen passend werk kan aanbieden, moeten u en uw<br />

werkgever samen naar werk zoeken bij een andere werkgever. De werkgever kan daarvoor een<br />

re-integratiebedrijf inschakelen.<br />

Terugkeren als u een uitkering van het UWV ontvangt<br />

Als u een uitkering van het UWV ontvangt, dan is het UWV meestal ook verantwoordelijk voor<br />

de begeleiding bij uw re-integratie. Het UWV stelt in dat geval een re-integratievisie op. Dit is<br />

een stappenplan waarin de afspraken staan die u moeten helpen weer aan het werk te komen.<br />

Onderdelen hiervan kunnen zijn: sollicitatietraining, scholing, coaching en het opdoen van<br />

werkervaring. Vaak wordt hierin de hulp van een re-integratiebedrijf opgenomen.


Als u als zelfstandige gaat werken<br />

Als u een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, dan kunt u financiële ondersteuning krijgen<br />

om als zelfstandige (‘eigen baas’) aan de slag te gaan. Soms biedt dit meer kansen dan een<br />

baan in loondienst. Als zelfstandige hebt u bijvoorbeeld veel meer invloed op uw werktijden en<br />

werkomstandigheden. Het UWV kan u onder bepaalde voorwaarden helpen met een starters<br />

krediet: een toelage voor bepaalde voorzieningen en een tijdelijke aanvulling van uw inkomen.<br />

Aanpassingen op en rond het werk<br />

Als u een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebt en u wilt weer gaan werken, dan kan het zijn<br />

dat u hulp nodig hebt om uw werk te kunnen doen. Het UWV kan hierbij helpen door bepaalde<br />

zaken te vergoeden:<br />

hulpmiddelen op het werk, bijvoorbeeld een aangepast bureau<br />

vervoer van en naar het werk<br />

begeleiding bij het werk, bijvoorbeeld een doventolk of jobcoach<br />

Het UWV noemt deze zaken ‘voorzieningen’. Meer informatie over voorzieningen van het UWV<br />

vindt u op www.uwv.nl.<br />

Ondersteuning voor uw werkgever<br />

De bovenstaande maatregelen zijn bedoeld om uzelf te ondersteunen. Andere maatregelen zijn<br />

gericht op de werkgever. Ze gelden alleen voor het aannemen van werknemers die een<br />

arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben. Een werkgever kan gebruik maken van:<br />

een no-riskpolis waardoor de werkgever weinig kosten heeft als u ziek wordt<br />

premiekorting: de werkgever krijgt korting op de premies van WW en arbeidsongeschiktheid<br />

subsidies: subsidie voor de meerkosten die een werkgever maakt om u te kunnen laten<br />

werken<br />

een proefplaatsing: een periode waarin u met behoud van uitkering komt werken om te kijken<br />

of u het werk aan kunt<br />

Meer informatie<br />

Meer informatie over de verschillende sociale regelingen en re-integratie kunt u vinden op de<br />

website van het UWV: www.uwv.nl.<br />

25. Ziektekosten<br />

Samenvatting<br />

Kosten die u maakt in verband met een ziekte of handicap kunt u vaak vergoed krijgen.<br />

Daarvoor bestaan verschillende regelingen. Vergoeding wil niet zeggen dat u alle kosten<br />

vergoed krijgt: vaak geldt een eigen bijdrage of zijn er bijzondere voorwaarden.<br />

In principe is iedereen verplicht verzekerd tegen gewone ziektekosten via een zorgverzekering.<br />

Deze bestaat in ieder geval uit een wettelijk bepaald basispakket. De premie en voorwaarden<br />

hiervan verschillen per verzekeraar. U kunt daarnaast nog een aanvullende verzekering<br />

afsluiten. De premie van de aanvullende verzekering verschilt ook per verzekeraar en is verder<br />

nog afhankelijk van de inhoud van het pakket. Als uw inkomen onder een bepaalde grens ligt,<br />

kunt u tegemoetkoming in de premiekosten voor de zorgverzekering aanvragen (zorgtoeslag).<br />

Bijzondere ziektekosten worden vergoed via de Algemene wet bijzondere ziektekosten. Dit<br />

geldt onder meer voor thuiszorg en opname in een instelling. U moet hiervoor een ‘indicatie’<br />

aanvragen bij een Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).


De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) omvat alle ondersteuning in en om het huis,<br />

zoals aanpassingen in de woningen, huishoudelijke hulp en vervoersvoorzieningen. Daarnaast<br />

stimuleert de Wmo ook zaken als mantelzorg, vrijwilligerswerk, voorlichting en preventie. De<br />

gemeenten voeren deze wet uit.<br />

Voor bepaalde vormen van zorg kunt u een persoonsgebonden budget (PGB) aanvragen: een<br />

geldbedrag waarmee u zelf zorg inkoopt. Het gaat vooral om zorg die te maken heeft met de<br />

(langdurige) verzorging van mensen met een chronische ziekte of handicap. Een PGB is<br />

mogelijk voor (onderdelen van) de AWBZ, Wmo en de zorgverzekering.<br />

Als u weinig inkomen hebt en voor hoge uitgaven komt te staan vanwege uw aandoening of<br />

handicap, kunt u een beroep doen op Bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand houdt in dat u<br />

bijvoorbeeld een vergoeding krijgt voor extra stookkosten of dat u een goedkope lening krijgt<br />

voor een aanschaf van een hulpmiddel.<br />

Ziektekosten die u niet via een andere regeling vergoed krijgt, kunt u onder bepaalde<br />

voorwaarden aftrekken van uw belastbaar inkomen, zodat u minder belasting betaalt. Er geldt<br />

een minimumbedrag. Voor bepaalde groepen zijn er extra aftrekposten, zoals chronisch zieken<br />

en ouderen. Afhankelijk van uw inkomen kunt u een tegemoetkoming in de kosten van uw<br />

zorgverzekering krijgen, via een zorgtoeslag.<br />

De vergoeding van hulpmiddelen - bloedglucosemeters, bloedprikkers, lancetten, teststroken -<br />

is aan voorwaarden gebonden.<br />

Bij het afsluiten van verzekeringen kan <strong>diabetes</strong> een rol spelen. Sommige verzekeraars vragen<br />

een hogere premie of sluiten mensen met <strong>diabetes</strong> uit van bepaalde vergoedingen.<br />

Vooraf<br />

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de belangrijkste onderwerpen op het gebied van<br />

ziektekosten. Omdat deze onderwerpen voor veel patiënten van belang zijn, wordt de informatie<br />

ook gebruikt in uitgaven over andere aandoeningen. De tekst heeft om deze reden een<br />

algemeen karakter.<br />

Over de onderwerpen in deze tekst is meer informatie beschikbaar, die hier vanwege<br />

ruimtegebrek niet opgenomen kon worden. U kunt deze informatie gratis aanvragen via<br />

info@stichtingseptember.nl. Vermeld in de adresregel: lange versie ziektekosten.<br />

In het kort<br />

De kosten van de hulpverlening en van medicijnen<br />

Door uw ziekte maakt u kosten, zoals de kosten van een bezoek aan de specialist, een<br />

behandeling, medicijnen of bijvoorbeeld een lidmaatschap van een patiëntenorganisatie. Al<br />

deze kosten vormen samen uw ‘ziektekosten’.<br />

Ziektekosten krijgt u geheel of gedeeltelijk vergoed. Dat gebeurt via de volgende regelingen.<br />

Zorgverzekering (basispakket en aanvullende verzekering)<br />

Algemene wet bijzondere ziektekosten<br />

Wet maatschappelijke ondersteuning<br />

Persoonsgebonden budget<br />

Bijzondere bijstand<br />

Inkomstenbelasting


De regelingen kunnen veranderen<br />

De regelingen die we beschrijven, kunnen veranderen. Als u met een van de genoemde<br />

regelingen te maken krijgt, zorg er dan voor dat u beschikt over de meest actuele informatie<br />

over de regeling. Vraag ernaar bij uw zorgverzekeraar of de instantie die de regeling uitvoert.<br />

Zorgverzekering<br />

Vergoeding van ziektekosten<br />

U bent verplicht een verzekering tegen ziektekosten te hebben. Deze verzekering sluit u af bij<br />

de zorgverzekeraar van uw keuze. Elke zorgverzekeraar biedt hetzelfde - wettelijk bepaalde -<br />

basispakket. De premie en voorwaarden verschillen echter per zorgverzekeraar. Een goede<br />

website om zorgverzekeringen met elkaar te vergelijken is www.kiesbeter.nl. Ook de websites<br />

van de zorgverzekeraars zelf geven informatie over het basispakket.<br />

Niet alle medische kosten krijgt u zomaar vergoed. Voor bepaalde medische behandelingen<br />

gelden voorwaarden om deze (gedeeltelijk) vergoed te krijgen. Dit geldt bijvoorbeeld voor<br />

fysiotherapie. Informeer hierover bij uw zorgverzekeraar.<br />

Premie<br />

Iedere verzekerde vanaf 18 jaar betaalt voor het basispakket ongeveer € 1100,-per jaar (2008)<br />

aan de verzekeraar. Dit heet de premie. Daarnaast betaalt u een bedrag dat afhankelijk is van<br />

uw inkomen. Dit bedrag wordt vergoed door uw werkgever (of uitkeringsinstantie), maar u<br />

betaalt over die vergoeding wel inkomstenbelasting.<br />

Voor kinderen tot 18 jaar sluiten de ouders een zorgverzekering af: er is geen premie<br />

verschuldigd.<br />

Eigen-risicoregeling<br />

De no-claimregeling is met ingang van 2008 ingetrokken. Hiervoor is het verplichte eigen-risico<br />

in de plaats gekomen. Iedere verzekerde vanaf 18 jaar betaalt jaarlijks € 150,- van zijn<br />

medische kosten zelf. Dit heet het ‘eigen risico’. Een uitzondering hierop zijn kosten voor de<br />

huisarts, verloskundige zorg en kraamzorg. Deze kosten worden wel volledig vergoed. Ook voor<br />

mondzorg geldt dat deze voor verzekerden tot 22 jaar buiten het verplicht eigen risico vallen.<br />

Mensen met een chronische ziekte of handicap of die langdurig in een AWBZ-instelling<br />

verblijven, ontvangen een financiele comoensatie voor het verplicht eigen risico van € 47,- per<br />

jaar. Dit bedrag wordt uitgekeerd door het Centraal Administratiekantoor (CAK).<br />

Zorgtoeslag<br />

Als uw inkomen onder een bepaalde grens ligt, kunt u een tegemoetkoming krijgen in de kosten<br />

van uw zorgverzekering, een zorgtoeslag. Kijk voor meer informatie op www.toeslagen.nl.<br />

Aanvragen van een zorgverzekering<br />

Zoals gezegd verschillen de vergoedingen en voorwaarden per zorgverzekeraar. U bepaalt zelf<br />

bij welke verzekeraar u zich verzekert. De zorgverzekeraars mogen u niet weigeren voor de<br />

basispakket.<br />

U kunt vergelijkende consumententests raadplegen via de Consumentenbond<br />

(www.consumentenbond.nl). Een andere nuttige website is www.kiesbeter.nl, van het RIVM (van het<br />

Ministerie van VWS). Hier worden service, polissen en premies van Nederlandse zorgverzekeraars<br />

vergeleken. Op de website www.independer.nl kunt u prijzen en polissen vergelijken en direct een<br />

verzekering afsluiten.


Betrouwbare informatie krijgt u ook bij Welder (voorheen Breed Platform Verzekerden en Werk):<br />

0900 - 480 03 00 (€ 0,30 pm), www.weldergroep.nl.<br />

Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)<br />

Waarvoor is de AWBZ bedoeld?<br />

De AWBZ is een volksverzekering, dus een verzekering die er voor iedereen in Nederland is en<br />

betaald wordt door de overheid (wel is over de eerste twee belastingschijven premie verschuldigd<br />

van 12,15%). De AWBZ vergoedt ziektekosten die een gewone zorgverzekeraar niet wil vergoeden,<br />

bijvoorbeeld heel hoge kosten of kosten die jarenlang betaald moeten worden.<br />

De AWBZ wordt uitgevoerd via de ‘zorgkantoren’. Kijk op www.zn.nl voor een zorgkantoor bij u<br />

in de buurt.<br />

Wat verzekert de AWBZ?<br />

De zorg die u aanvraagt via de AWBZ is onderverdeeld in zes zorgfuncties:<br />

Persoonlijke verzorging. Bijvoorbeeld: iemand wassen, helpen met douchen, naar de wc<br />

gaan, aankleden of uit bed helpen.<br />

Verpleging. Bijvoorbeeld: het verzorgen van een wond of het geven van injecties en<br />

medicijnen. Voorlichting en advies over hoe u kunt omgaan met uw aandoening, vallen ook<br />

onder verpleging.<br />

Ondersteunende begeleiding bij bezigheden die u thuis of buitenshuis niet meer goed kunt of<br />

als er toezicht nodig is. Bijvoorbeeld: iemand helpen de dag in te vullen, dagopvang of<br />

toezicht bij dementie.<br />

Activerende begeleiding bij het veranderen en verbeteren van uw gedrag of vaardigheden.<br />

Bijvoorbeeld: leren omgaan met de gevolgen van een ziekte of handicap zodat u beter<br />

functioneert of achteruitgang tegen wordt gehouden.<br />

Behandeling gericht op het herstel van de aandoening of handicap of het voorkómen van<br />

verergering van de aandoening of handicap.<br />

Verblijf. Iemand die door een aandoening of handicap niet meer thuis kan wonen, kan in een<br />

AWBZ-instelling worden opgenomen. Het verblijf wordt alleen vergoed als iemand ook in<br />

aanmerking komt voor ten minste een van de andere genoemde zorgfuncties.<br />

Het aanvragen van zorg uit de AWBZ<br />

Om van de AWBZ gebruik te maken, vraagt u bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een<br />

indicatie aan. Dat betekent dat wordt vastgesteld of u in aanmerking komt voor zorg uit de<br />

AWBZ, voor wat voor zorg en op hoeveel zorg u recht hebt. Kijk voor het adres van een CIZ bij<br />

u in de buurt op www.ciz.nl.<br />

PGB<br />

Als u in aanmerking komt voor zorg, kunt u ook kiezen voor een persoonsgebonden budget<br />

(PGB). U krijgt dan geen zorg in natura, maar een geldbedrag waarmee u zelf zorg en<br />

begeleiding kunt inkopen. Het PGB wordt verderop beschreven.<br />

Eigen bijdrage<br />

Voor bepaalde vormen van AWBZ-zorg moet iedereen vanaf 18 jaar zelf een eigen bijdrage<br />

betalen. Hoeveel u moet betalen, hangt af van uw persoonlijke situatie. U kunt uw eigen<br />

bijdrage berekenen op www.cak-bz.nl.<br />

De hoogte van de eigen bijdrage is aan een maximum gebonden. Hoe hoog dit maximum is,<br />

hangt af van uw inkomen. De eigen bijdrage wordt vastgesteld per vier weken door het Centraal<br />

Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK-BZ).


Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)<br />

Wat is de WMO?<br />

De Wmo regelt de vergoeding van voorzieningen die mensen met een beperking helpen om zo<br />

lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en mee te laten doen in de samenleving. De Wmo<br />

wordt uitgevoerd door de gemeente. Deze kan een persoonsgebonden budget (PGB)<br />

toekennen: een geldbedrag waarmee mensen zelf bepaalde zorg kan organiseren. Ook kan<br />

hulp in natura worden gegeven, zoals een rolstoel. Verder kan de gemeente ook kiezen<br />

vooreen financiële bijdrage. De gemeentelijk instantie die de Wmo uitvoert geeft ook informatie<br />

over de hulp die mensen in de gemeente kunnen krijgen.<br />

Wat vergoedt de Wmo?<br />

Indien u door een lichamelijke of geestelijke beperking moeite of moeilijkheden hebt om deel te<br />

nemen aan het dagelijks leven, dan springt de gemeente bij. De gemeente zorgt er dan voor dat<br />

u zich in en om de woning kunt verplaatsen, dat uw huishouden gedaan kan worden, dat u<br />

normaal gebruik kunt maken van uw woonruimte en in staat wordt gesteld uw sociale contacten<br />

te onderhouden. Ook ondersteunt de Wmo zaken als de mantelzorg en het vrijwilligerswerk.<br />

Uitvoering van de Wmo<br />

De gemeente heeft veel ruimte om zelf regels te maken voor het uitvoeren van de Wmo. In een<br />

plattelandsgemeente zijn immers andere voorzieningen nodig dan in een grote stad. Het kan<br />

daarom per gemeente verschillen welke voorzieningen verstrekt worden en hoe dat gebeurt.<br />

Aanvraag<br />

U kunt een Wmo-voorziening aanvragen bij het Wmo-loket in uw gemeente of bij een andere<br />

speciaal daarvoor aangewezen instantie. Uw aanvraag wordt door de gemeente beoordeeld:<br />

hebt u op grond van uw beperkingen inderdaad aanvullende zorg nodig en zo ja, welke<br />

voorziening is dan in uw situatiehet meest geschikt?<br />

Uitkering<br />

Er zijn drie mogelijkheden voor vergoeding van een Wmo-voorziening:<br />

een (eenmalige of periodieke) financiële tegemoetkoming<br />

een uitbetaling in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB)<br />

een verstrekking van een voorziening in natura (bijvoorbeeld een rolstoel).<br />

Eigen bijdrage<br />

De gemeente kan een eigen bijdrage opleggen bij uitbetaling via een PGB en uitbetaling in<br />

natura. Bij een eenmalige financiële bijdrage kan de gemeente bepalen dat u een deel van de<br />

kosten zelf betaalt. Bij de aanschaf van een rolstoel mag de gemeente geen eigen bijdrage of<br />

betaling vragen.<br />

Hoogte van de eigen bijdrage<br />

De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van uw inkomen en of u andere eigen bijdragen<br />

betaalt (voor een AWBZ-voorziening). U hoeft niet meer te betalen dan een bepaald maximum.<br />

De regels hiervoor verschillen per gemeente.<br />

Het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK-BZ) stelt de bedragen vast en<br />

int deze. Voor meer informatie: www.cak-bz.nl.<br />

Voor meer informatie over de Wmo kunt u terecht op de website www.infowmo.nl van het<br />

ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport (VWS). En uiteraard op de website van uw<br />

eigen gemeente.


Persoonsgebonden budget<br />

Wat is het?<br />

Een persoongebonden budget (PGB) is een geldbedrag (‘budget’) waarmee bepaalde zorg kan<br />

worden ingekocht. Op die manier kunnen mensen die verzorging, hulp, begeleiding en<br />

logeeropvang nodig heeft, deze zorg zélf organiseren. Let op: een PGB is niet verplicht, u kunt<br />

er voor kiezen.<br />

PGB via de AWBZ, Wmo<br />

U kunt PGB ontvangen voor een aantal voorzieningen uit de Algemene wet bijzondere<br />

ziektekosten (AWBZ) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit betekent dat u met<br />

twee persoonsgebonden budgetten te maken kunt krijgen.<br />

PGB via de zorgverzekeraar<br />

Er kan soms ook een PGB worden aangevraagd voor zorg of diensten die u via uw<br />

zorgverzekering vergoed krijgt. Dit geldt voor sommige hulpmiddelen en curatieve GGZ-zorg.<br />

De procedure die u voor deze aanvraag moet volgen, verschilt per zorgverzekeraar. De<br />

verzekeraar beschikt over een reglement waarin de voorwaarden voor het verkrijgen van een<br />

PGB staan opgenomen. We verwijzen u naar uw zorgverzekeraar voor meer informatie.<br />

In deze tekst gaat het verder alleen om AWBZ-zorg.<br />

Hoe vraagt u een PGB aan?<br />

De eerste stap is om een indicatie bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in uw regio aan te<br />

vragen (zie www.ciz.nl), zoals dat gebruikelijk is bij AWBZ-zorg. Als u een indicatie krijgt, kunt u<br />

kiezen tussen een PGB, zorg in natura of een combinatie. Een keuze voor een PGB betekent<br />

dat het zorgkantoor een budget vaststelt. Dit ontvangt u in voorschotten op uw rekening.<br />

De volgende stap is dat u de zorg daadwerkelijk regelt. Dat betekent dat u een overeenkomst<br />

sluit met een zorgverlener die u zelf uitkiest. Deze betaalt u met uw PGB. Het PGB dat u niet<br />

aan zorg uitgeeft, betaalt u achteraf terug aan het zorgkantoor.<br />

Voor een uitgebreid stappenplan zie www.pgb-plein.nl<br />

Hulp zoeken<br />

Bijzonder aan een PGB is dat u zelf uw hulp regelt. Hoe gebeurt dat in de praktijk?<br />

Er zijn allerlei manieren om een hulpverlener te vinden. U kunt een overeenkomst sluiten met<br />

een zorgverlenende organisatie, zoals een particulier verpleegkundig bureau, een<br />

bemiddelingsbureau of een klussendienst. Het bureau verzorgt dan de hulp. Maar u kunt het<br />

ook echt zelf regelen, bijvoorbeeld door een oproep te plaatsen in een lokale krant, een briefje<br />

op te hangen bij de supermarkt, rond te vragen bij vrienden en bekenden of zij misschien<br />

mensen kennen die u kunnen helpen, enzovoort. Op de website van Per Saldo - de web-site<br />

van mensen met een PBG - kunt u gratis een oproepje plaatsen. Individuele hulpverleners<br />

kunnen daar tegen betaling ook een advertentie plaatsen.<br />

Verantwoording afleggen<br />

U moet geregeld verantwoording afleggen over de besteding van uw PGB. Hoe en wanneer u<br />

dat moet doen, hangt af van de hoogte van uw budget.<br />

U legt verantwoording af door een formulier in te vullen dat u krijgt van het zorgkantoor. U vult<br />

een aantal zaken in: het bedrag dat u hebt uitgegeven per zorgfunctie, de bijkomende kosten


voor het vinden van zorgverleners of begeleiders en de bemiddelingskosten voor het vinden<br />

van zorgverleners en begeleiders.<br />

Een keer per jaar geeft u ook aan de Belastingdienst op aan wie precies is uitbetaald. Dit<br />

gebeurt met een formulier dat de Belastingdienst u toestuurt. Op alle formulieren moet het sofinummer<br />

van de ontvanger worden vermeld. Overigens: het PGB geldt niet voor u zelf als<br />

inkomen. U hoeft dus niet méér belasting te betalen. Het PGB heeft ook geen invloed op<br />

inkomensafhankelijke subsidies, zoals huursubsidie of zorgtoeslag.<br />

Eigen bijdrage<br />

Iedereen vanaf achttien jaar in het bezit van een PGB moet zelf een bedrag meebetalen. Dit<br />

bedrag wordt van uw PGB afgetrokken. Het bedrag wordt per vier weken vastgesteld door het<br />

Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten. Hoe hoog uw eigen bijdrage precies is,<br />

kunt u berekenen via www.cak-bz.nl. Hier vindt u ook meer informatie.<br />

Ondersteuning bij het PGB-beheer<br />

Er is een aantal organisaties die u kunnen helpen bij de ondersteuning van uw PGB-beheer,<br />

zoals Per Saldo.<br />

Budgethoudersvereniging Per Saldo<br />

Per Saldo is een vereniging van en voor mensen met een persoonsgebonden budget. Lid<br />

worden van Per Saldo kan voor € 35,- per jaar als u per automatische incasso betaalt. Wilt u<br />

per acceptgiro betalen, dan kost dat € 2,50 extra. U hebt dan een basislidmaatschap. Als u een<br />

lidmaatschap ‘plus’ afsluit bent u bovendien verzekerd voor juridische bijstand bij bezwaar- en<br />

beroepsprocedures over de indicatiestelling en de toekenning van het PGB. Ook kan Per Saldo<br />

u dan bijstaan bij geschillen over overeenkomsten met hulpverleners en hulpverlenende<br />

instellingen. Het lidmaatschap ‘plus’kost € 55,-per jaar (€ 2,50 extra bij betaling per acceptgiro).<br />

Kijk op de website voor de nadere voorwaarden bij het verlenen van juridische ondersteuning:<br />

www.persaldo.nl<br />

Met een lidmaatschap kunt u gratis informatie en advies verkrijgen via: 030 - 230 40 66 (ma:<br />

10.00 - 17.00 uur, en di t/m do: 9.00 - 17.00 uur). Vragen kunnen ook via de mail worden<br />

gesteld: info@pgb.nl. Als u geen lid bent, belt u: 0900 - 742 48 57 (€ 0,20 pm).<br />

Bijzondere bijstand<br />

Wat is de Bijzondere bijstand?<br />

De Bijzondere bijstand is onderdeel van de Wet werk en bijstand. De Bijzondere bijstand is<br />

bedoeld voor iedereen met een minimuminkomen die door hoge kosten - zoals hoge<br />

ziektekosten - in financiële problemen dreigt te raken.<br />

U kunt aanspraak maken op bijzondere bijstand als u in verband met een ziekte of handicap<br />

(‘bijzonder noodzakelijke’) kosten maakt die niet door een andere regeling vergoed worden. De<br />

wet wordt uitgevoerd door de gemeente. U kunt bij uw gemeente een opsomming krijgen van<br />

‘bijzonder noodzakelijke kosten’ waar u een uitkering voor kunt krijgen.<br />

Bijzonder noodzakelijke kosten<br />

U krijgt alleen Bijzondere bijstand als het om ‘bijzonder noodzakelijke kosten’ gaat: kosten die u<br />

maakt door een bijzondere omstandigheid als een ziekte of handicap. U kunt denken aan een<br />

vergoeding voor bijvoorbeeld slijtage van beddengoed door een langdurig ziektebed, extra<br />

verwarmingskosten, speciale voeding enzovoort.<br />

De Wet werk en bijstand geeft een opsomming van bijzonder noodzakelijke kosten waarvoor u<br />

een uitkering kunt krijgen. Informeer bij uw gemeente.


Aanvragen van Bijzondere bijstand<br />

Als u aanspraak wilt maken op Bijzondere bijstand kunt u een aanvraag doen bij uw gemeente.<br />

De gemeente kan de aanvraag zelf behandelen of deze uitbesteden aan een andere instantie,<br />

bijvoorbeeld het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).<br />

Hoeveel bijstand krijgt u?<br />

Of u bijstand krijgt en hoeveel dit is, is afhankelijk van uw inkomen en uw eventuele vermogen.<br />

Uw eigen gemeente of het CWI kunnen u meer vertellen over de mogelijkheden en<br />

inkomensvoorwaarden.<br />

Drempelbedrag<br />

Er is een ondergrens aan de kosten waarvoor u bijstand kunt aanvragen: € 115,- per jaar.<br />

Blijven de kosten beneden dat bedrag, dan is geen bijstand mogelijk.<br />

Voor meer informatie kunt u ook deskundig advies vragen aan een medewerker van een MEEorganisatie<br />

(www.mee.nl) of een sociaal raadslid (zie de Gouden Gids of het telefoonboek). Als<br />

u lid bent van een vakbond kunt u daar ook terecht voor advies.<br />

Steeds meer gemeenten zijn aangesloten bij de internetsite www.berekenuwrecht.nl. Daar kunt<br />

u bekijken welke inkomensondersteunende regelingen er per gemeente zijn en waar u voor in<br />

aanmerking komt.<br />

Inkomstenbelasting<br />

Belastingaftrek<br />

Bepaalde ziektekosten mag u van uw belastbaar inkomen aftrekken. Het bedrag dat u aan<br />

belasting betaalt, gaat daarmee omlaag. Mensen met een chronische ziekte of handicap komen<br />

vaak in aanmerking voor deze belastingaftrek.<br />

Belastingaftrek betekent dat u een bepaald bedrag van uw inkomen mag aftrekken. Het bedrag dat<br />

u aan belasting betaalt, gaat daarmee omlaag. Daarmee gaan ook uw eigen bijdragen omlaag.<br />

Bovendien kunt u daardoor in aanmerking komen voor een aantal inkomensafhankelijke subsidies<br />

(huursubsidie, zorgtoeslag).<br />

Let op: de regeling gaat veranderen<br />

De aftrekpost buitengewone uitgaven zal per 1 januari 2009 veranderen. In aanvulling hierop<br />

komt er een systeem van compensatiemaatregelen voor kosten in verband met zorg. Hoe deze<br />

regeling er precies uit gaat zien is op moment van schrijven nog niet helemaal duidelijk.<br />

Aftrekpost ‘buitengewone uitgaven’<br />

Mensen met een chronische ziekte of handicap mogen kosten aftrekken die verband houden<br />

met hun aandoening en die geen enkele andere instantie vergoedt. Dit zijn ‘buitengewone<br />

uitgaven’. De aftrek geldt ook voor kosten die zijn gemaakt vanwege de ziekte of handicap van<br />

een ander, bijvoorbeeld een partner of kind.<br />

De inkomensdrempel<br />

Buitengewone uitgaven zijn alleen aftrekbaar boven een bepaalde inkomensgrens, de drempel.<br />

De hoogte van dit bedrag hangt af van uw eigen inkomen en dat van een eventuele fiscale<br />

partner. Zie www.belastingdienst.nl of bel 0800 - 0543.


Extra aftrek<br />

Behalve de hiervoor genoemde aftrek buitengewone uitgaven zijn er nog enkele extra<br />

aftrekposten: de arbeidsongeschiktheidsaftrek, het chronisch ziekenforfait en de<br />

ouderdomsaftrek. Zie www.belastingdienst.nl of bel 0800 - 0543.<br />

Zorgtoeslag<br />

U hebt onder bepaalde voorwaarden recht op zorgtoeslag, een tegemoetkoming in de<br />

ziektekostenpremie. U moet de toeslag zelf aanvragen. Zie www. belastingdienst.nl of<br />

www.toeslagen.nl. Op de laatstgenoemde site kunt u een proefberekening maken.<br />

Tegemoetkomingsregeling<br />

De Tegemoetkomingsregeling bepaalt dat u ook belastinggeld terug kunt krijgen als uw<br />

inkomen zo laag is dat u niet of nauwelijks belasting betaalt. Voor meer informatie hierover kunt<br />

u terecht bij de Belastingdienst (0800 - 0543, www.belastingdienst.nl).<br />

Verzekeringen<br />

Bij een levensverzekering is soms een medische keuring nodig<br />

In de wet op de medische keuringen is vastgelegd dat er geen keuring mag plaats vinden voor<br />

verzekeringen minder dan € 136.134,-. Dit geldt ook voor het afsluiten van een hypotheek.<br />

Als u een levensverzekering aanvraagt voor meer dan € 136.134,- kan u medisch worden<br />

gekeurd. Deze keuring wordt door de eigen huisarts of een andere arts gedaan, afhankelijk van<br />

de levensverzekeraar. De levensverzekeraar vraagt meestal aan de huisarts een machtiging<br />

waarmee inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij de medisch specialist. Hiervoor is uw<br />

toestemming nodig. Bij dit onderzoek wordt onder meer gekeken naar de bloedglucosewaarde,<br />

het aantal hypo’s en hypers, eventuele complicaties enzovoort.<br />

Over het algemeen worden mensen met <strong>diabetes</strong> niet behandeld zoals ieder ander. Soms moet<br />

iemand een hogere premie betalen of komt hij helemaal niet in aanmerking. Laat u daarom<br />

vooraf goed informeren door en over verschillende verzekeraars. U kunt onder meer terecht bij<br />

de Diabeteslijn van de DVN: 033 - 463 05 66.<br />

Bij een reisverzekering kunnen bijzondere voorwaarden gelden<br />

Het afsluiten van een reisverzekering levert soms problemen op. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren<br />

als in de polisvoorwaarden (de kleine lettertjes!) staat dat er niet betaald zal worden als er<br />

sprake van ‘een voorzienbaar risico’. Anders gezegd, als er op vakantie door de <strong>diabetes</strong> iets<br />

gebeurt en u hierdoor extra kosten hebt gemaakt, kan de reisverzekering beslissen om deze<br />

kosten niet te vergoeden. U wist immers dat u <strong>diabetes</strong> hebt. De extra kosten waren daarom te<br />

voorzien (een ‘voorzienbaar risico’). Informeer eventueel vóór het afsluiten van een<br />

reisverzekering hoe de reisverzekeraar hiermee omgaat. U kunt bij de DVN ook een reis- en<br />

annuleringsverzekering afsluiten. U kunt hiervoor informatie krijgen bij de Klantenservice: 033 -<br />

463 05 66.<br />

Bij een uitvaartverzekering kunnen medische gegevens een rol spelen<br />

Als u een uitvaartverzekering aanvraagt, moet u op een formulier vragen over uw gezondheid<br />

invullen. Soms vraagt de verzekeraar aan de huisarts een machtiging waarmee informatie kan<br />

worden opgevraagd bij de medisch specialist. Dit kan alleen als u hiervoor toestemming geeft.<br />

Op basis van de medische gegevens beslist de verzekeraar of u een uitvaartverzekering kunt<br />

afsluiten. Hierbij zijn grote verschillen tussen verzekeraars. Soms kunt u gewoon een<br />

uitvaartverzekering krijgen, maar soms moet u een hogere premie betalen of wordt u geweigerd.


Laat u daarom vooraf goed informeren bij verschillende verzekeraars. U kunt voor meer<br />

informatie ook terecht bij de Diabeteslijn: 033 - 463 05 66.<br />

Rechtsbijstandverzekering via de DVN<br />

Bij het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering kan iemand met <strong>diabetes</strong> ook problemen<br />

tegenkomen. U kunt bij de DVN een rechtshulpverzekering afsluiten. U hebt daarbij de keuze uit<br />

drie verzekeringsvormen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Diabeteslijn:<br />

033 - 463 05 66.<br />

26. Praktische gevolgen<br />

Samenvatting<br />

Autorijden mag alleen als u ‘rij geschikt’ bent. Dit betekent dat u medisch en psychisch in staat<br />

bent auto te rijden. Dit geldt voor iedereen. Voor mensen met <strong>diabetes</strong> kan de rijgeschiktheid<br />

een probleem zijn, onder meer omdat tijdens het autorijden een hypo kan optreden. Als uw<br />

bloedglucose goed is gereguleerd, zult u doorgaans wel rijgeschikt worden verklaard.<br />

Met <strong>diabetes</strong> kunt u natuurlijk op vakantie, maar sommige dingen liggen net iets anders.<br />

Voorbeelden zijn: het meenemen van insuline, vaccinaties en buitenlands eten.<br />

Uitgaan is geen groot probleem voor mensen met <strong>diabetes</strong>. Soms moeten zij met hun <strong>diabetes</strong><br />

rekening houden, bijvoorbeeld als ze uit eten gaan of alcohol drinken. Drugs kunnen een grote<br />

invloed op de bloedglucose hebben.<br />

Autorijden<br />

Als u uw rijbewijs wilt halen<br />

Iedereen die een rijbewijs aanvraagt moet eerst ‘rijgeschikt’ worden verklaard. Dit gebeurt door<br />

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR. Bij rijgeschiktheid gaat het er niet om of<br />

u goed kunt rijden (de rijvaardigheid), maar of u lichamelijk en geestelijk geschikt bent om veilig<br />

in een auto te rijden.<br />

Voor mensen met <strong>diabetes</strong> geldt meestal: als u de bloedglucose goed reguleert, wordt u<br />

rijgeschikt verklaard. Wel is het meestal zo, dat u de verklaring van rijgeschiktheid voor een<br />

beperkte tijd krijgt, meestal voor vijf jaar en maximaal tien jaar. Daarna moet u opnieuw<br />

rijgeschikt worden verklaard.<br />

Rijgeschiktheid: de procedure<br />

Het onderzoek naar de rijgeschiktheid gaat volgens officiële richtlijnen, de Regeling Eisen<br />

Geschiktheid.<br />

U vult een zogenaamde Eigen Verklaring in en stuurt deze op naar het CBR-kantoor in uw<br />

regio.<br />

Op basis van deze verklaring krijgt u al dan niet een verklaring van geschiktheid.<br />

Het aanvragen van een verklaring van rijgeschiktheid: de Eigen Verklaring<br />

Een verklaring van geschiktheid vraagt u aan bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen<br />

(het CBR). Dit doet u met een Eigen Verklaring, een formulier met<br />

vragen over de gezondheid en het functioneren. Dit formulier is te koop op het<br />

gemeentehuis, bij de ANWB, bij het CBR en meestal ook bij de rijschool. De kosten zijn per<br />

gemeente verschillend.<br />

Een aantal vragen van de Eigen Verklaring gaat over <strong>diabetes</strong>. Als u deze vragen niet eerlijk<br />

beantwoordt, loopt u kans dat de verzekering niets vergoedt als u een ongeluk krijgt, óók als


het niet uw schuld was!<br />

Als u één of meer van deze vragen met ja beantwoord, moet een arts nadere informatie over<br />

uw <strong>diabetes</strong> geven, onder meer hoe lang u al <strong>diabetes</strong> hebt en hoe u wordt behandeld.<br />

U stuurt de Eigen Verklaring daarna naar het CBR-kantoor in uw regio. Het adres kunt u<br />

krijgen bij het hoofdkantoor van het CBR: 070 - 394 53 80.<br />

Hoe wordt uw rijgeschiktheid beoordeeld?<br />

Op basis van de Eigen Verklaring beoordeelt het CBR of u rijgeschikt bent. Als u geschikt bent,<br />

krijgt u een rijbewijs. Dit rijbewijs is voor mensen met <strong>diabetes</strong> maximaal tien jaar geldig; daarna<br />

moet opnieuw een Eigen Verklaring worden ingevuld. Vanaf 70 jaar is trouwens iedereen<br />

verplicht elke vijf jaar een Eigen Verklaring in te dienen voor verlenging van het rijbewijs, of<br />

iemand nou <strong>diabetes</strong> heeft of niet.<br />

Het komt voor dat het CBR een onderzoek van een oogarts vraagt, bijvoorbeeld als u lang uw<br />

ogen niet hebt laten controleren. De oogarts wordt dan ook gevraagd of u het rijbewijs voor de<br />

maximale termijn van vijf jaar kunt krijgen.<br />

Voordat u gaat lessen kunt u uw rijgeschiktheid al laten beoordelen<br />

U kunt uw rijgeschiktheid ook laten beoordelen vóórdat u rijlessen gaat nemen. U doet dit door<br />

van tevoren een Eigen Verklaring op te sturen naar het CBR-kantoor in uw regio. Aan de<br />

voorzijde hiervan zet u ‘INFORMATIE’. Door eerst uw rijgeschiktheid te laten beoordelen, kunt u<br />

teleurstelling achteraf en onnodige kosten voorkómen.<br />

Als u al een rijbewijs hebt: opnieuw uw rijgeschiktheid laten beoordelen<br />

Het kan zijn dat u vóór de <strong>diabetes</strong> al een rijbewijs had. Het is dan aan te raden opnieuw een<br />

Eigen Verklaring in te vullen, zodat uw rijgeschiktheid wordt beoordeeld. Dit kost wel geld,<br />

onder meer voor de verklaring zelf. Maar u loopt dan niet het risico dat een verzekering weigert<br />

uit te keren als u betrokken raakt bij een ongeluk. U kunt ook bij uw verzekeraar aangeven dat u<br />

<strong>diabetes</strong> hebt en navragen hoe zij hier in geval van een ongeluk mee omgaan. Laat dit wel op<br />

schrift bevestigen om latere problemen te voorkomen!<br />

Rijbewijs voor vrachtwagens en bussen (rijbewijs D)<br />

In zeer uitzonderlijke gevallen komt iemand in aanmerking voor het halen van rijbewijs D of het<br />

‘groot rijbewijs’. Zie daarvoor www.cbr.nl.<br />

Een hypo tijdens het autorijden kan gevaarlijk zijn<br />

Een hypo tijdens het rijden is altijd gevaarlijk, voor uzelf, maar ook voor anderen. Om het rijden<br />

zo veilig mogelijk te maken geven we enkele tips:<br />

Test voordat u gaat rijden altijd uw bloedglucose, zeker als u lang gaat rijden. Lange ritten<br />

kosten veel energie!<br />

Als uw bloedglucose aan de lage kant is, eet dan iets voordat u gaat rijden. Doe dit alleen als<br />

uw bloedglucose laag is, dus niet standaard. Rijd verder nooit lang achter elkaar zonder<br />

tussendoor iets te eten.<br />

Bewaar in de auto wat druivensuiker, een snack, zoet drinken (met echte suiker!) of een<br />

vrucht.<br />

Als u tijdens het rijden merkt dat u een hypo krijgt, of wanneer u denkt dat u een hypo krijgt,<br />

moet u meteen stoppen. Dat geldt ook als stoppen moeilijk is, bijvoorbeeld langs de snelweg.<br />

Meer informatie<br />

Bedenk dat allerlei regelingen vaak veranderen, dus probeer altijd actuele informatie te krijgen<br />

als u met een regeling te maken krijgt. U kunt hellen met de DVN (033 - 463 05 66) of met het<br />

hoofdkantoor van het CBR: 070 - 394 53 80.


Vakantie<br />

Breng uw reisgenoten op de hoogte van uw <strong>diabetes</strong><br />

Als u reist met mensen die niet weten dat u <strong>diabetes</strong> hebt, is het aan te raden deze mensen op<br />

de hoogte te brengen en ze uit te leggen wat ze kunnen doen als u een hypo of andere<br />

ontregeling krijgt.<br />

Diabeteslijn<br />

U kunt het telefoonnummer van de Diabeteslijn meenemen. Als u in het bui tenland verblijft is<br />

het telefoonnummer +31 33 463 05 66 en in Nederland 033 - 463 05 66. Dit telefoonnummer is<br />

dag en nacht bereikbaar. U krijgt hier geen arts aan de lijn, maar wel mensen die zelf ervaring<br />

hebben met <strong>diabetes</strong> Als u medische adviezen nodig hebt, kunt u uw eigen huisarts of medisch<br />

spe cialist bellen.<br />

Diabetes-setje<br />

Om er zeker van te zijn dat u altijd de juiste spullen bij u hebt, wordt aangeraden altijd een<br />

<strong>diabetes</strong>-setje bij u te hebben. Zo’n setje bestaat uit:<br />

insuline of tabletten<br />

glucagon<br />

recept met de stofnaam (‘generieke naam’)<br />

injectiemateriaal<br />

materiaal voor zelfcontrole<br />

druivensuiker, een vrucht of een blikje frisdrank (géén ‘light’)<br />

Om helemaal zeker te zijn kunt u twee setjes meenemen en deze over de handbagage van u<br />

en uw reisgenoten verdelen. U hebt dan altijd in elk geval één setje, ook als er een koffer of tas<br />

wegraakt.<br />

Neem eventueel extra medicijnen mee<br />

Soms kan het handig zijn extra tabletten of insuline mee te nemen. Niet alle merken tabletten<br />

en insulines zijn overal verkrijgbaar. Of een medicijn op uw vakantiebestemming te verkrijgen is<br />

kunt u informeren bij uw apotheker.<br />

Insuline moet koel worden bewaard, maar mag niet bevriezen<br />

De insuline kan in warme landen minder lang bewaard blijven nadat een patroon is aangeprikt.<br />

Na ongeveer drie weken moet de insuline worden weggegooid, ook als het flesje of het patroon<br />

nog niet leeg is. Bovendien is de kans op besmetting in warme landen groter, zelfs als u steeds<br />

met alcohol desinfecteert.<br />

Als u gaat vliegen, kunt u insuline en glucagon het beste meenemen in de handbagage.<br />

Bij wintersport kan de insuline bevriezen (bevroren insuline verliest zijn werking). Ook de<br />

bloedglucosemeter kan minder goed gaan werken door de kou. Om dat te voorkómen kunt u de<br />

insuline en de bloedglucosemeter bijvoorbeeld tegen uw lichaam dragen.<br />

Vaccinaties: overleg met uw arts<br />

Voor sommige landen hebt u vaccinaties nodig: injecties om te voorkomen dat u tropische<br />

ziekten oploopt. U kunt deze meestal zonder bezwaar nemen. Overleg wel altijd met uw arts;<br />

soms kunt u tijdelijk ontregeld raken.


Neem een recept en informatie over de behandeling mee<br />

Recept<br />

Neem een recept van de arts (eventueel Engelstalig) mee voor de benodigde medicijnen.<br />

Diabetespas<br />

Vraag aan uw arts een doktersverklaring of vermelding in uw<strong>diabetes</strong>pas waarin staat dat u<br />

<strong>diabetes</strong> hebt en welke medicijnen u gebruikt. Hiermee kunnen problemen bij de douane<br />

worden voorkomen, bijvoorbeeld in verband met het in het bezit hebben van insuline en<br />

tabletten. De <strong>diabetes</strong>pas biedt verder een handig overzicht voor alle betrokkenen bij uw<br />

behandeling: in de pas staat informatie over uw behandeling, bijvoorbeeld welke controles de<br />

arts uit moet voeren om complicaties vroegtijdig op te sporen. Verder is er veel ruimte voor het<br />

noteren van afspraken, streefwaarden voor onder andere het gewicht en de bloeddruk, en de<br />

uitslagen van controles.<br />

Als u in het buitenland op vakantie gaat is het belangrijk om te weten dat de <strong>diabetes</strong>pas alleen<br />

in het Nederlands uitgegeven wordt. Achterin staat wel een Engelstalige verklaring waarin staat<br />

dat u <strong>diabetes</strong> hebt en hiervoor injectienaalden gebruikt. Vraag uw arts hier een handtekening<br />

onder te zetten. De <strong>diabetes</strong>pas is verkrijgbaar via de DVN (www.dvn.nl, 033 - 463 05 66) of bij<br />

uw apotheek.<br />

Geneesmiddelen paspoort<br />

U kunt bij uw apotheek ook een geneesmiddelenpaspoort vragen. Dit is een overzicht van alle<br />

medicijnen die u bij uw apotheek gekocht hebt. Als u naar het buitenland gaat kunt u vragen of<br />

het geneesmiddelenpaspoort in het Engels opgesteld kan worden.<br />

Identiteitskaart<br />

Het kan nuttig zijn een identiteitskaart bij u te dragen. Op de kaart staat dat u <strong>diabetes</strong> hebt en<br />

insuline, tabletten of een insulinepomp gebruikt, en wat in een noodgeval moet gebeuren. U vult<br />

zelf uw naam, adres, de naam van uw huisarts en een paar medische gegevens in. De<br />

identiteitskaart is verkrijgbaar via de DVN: www.dvn.nl of 033 - 463 05 66.<br />

Witte Kruis Alarmpenning<br />

U kunt ook terecht bij de Stichting Witte Kruis, een organisatie die een systeem heeft opgezet<br />

voor spoedeisende hulp, de Witte Kruis Alarmpenning. Wie lid wordt van deze organisatie, krijgt<br />

een penning die aan de pols of om de hals kan worden gedragen. Hierop staat belangrijke<br />

informatie, bijvoorbeeld dat u <strong>diabetes</strong> hebt. Bovendien staat er een alarmnummer op<br />

gegraveerd, dat 24 uur per dag bereikbaar is en waar meer informatie te krijgen is over u, uw<br />

<strong>diabetes</strong> en eventueel te nemen maatregelen. Op die manier kan snel worden ingegrepen op<br />

basis van de juiste gegevens. U kunt zich schriftelijk aanmelden. Leden van de DVN krijgen<br />

korting. Een aanmeldingsformulier kunt u aanvragen via 070 - 370 66 77.<br />

Zorg op vakantie<br />

Sommige zorgverleners kunnen uw gegevens met u delen via een beveiligd internetdossier. Uw<br />

gegevens kunt u dan overal ter wereld inzien via het internet. Ook kunt u via dit elektronisch<br />

dossier contact opnemen met uw eigen zorgverleners. Het dossier is beveiligd met een<br />

wachtwoord. Vraag uw (huis) arts of zorgverzekeraar naar de mogelijkheden.<br />

Bij tijdverschillen (vliegen): de behandeling aanpassen<br />

Als u ver weg gaat, krijgt u te maken met tijdverschillen. Met landen als de Verenigde Staten,<br />

Mexico en Thailand of Indonesië bestaan grote tij dverschillen. Hierdoor moet u de behandeling<br />

aanpassen en wat vaker uw bloedglucose controleren.


Als u er niet zeker van bent hoe u dit het beste kunt doen, kunt u advies vragen aan de arts of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

“Ik ben twee weken geleden teruggekomen van een maand vakantie in Indonesië. Het was<br />

een oud plan om daar een keer naar toe te gaan, omdat mijn vrouw er geboren is. In<br />

Yogyakarta. Maar we stelden het steeds uit, toch omdat we bang waren dat het met mijn<br />

<strong>diabetes</strong> te moeilijk zou zijn. Maar op een gegeven moment dacht ik: ik kan het wel blijven<br />

uitstellen, maar dan kom ik er nóóit... En dat zou toch zonde zijn. Ja, het viel reuze mee, echt<br />

honderd procent. Uiteindelijk heb ik niet eens veel voorzorgsmaatregelen genomen. Gewoon,<br />

een keertje praten met de arts, wat extra spullen en medicijnen mee en verder gewoon een<br />

beetje verstandig zijn. Oh ja, en van onze zoon kregen we een GSM-telefoon mee, omdat je<br />

daarmee overal kunt bellen. Die hebben we één keer gebruikt, om mijn dochter te feliciteren<br />

die net in die periode jarig was. Er is eigenlijk veel van me afgevallen. We zijn zelfs al weer<br />

plannen aan het maken om nog een keer te gaan. En ik wil ook heel graag een keer naar<br />

Rusland. Moskou, Sint Petersburg. Daar kan ik nu zonder zorgen over dromen...”<br />

Eten op vakantie<br />

Op een vakantie eet u vaak anders dan thuis, bijvoorbeeld op andere tijden, onregelmatiger, wat<br />

meer dan anders en andere soorten voedsel. Ook andere gewoonten en omstandigheden kunnen<br />

veranderen. Bijvoorbeeld: u beweegt meer of minder, het is veel warmer dan thuis enzovoort.<br />

Pas in overleg met de arts, de diëtist of de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige uw behandeling hierop aan.<br />

“Ik heb een keer een hypo gehad, in een dancing in Spanje. Ik had wat gedronken, misschien<br />

kwam het daardoor, of door de warmte. Ik weet het eigenlijk niet... Maar ach, het verschilde<br />

niet echt van een hypo hier in Nederland. Mijn man weet precies wat hij moet doen, dus echt<br />

problemen leverde het niet op. Het was wel wat vervelend, omdat het in een dancing<br />

gebeurde: allemaal mensen om je heen, herrie, die lichten... Volgende keer ga ik gewoon<br />

weer op vakantie, en ook weer lekker dansen als ik daar zin in heb.”<br />

Uitjes<br />

Uit eten gaan: pas eventueel uw behandeling aan<br />

Als u uit eten gaat zult u meestal wat later eten dan normaal. Vaak is het mogelijk dit op te<br />

vangen door uw behandeling iets aan te passen. Overleg met uw arts, de diëtist of<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige wat u in zo’n geval kunt doen.<br />

Laat uitgaan: pas eventueel uw behandeling aan<br />

Als u uitgaat wordt het vaak wat later dan normaal. Ook dit kan vaak worden opgevangen door<br />

uw behandeling iets aan te passen. Overleg met uw arts of <strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Beperk uw alcoholgebruik<br />

Diabetes hoeft geen bezwaar te zijn om alcohol te drinken. Overmatig alcoholgebruik zal echter<br />

wel problemen opleveren. Het is daarom aan te raden om uw alcoholgebruik binnen de perken<br />

te houden. Vrouwen wordt aangeraden maximaal één glas en mannen maximaal twee glazen<br />

op een dag te drinken. Maar: drink niet iedere dag alcohol.<br />

Bij overgewicht kunt u beter proberen uw alcoholgebruik zo beperkt mogelijk te houden. Alcohol<br />

bevat veel calorieën, waardoor u kunt aankomen. Bovendien kan uw bloeddruk en<br />

cholesterolgehalte (verder) stijgen. Uw kans op hart- en vaatziekten wordt daardoor groter.<br />

Praktische gevolgen


Drugs leveren door uw <strong>diabetes</strong> extra risico’s op<br />

Voor mensen met <strong>diabetes</strong> levert het gebruik van drugs extra risico’s op. Als u drugs gebruikt<br />

kunt u met enkele zaken rekening houden:<br />

Door de drugs zult u een hypo misschien niet meer opmerken. Op een feest waar meer<br />

mensen drugs gebruiken, is de kans groot dat ook anderen de hypo niet opmerken.<br />

Marihuana (hasj, weed) geeft een hongergevoel. Als u hierdoor meer gaat eten dan normaal<br />

zal uw bloedglucose hoger worden. U loopt dan het risico van een hyper.<br />

Cocaïne, XTC en speed werken direct op de stofwisseling. Als u deze drugs hebt gebruikt is<br />

het net alsof u een eind hebt hardgelopen. Dat betekent dat uw lichaam meer gaat<br />

verbranden en uw glucosewaarden ontregeld raken. Cocaïne kan daarnaast de bloeddruk<br />

verhogen en ook de kans op hart- en vaatproblemen vergroten.<br />

Sauna en een warm bad: let op met injecteren<br />

In een sauna of warm bad wordt de temperatuur van uw huid veel hoger. Hierdoor wordt<br />

insuline na het injecteren sneller aan het bloed afgegeven. Soms loopt u daardoor het risico van<br />

een hypo. Bijvoorbeeld: als u vrij snel na het injecteren van kortwerkende insuline een warm<br />

bad of sauna neemt. U kunt dit voorkómen door ervoor te zorgen dat ertussen de injectie en<br />

een sauna of warm bad voldoende tijd zit. Hoeveel tijd dit is hangt af van de soort insuline die u<br />

gebruikt; u kunt eventueel zelf uw bloedglucose controleren.<br />

27. Organisaties: steun<br />

De Diabetesvereniging Nederland is de Nederlandse patiëntenorganisatie voor mensen met<br />

<strong>diabetes</strong> en hun naasten. De DVN is ook een organisatie ván mensen met <strong>diabetes</strong>. De DVN<br />

geeft informatie over <strong>diabetes</strong> en leert mensen met hun <strong>diabetes</strong> omgaan, ook als het gaat om<br />

zelfcontrole en zelfregulatie. Verder kunt u via de DVN in contact komen met andere mensen<br />

met <strong>diabetes</strong> en hun naasten.<br />

Behalve de DVN is het Diabetes Fonds actief. Dit zamelt geld in voor, onder meer; het<br />

wetenschappelijk onderzoek naar <strong>diabetes</strong>.<br />

Diabetesvereniging Nederland<br />

Hulp en steun<br />

Het maakt niet uit of u pas of al langere tijd <strong>diabetes</strong> hebt: de nieuwste informatie over <strong>diabetes</strong><br />

is onmisbaar en belangrijk. Informatie die u nodig hebt om te leven zonder al te veel<br />

beperkingen door uw <strong>diabetes</strong>. Informatie over het zoveel mogelijk voorkomen van<br />

complicaties. Over de veranderingen in uw omgang met <strong>diabetes</strong> in de loop der jaren. U staat<br />

er niet alleen voor als u wilt leren omgaan met uw <strong>diabetes</strong>. Bij de Diabetesvereniging<br />

Nederland kunt u op een makkelijke manier aan begrijpelijke, betrouwbare en praktische<br />

informatie komen. En ook voor een luisterend oor of voor vragen in noodsituaties kunt u terecht<br />

bij de Diabetesvereniging. Bovendien kunt u via de vereniging gebruik maken van een<br />

collectieve zorgverzekering en diverse andere verzekeringen.<br />

Op zoek naar informatie?<br />

De Diabetesvereniging biedt u onafhankelijke informatie over <strong>diabetes</strong>, welk <strong>type</strong> u ook hebt. Voor<br />

alle vragen kunt u terecht bij de Diabeteslijn 033 - 463 05 66, info@dvn.nl. De Diabeteslijn is voor<br />

leden 24 uur per dag, zeven dagen in de week bereikbaar (‘s nachts alleen voor noodgevallen). Bij<br />

de Diabeteslijn kunt u vragen stellen over uw <strong>diabetes</strong>, kunt u folders of ander informatiemateriaal<br />

bestellen, kunt u zich opgeven voor een cursus of activiteit, aanmelden als lid of vragen stellen over<br />

uw lidmaatschap. De Diabetesvereniging heeft een bijzonder uitgebreid cursuspakket. Er zijn


landelijke en lokale/regionale cursussen. Niet-leden kunnen de Diabeteslijn een beperkt aantal keer<br />

bellen van maandag t/m vrijdag, van 09.00 - 17.00 uur.<br />

“In het begin heb ik alle informatie gelezen die er maar te vinden was. Alles wilde ik weten. Ik<br />

heb m’n arts de kop gek gevraagd, de bibliotheek platgelopen en zelfs leren internetten,<br />

omdat ik had gehoord dat daar veel informatie te vinden is. En uiteraard ben ik lid geworden<br />

van de DVN. In het begin belde ik heel vaak de Diabeteslijn. Ze leerden me daar al snel<br />

kennen, maar verbaasd waren ze geloof ik niet. Kennelijk zijn er meer mensen zoals ik.”<br />

Diabc<br />

Maandelijks krijgt u het <strong>diabetes</strong>magazine Diabc met persoonlijke ervaringen, vragen en<br />

verhalen, het laatste nieuws over onderzoek naar <strong>diabetes</strong> en politieke en maatschappelijke<br />

ontwikkelingen die belangrijk zijn voor mensen met <strong>diabetes</strong>. Komt er een nieuw medicijn, een<br />

nieuwe insulinepomp, insulinepen of bloedglucosemeter op de markt? Wat is de kwaliteit van de<br />

<strong>diabetes</strong>zorg in uw regio? U leest erover in Diabc. Ook het groeiende aanbod van producten en<br />

diensten van de DVN, cursussen, themadagen en activiteiten ontbreken niet. Door alle<br />

informatie wordt u zelf deskundige op het gebied van uw eigen <strong>diabetes</strong>. Dat is wel zo handig<br />

tijdens afspraken met uw behandelaar. Diabc is exclusief voor leden en donateurs.<br />

SugarKids<br />

SugarKids is er speciaal voor kinderen van 6 tot en met 13 jaar. Dit vrolijke tijdschrift wordt vier<br />

keer per jaar met Diabc meegestuurd.<br />

Diabetes Actiefkrant<br />

De Diabetes Actiefkrant verschijnt vier keer per jaar in maart, juni, september en december. De<br />

krant geeft een overzicht van de landelijke én regionale/lokale activiteiten en cursussen van de<br />

DVN. U vindt er alle activiteiten en cursussen op een overzichtelijke manier in terug met goede<br />

achtergrond- en ervaringsartikelen.<br />

Internet<br />

Op internet kunt u heel veel over <strong>diabetes</strong> vinden. Maar gaat het u om informatie die zeker<br />

betrouwbaar is? Dan moet u bij de Diabetesvereniging zijn. De DVN heeft drie informatieve en<br />

interactieve websites: www.dvn.nl, www. sugar.nl en www.sugarkids.nl. Een deel van de<br />

website www.dvn.nl is exclusief toegankelijk voor leden. Praktische en begrijpelijke informatie<br />

voor uw dagelijks leven met <strong>diabetes</strong> kunt u bij ons krijgen via cursussen, folders, brochures en<br />

boeken. Een overzicht staat op www.dvn.nl en in de brochure Diabetes. Wat wilt u weten?<br />

Op zoek naar persoonlijk contact?<br />

Als u het prettig vindt om een persoonlijk antwoord op uw vragen te krijgen, kunt u terecht bij<br />

mensen met <strong>diabetes</strong> die heel veel ervaring hebben. Zij zijn volledig op de hoogte van alle<br />

ontwikkelingen op het gebied van <strong>diabetes</strong>. Daarvoor kunt u 24 uur per dag (‘s nachts alleen in<br />

noodgevallen) bellen naar de Diabeteslijn: 033 - 463 05 66. Ook kunt u terecht bij één van de<br />

Diabetes Informatieposten bij u in de buurt. Er zijn er 300, verspreid over het hele land.<br />

Afdelingen<br />

De DVN heeft 76 afdelingen, verspreid over het land. Elk lid wordt ingedeeld bij een afdeling en<br />

krijgt uitnodigingen voor afdelingsactiviteiten. De vereniging heeft een Centraal Bureau in<br />

Leusden, waar zo’n 45 mensen werken die de vrijwilligers ondersteunen. De DVN heeft diverse<br />

landelijke werkgroepen, onder meer voor (ouders met) kinderen, jongeren en senioren. De<br />

werkgroepen organiseren activiteiten als de Stranddag en educatieve weekenden en -weken.<br />

Niet minder dan duizend vrijwilligers maken het werk van de DVN mogelijk.


Lid worden<br />

Word nu lid van de Diabetesvereniging Nederland. Bijna 60.000 mensen gingen u voor. De<br />

Diabetesvereniging Nederland is de grootste patiëntenvereniging van ons land en dat is<br />

belangrijk. Het grote aantal leden maakt het mogelijk dat wij ook u van betrouwbare informatie<br />

kunnen voorzien en dat wij uw belangen kunnen behartigen bij onder meer verzekeraars en de<br />

overheid. Dat heeft er bijvoorbeeld in 2007 toe geleid dat eindelijk ook mensen met <strong>diabetes</strong> die<br />

geen insuline gebruiken, teststrips vergoed krijgen.<br />

Als lid krijgt u onder meer een informatiepakket, elf keer per jaar het <strong>diabetes</strong>tijdschrift Diabc,<br />

vier keer per jaar de Diabetes Actiefkrant, toegang tot het besloten ledengedeelte van<br />

www.dvn.nl, hoge kortingen op brochures en boeken, uitnodigingen voor<br />

afdelingsbijeenkomsten, de mogelijkheid tot het volgen van DVN-cursussen en -activiteiten, de<br />

mogelijkheid tot het afsluiten verzekeringen en de mogelijkheid om makkelijk in contact te<br />

komen met andere mensen met <strong>diabetes</strong>.<br />

Adres<br />

Bezoekadres: Fokkerstraat 17; Leusden<br />

Postadres: Postbus 470, 3830 AM Leusden<br />

Diabeteslijn: 033 - 463 05 66<br />

info@dvn.nl www.dvn.nl www.sugar.nl (12 - 22 jaar) www.sugarkids.nl (6 - 12 jaar)<br />

Diabetes Fonds<br />

In het kort<br />

Het Diabetes Fonds financiert wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoek is gericht op het<br />

genezen en voorkomen van <strong>diabetes</strong>. Daarnaast is het ook de bedoeling dat de levenskwaliteit<br />

van mensen met <strong>diabetes</strong> verbetert dankzij dit onderzoek. Het Diabetes Fonds geeft ook<br />

voorlichting: als <strong>diabetes</strong> tijdig wordt herkend en behandeld, kunnen ernstige problemen worden<br />

voorkomen.<br />

Fondsenwerving<br />

Jaarlijks collecteren ongeveer 35.000 vrijwilligers voor Geef voor <strong>diabetes</strong>. Het fonds heeft zo’n<br />

120.000 donateurs en ontvangt daarnaast geld van de Sponsorloterij en uit schenkingen en<br />

legaten. De inkomsten worden besteed aan wetenschappelijk onderzoek en voorlichting.<br />

Wetenschappelijk onderzoek<br />

Elk jaar besteedt het fonds ruim vier miljoen euro aan wetenschappelijk onderzoek en de<br />

opleiding van veelbelovende jonge onderzoekers. Bij het onderzoek gaat het om de preventie,<br />

opsporing en behandeling van <strong>diabetes</strong>. Het fonds hoopt dat <strong>diabetes</strong> op den duur geheel kan<br />

word een uitgebannen.<br />

Voorlichting<br />

De voorlichting richt zich op een algemeen publiek, bijvoorbeeld via Teleac. Het fonds wil<br />

duidelijk maken dat <strong>diabetes</strong> een ernstige aandoening is die veel voorkomt: ruim 850.000<br />

Nederlanders hebben <strong>diabetes</strong>, en jaarlijks komen daar zo’n 70.000 mensen bij. Iedereen kan<br />

<strong>diabetes</strong> krijgen: jong en oud, dik en dun. Door goede voorlichting te geven, wil het fonds<br />

bereiken dat mensen <strong>diabetes</strong> eerder herkennen en op tijd hulp zoeken.<br />

Het fonds steunen<br />

Er zijn verschillende manieren om het Diabetes Fonds te steunen. U kunt als vrijwilliger<br />

meehelpen aan de jaarlijkse huis-aan-huiscollecte. U kunt het fonds ook financieel steunen,<br />

bijvoorbeeld door donateur te worden, door een schenking of een legaat. Voor meer informatie


kunt u bellen (033 - 462 20 55), mailen (info@<strong>diabetes</strong>fonds.nl) of kijken op de website<br />

(www.<strong>diabetes</strong>fonds.nl).<br />

28. Hulpverlening<br />

Samenvatting<br />

Voor de behandeling van <strong>diabetes</strong> werken verschillende hulpverleners samen in een speciaal<br />

<strong>diabetes</strong>team. Het is afhankelijk van uw klachten, maar ook van uw regio of instelling uit welke<br />

hulpverleners dit team bestaat.<br />

Bij de behandeling van de <strong>diabetes</strong> zelf zijn de huisarts, de internist, de kinderarts, de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige, de praktijkverpleegkundige en de diëtist belangrijke hulpverleners.<br />

Als er problemen zijn met de voeten, kunt u terecht bij een podotherapeut of een pedicure die<br />

zich heeft gespecialiseerd in de verzorging van de ‘diabetische voet’.<br />

Na lange tijd kunnen complicaties ontstaan. Vaak kunnen deze worden behandeld. Hierbij zijn<br />

verschillende medisch specialisten betrokken: de neuroloog (bij aandoeningen van het<br />

zenuwstelsel), de oogarts, de nefroloog (bij nierproblemen), de uroloog (bij erectieproblemen),<br />

de dermatoloog (bij huidproblemen), de vaatchirurg, de cardioloog, de orthopeed (bij<br />

voetproblemen) en de revalidatiearts (als u problemen krijgt met lopen).<br />

Hulp<br />

Diabetesteam<br />

Voor de behandeling van <strong>diabetes</strong> is een goede samenwerking tussen hulpverleners vereist. Zij<br />

werken daarom samen in een <strong>diabetes</strong>team. Dit team bestaat in ieder geval uit: een<br />

behandelend arts, een <strong>diabetes</strong>verpleegkundige, een dietist en vaak ook nog een<br />

praktijkassistente en/of een praktijkondersteuner. Daarnaast kunnen er nog andere<br />

hulpverleners meewerken, bijvoorbeeld een podotherapeut of een oogarts.<br />

Het is moeilijk te zeggen met wie u te maken krijgt. Dit kan afhankelijk zijn van uw klachten,<br />

maar ook van hoe de zaken in uw regio of in uw ziekenhuis geregeld zijn. De een krijgt vooral te<br />

maken krijgen met de huisarts, de ander zal weer door de internist behandeld worden.<br />

Hulpverleners plegen hierover grondig overleg. Zij stellen een persoonlijk behandelplan voor u<br />

op waarin staat welke hulpverlener voor welke taak verantwoordelijk is. Zeker is wel: uw<br />

behandelend arts blijft eindverantwoordelijk voor uw behandeling.<br />

Om ervoor te zorgen dat mensen met <strong>diabetes</strong> de juiste kwalitatieve zorg krijgen, handelt het<br />

<strong>diabetes</strong>team volgens bepaalde richtlijnen. Deze staan beschreven in de Zorgstandaard van de<br />

Nederlandse Diabetes Federatie, opgesteld in opdracht van de overheid. Deze is te vinden op<br />

www.<strong>diabetes</strong>federatie.nl.<br />

Hierna vindt u een overzicht van de hulpverleners waarmee u te maken kunt krijgen.<br />

“Ik ben behandeld in een klein ziekenhuis. Dat had zo z’n voordelen. Ik ben bijvoorbeeld een<br />

keertje meegenomen naar het laboratorium, omdat ik erg nieuwsgierig was naar zo’n<br />

bloedonderzoek. Kom maar mee, zei die arts, en voordat ik het wist stond ik tussen de<br />

laboranten. Vond ik geweldig, ja. Je weet niet wat je ziet. Normaal gesproken zie je die<br />

mensen nooit, terwijl hun werk wel erg belangrijk is.”<br />

De behandeling van <strong>diabetes</strong><br />

Bij de behandeling van de <strong>diabetes</strong> zelf zijn de huisarts, de internist, de kinderarts, de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige, de praktijkverpleegkundige en de diëtist belangrijke hulpverleners.


De huisarts: spil in de behandeling<br />

Vaak zult u met uw klachten bij de huisarts terecht zijn gekomen en het kan zijn dat hij of zij de<br />

diagnose <strong>diabetes</strong> heeft gesteld. De huisarts kan veel voor u doen: hij of zij kan u helpen met<br />

de behandeling, u en uw partner informatie geven over <strong>diabetes</strong> en uw vragen beantwoorden.<br />

Ook kan de huisarts verwijzen naar andere hulpverleners die betrokken zijn bij de behandeling<br />

van <strong>diabetes</strong>, zoals de diëtist, medisch specialisten of de wijkverpleging.<br />

Daarnaast kan de huisarts, vaak in samenwerking met de internist, enkele speciale taken<br />

hebben. Dit zijn bijvoorbeeld het aanpassen van de behandeling in bijzondere situaties (zoals<br />

koorts) en het helpen in noodsituaties, zoals bij ernstige hypo’s. Verder kan de huisarts de<br />

periodieke of jaarlijkse controles doen. Bij sommige klachten kan hij of zij u behandelen, zoals<br />

wondjes aan de voet.<br />

Praktische informatie<br />

De kosten van de huisarts worden vergoed door uw zorgverzekeraar.<br />

De internist: de medisch specialist<br />

De internist is onder meer gespecialiseerd in <strong>diabetes</strong>. Vaak zal de internist de diagnose stellen<br />

en een behandeling met u afspreken. Ook zal hij of zij vaak helpen met het instellen van de<br />

medicijnen (insuline of tabletten). Hierbij zal de internist soms lichamelijk onderzoek doen of<br />

andere onderzoeken laten doen, zoals laboratoriumonderzoek. U kunt ook bij hem of haar<br />

terecht met uw vragen over <strong>diabetes</strong>. In sommige gevallen zal de internist u terugverwijzen naar<br />

uw huisarts voor verdere behandeling. De internist is vooral betrokken bij de behandeling van<br />

mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> en mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> die daarnaast nog andere<br />

aandoeningen hebben.<br />

Soms zal de internist verwijzen naar andere hulpverleners, zoals andere medische specialisten,<br />

de diëtist, of de oogarts. De internist zal u daarnaast in contact brengen met een<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundige.<br />

Praktische informatie<br />

U komt via uw huisarts bij de internist terecht. De kosten worden vergoed door uw<br />

zorgverzekeraar.<br />

De kinderarts: voor kinderen met <strong>diabetes</strong><br />

De kinderarts doet hetzelfde als de internist, maar dan bij kinderen met <strong>diabetes</strong>. De ouders<br />

worden altijd nauw bij de behandeling betrokken.<br />

Praktische informatie<br />

U komt via uw huisarts bij de kinderarts terecht. De kosten worden vergoed door uw<br />

zorgverzekeraar.<br />

“Mijn dochter werd behandeld door een kinderarts. Echt een leuke man, knap om te zien ook.<br />

Ze was volgens mij een beetje verliefd op hem. Als we naar hem toe gingen was ze helemaal<br />

zenuwachtig, zat ze eindeloos te tutten. Dertien jaar! Ik lachte me wild...Ik heb het één keer<br />

aan haar gevraagd, maar dat was duidelijk niet de bedoeling. Ik moest niet zo belachelijk<br />

doen, bemoei je met je eigen zaken... Nou ja, het maakte die periode wel wat makkelijker. Ik<br />

zat in elk geval niet met een kind dat met geen stok naar het ziekenhuis te krijgen was...”<br />

De <strong>diabetes</strong>verpleegkundige: voor praktische hulp in het ziekenhuis<br />

Een <strong>diabetes</strong>verpleegkundige is opgeleid als verpleegkundige en heeft zich later gespecialiseerd in<br />

<strong>diabetes</strong>.


Diabetesverpleegkundigen kunnen veel voor u doen. Allereerst kunnen zij veel informatie geven:<br />

over de <strong>diabetes</strong> zelf, de behandeling en het aanpassen van de behandeling in bijzondere situaties.<br />

Daarnaast kunnen zij veel praktische hulp geven. Bijvoorbeeld: bij het spuiten van insuline en<br />

het controleren van de bloedglucose.<br />

De <strong>diabetes</strong>verpleegkundige speelt, samen met de internist, ook een belangrijke rol wanneer u<br />

leert om zelf uw bloedglucose te regelen (zelfregulatie). Zij legt u uit wat de gevolgen zijn van<br />

onder andere medicijnen, voeding en beweging op de bloedglucose. Bovendien leert zij u om<br />

hiermee te ‘spelen’, zodat uw bloedglucose onder allerlei omstandigheden goed gereguleerd blijft.<br />

En verder kunt u bij haar terecht met vragen over de praktische gevolgen van de <strong>diabetes</strong>.<br />

Bijvoorbeeld: kan ik op vakantie, kan mijn kind met <strong>diabetes</strong> gewoon naar school, welke hulp<br />

kan ik eventueel thuis krijgen enzovoort. Diabetesverpleegkundigen kunnen u dus helpen om te<br />

leren leven met <strong>diabetes</strong>.<br />

Praktische informatie<br />

Diabetesverpleegkundigen werken in een ziekenhuis of bij een thuiszorginstelling. Er zijn ook<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundigen die zowel voor het ziekenhuis als in de thuiszorg werken. De<br />

begeleiding in het ziekenhuis kan dan thuis een vervolg krijgen en andersom. U zult meestal<br />

door de internist of kinderarts naar de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige worden verwezen. De meeste<br />

zorgverzekeraars vergoeden de kosten van de consulten.<br />

“Ik heb eigenlijk het meest gehad aan de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige. De arts vertelde ook wel<br />

veel, maar dat ging toch een beetje langs me heen. Gewoon omdat het allemaal nog zo<br />

nieuw was. Met de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige kon ik praten over mijn gevoelens en over de<br />

problemen waar ik tegenaan liep, ik kon mijn verhaal kwijt. Soms bel ik de<br />

<strong>diabetes</strong>verpleegkundigen nog wel eens op, ze hebben namelijk een telefonisch spreekuur.<br />

En wat ik zo aardig vind, is dat er ook altijd even gevraagd wordt hoe het verder gaat. De<br />

laatste keer vroeg de <strong>diabetes</strong>verpleegkundige bijvoorbeeld of mijn dochter haar eindexamen<br />

had gehaald. Fantastisch toch?...”<br />

De praktijkverpleegkundige: voor praktische hulp in de huisartspraktijk<br />

Een praktijkverpleegkundige is opgeleid om de huisarts te ondersteunen in bepaalde taken.<br />

De praktijkverpleegkundige helpt u bij het inpassen van de <strong>diabetes</strong> in uw dagelijks leven. Zij<br />

geeft u informatie over wat <strong>diabetes</strong> is, over medicijngebruik, over bloedglucosemetingen,<br />

zelfcontrole, voetverzorging, over de behandeling van te hoge en te lage bloedglucose en hoe<br />

de bloedglucosewaarde beïnvloed wordt door beweging en koorts.<br />

Praktische informatie<br />

Praktijkverpleegkundigen werken altijd, naast de huisarts en de assistente, in de huisartspraktijk.<br />

De diëtist: voor hulp met de voeding<br />

De voeding speelt een grote rol in de behandeling van <strong>diabetes</strong>. Nadat u te horen hebt<br />

gekregen dat u <strong>diabetes</strong> hebt, bent u daarom verwezen naar een diëtist.<br />

Een diëtist kan allerlei voedingsadviezen geven, waaronder:<br />

een persoonlijk voedingsadvies bij uw <strong>diabetes</strong><br />

praktische adviezen in verschillende situaties<br />

leefstijladviezen om af te vallen<br />

voedingsadviezen ter voorkoming of bij hart en vaatziekten<br />

Uw voeding wordt persoonlijk bekeken en zo nodig aangepast aan uw eigen situatie.


Praktische informatie<br />

Diëtisten zijn te vinden in het ziekenhuis (polikliniek), bij de thuiszorg of in een privé-praktijk (zie<br />

de Gouden Gids). U kunt worden doorverwezen door uw huisarts, de internist of kinderarts,<br />

maar u kunt ook zelf een afspraak maken. Informeer naar de vergoeding van de kosten bij<br />

zorgverzekeraar.<br />

Apotheker<br />

Medicijnen spelen een grote rol bij de behandeling van <strong>diabetes</strong> en van aandoeningen die vaak<br />

naast <strong>diabetes</strong> voorkomen, zoals verhoogd cholesterol en hoge bloeddruk. Met vragen over uw<br />

medicijnen kunt u terecht bij de apotheek.<br />

Voetproblemen<br />

De podotherapeut: voor de behandeling van voetproblemen<br />

Een podotherapeut is gespecialiseerd in het behandelen van voetproblemen. U kunt veel aan<br />

een podotherapeut hebben, zowel bij kleinere als grotere problemen. Kleinere problemen zijn<br />

bijvoorbeeld: dikke nagels, overtollig eelt, ingegroeide nagels enzovoort. Grotere problemen zijn<br />

onder meer afwijkingen van de stand van de voeten of moeilijk te behandelen wondjes.<br />

Bovendien kan de podotherapeut u advies geven over de voetverzorging en over geschikte<br />

schoenen en sokken. Ten slotte kan de podotherapeut helpen met bijvoorbeeld inlegzolen of andere<br />

aanpassingen van de schoen.<br />

In sommige gevallen kan de podotherapeut een aantal behandelingen door een pedicure laten<br />

doen.<br />

Praktische informatie<br />

Podotherapeuten werken in het ziekenhuis of anders in een privé-praktijk (zie de Gouden Gids<br />

of de website van de Nederlandse Vereniging voor Podotherapeuten: www.podotherapie.nl).<br />

Voor een bezoek aan de podotherapeut moet de huisarts of medisch specialist een verwijzing<br />

geven. Informeer over de vergoeding van de kosten bij uw zorgverzekeraar.<br />

De pedicure (met aantekening ‘diabetische voet’)<br />

Een pedicure is opgeleid voor het verzorgen van voeten. Een pedicure met aantekening<br />

‘diabetische voet’ heeft zich gespecialiseerd in voetverzorging bij mensen met <strong>diabetes</strong>.<br />

Een pedicure is te vinden in het ziekenhuis of in een privé-praktijk (zie de Gouden Gids of<br />

www.provoet.nl). Een pedicure kan vaak helpen bij ‘kleine’ voetproblemen, zoals overtollig eelt<br />

of problemen met de nagels. Een pedicure kan u doorverwijzen naar een arts of podotherapeut,<br />

als zij ‘grotere’ voetproblemen signaleert of vermoedt. De kosten voor een pedicure worden<br />

meestal niet vergoed: informeer bij uw zorgverzekeraar.<br />

Late gevolgen<br />

Neuroloog (bij aandoeningen van het zenuwstelsel)<br />

De neuroloog is gespecialiseerd in aandoeningen van het zenuwstelsel. De neuroloog wordt<br />

ingeschakeld als u last krijgt van late complicaties die te maken hebben met de zenuwen.<br />

Bijvoorbeeld: minder gevoelige voeten en handen of tintelingen.<br />

Oogarts (bij oogproblemen)<br />

De oogarts is gespecialiseerd in aandoeningen van de ogen. Uw ogen worden regelmatig door<br />

de oogarts gecontroleerd. U komt ook met de oogarts in aanraking als u last hebt van late<br />

complicaties die met de ogen te maken hebben. Bijvoorbeeld: voor een laserbehandeling.


Nefroloog (bij nierproblemen)<br />

Een nefroloog is een internist die gespecialiseerd is in nierproblemen. U krijgt met hem of haar<br />

te maken als u last krijgt van late complicaties die te maken hebben met de nieren.<br />

Bijvoorbeeld: minder goed werkende nieren.<br />

Uroloog (bij erectiestoornissen)<br />

Een uroloog is gespecialiseerd in problemen met de urinewegen en de mannelijke<br />

geslachtsorganen. U kunt met de uroloog te maken krijgen als u last hebt van klachten op dit gebied.<br />

Bijvoorbeeld: moeite om een erectie te krijgen.<br />

Dermatoloog (bij huidproblemen)<br />

Een dermatoloog is gespecialiseerd in huidproblemen. U krijgt met hem of haar te maken als u<br />

last krijgt van een diabetische voet of met huidontstekingen.<br />

Vaatchirurg (bij problemen met de bloedvaten)<br />

Een vaatchirurg is gespecialiseerd in het opereren van de bloedvaten. Hij of zij wordt<br />

ingeschakeld als er late complicaties zijn die te maken hebben met de bloedvaten.<br />

Cardioloog (bij hartproblemen)<br />

De cardioloog is gespecialiseerd in het hart en de grote bloedvaten. De cardioloog wordt<br />

ingeschakeld als u hiermee problemen krijgt.<br />

Orthopeed (bij ernstige voetproblemen)<br />

De orthopeed is gespecialiseerd in problemen van de gewrichten en wordt ingeschakeld als u<br />

last krijgt van een diabetische voet.<br />

Revalidatiearts (bij problemen met het lopen)<br />

De revalidatiearts is gespecialiseed in hulp bij onder meer problemen met lopen.<br />

Praktische informatie<br />

U komt via uw huisarts bij een medisch specialist terecht. Het kan ook zijn dat u door een andere<br />

medisch specialist wordt verwezen. De kosten worden vergoed door uw zorgverzekeraar.<br />

29. Omgaan met medicijnen<br />

Samenvatting<br />

Voordat medicijnen worden toegelaten, zijn ze uitgebreid onderzocht, onder meer of ze veilig<br />

zijn. Een veilig gebruik van medicijnen hangt echter ook van uzelf af. Het betekent allereerst dat<br />

u uw medicijnen volgens het voorschrift van de arts gebruikt. Daarnaast is het aan te raden dat<br />

u zich goed laat informeren over uw medicijnen.<br />

Mensen met een chronische aandoening gebruiken hun medicijnen vaak lange tijd, jaren, of<br />

zelfs levenslang. Dat blijkt niet altijd zo eenvoudig te zijn. Na verloop van tijd nemen veel<br />

mensen het wat minder nauw met het voorschrift, vaak onbedoeld, soms bewust. Bespreek dit<br />

altijd met uw arts: u kunt risico’s lopen als u van het voorschrift afwijkt.<br />

Vrijwel alle medicijnen kunnen bijwerkingen hebben. Daar kan gelukkig vaak iets aan worden<br />

gedaan. Als u nieuwe, niet direct verklaarbare klachten krijgt nadat u met medicijnen bent<br />

begonnen, of nadat de dosering is aangepast, bespreek deze dan met uw arts. In de bijsluiter<br />

vindt u een opsomming van mogelijke bijwerkingen.


Veel mensen gebruiken verschillende medicijnen, soms op voorschrift, soms op eigen initiatief<br />

(zelfzorggeneesmiddelen). Medicijnen gaan niet altijd goed samen. Meld altijd aan de arts<br />

welke medicijnen u al gebruikt, zodat hij of zij daar rekening mee houdt bij het voorschrijven van<br />

nieuwe medicijnen. U kunt ook in de apotheek vragen of uw medicijnen veilig samen gebruikt<br />

kunnen worden. Apotheken hebben een systeem van medicatiebewaking waarmee uw<br />

medicijngebruik in de gaten kan worden gehouden.<br />

In bepaalde situaties moet u extra voorzichtig zijn met uw medicijnen. Tijdens een<br />

zwangerschap, of als u borstvoeding geeft, kunt u sommige medicijnen niet gebruiken omdat ze<br />

schadelijk zijn voor uw kind. Sommige medicijnen beïnvloeden uw reactievermogen, zodat u<br />

niet veilig kunt autorijden of (zware) machines kunt bedienen. Alcohol versterkt of verzwakt het<br />

effect van bepaalde medicijnen, dus pas op met de combinatie.<br />

Met vragen over uw medicijnen kunt u terecht in de apotheek. De apotheek biedt behalve<br />

informatie nog enkele andere diensten die nuttig kunnen zijn, zoals een<br />

geneesmiddelenpaspoort of het thuisbezorgen van medicijnen.<br />

Vooraf<br />

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de belangrijkste onderwerpen op het gebied van omgaan<br />

met medicijnen. Omdat deze onderwerpen voor veel patiënten van belang zijn, wordt de<br />

informatie ook gebruikt in uitgaven over andere aandoeningen. De tekst heeft om deze reden<br />

een algemeen karakter.<br />

Over de onderwerpen in deze tekst is meer informatie beschikbaar, die hier vanwege<br />

ruimtegebrek niet opgenomen kon worden. U kunt deze informatie gratis aanvragen via<br />

info@stichtingseptember.nl. Vermeld in de adresregel: lange versie omgaan met medicijnen.<br />

Veilig medicijngebruik<br />

Veiligheid<br />

In veel behandelingen spelen medicijnen een grote rol. Medicijnen zijn over het algemeen veilig.<br />

Voordat ze worden toegelaten, worden ze uitgebreid getest, eerst in het laboratorium, dan op<br />

dieren, later ook op mensen. Niettemin zijn er risico’s. Medicijnen kunnen bijwerkingen hebben.<br />

Ze gaan niet altijd goed samen met andere medicijnen. Overdosering kan riskant zijn. Dus hoe<br />

veilig ze op zich ook zijn, het blijft nodig om zorgvuldig met medicijnen om te gaan.<br />

Die zorgvuldigheid is een verantwoordelijkheid van de arts die de medicijnen voorschrijft. Hij of<br />

zij moet ervoor zorgen dat het voorschrift veilig is: dat het medicijn een optimale werking heeft,<br />

terwijl er geen of zo min mogelijk bijwerkingen zijn. Zorgvuldigheid is ook een<br />

verantwoordelijkheid van de apotheker die de medicijnen uitgeeft. Hij of zij moet ervoor zorgen<br />

dat u de juiste medicijnen krijgt, in de juiste dosering en met het juiste etiket.<br />

Uw eigen verantwoordelijkheid<br />

Maar natuurlijk is het ook uw eigen verantwoordelijkheid om zorgvuldig met uw medicijnen om<br />

te gaan. In de praktijk betekent dit vooral dat u het voorschrift van de arts volgt.<br />

Dat blijkt veel mensen niet gemakkelijk af te gaan. Heel wat mensen vinden het bijvoorbeeld<br />

moeilijk een kuur helemaal af te maken als ze zich halverwege alweer beter voelen. Ook als<br />

medicijnen langdurig moeten worden gebruikt zoals mensen met een chronische aandoening<br />

dat vaak moeten doen - blijkt het moeilijk de medicijnen volgens voorschrift te blijven gebruiken.<br />

Andere problemen zijn dat mensen bijwerkingen niet opmerken of niet melden aan hun arts.<br />

Soms zijn er praktische problemen, zoals de vraag of u mag autorijden als u bepaalde<br />

medicijnen gebruikt.


Lange tijd medicijnen gebruiken<br />

Geen klachten, toch medicijnen slikken<br />

Medicijnen moeten vaak lange tijd worden gebruikt, soms zelfs levenslang. Veel mensen<br />

hebben daar weinig moeite mee: het innemen van de medicijnen wordt een gewoonte, zoals er<br />

zoveel gewoonten zijn.<br />

Maar andere mensen hebben er wel moeite mee. Dat is ook wel te begrijpen: ze hebben geen<br />

klachten, maar moeten toch medicijnen slikken - misschien wel hun hele verdere leven. Zelfs<br />

als u gemotiveerd van start gaat, kunt u op den duur gaan twijfelen over het nut van de<br />

medicijnen. Als u eenmaal bent ingesteld op medicijnen, kan het zijn dat u zich prima voelt. U<br />

kunt dan gaan denken dat u de medicijnen niet meer nodig hebt.<br />

Overleg bij twijfel met uw arts<br />

Als u twijfels hebt over uw medicijnen, bespreek deze dan met uw arts - de huisarts of de<br />

medisch specialist die de medicijnen voorschrijft. Misschien kunt u in overleg proberen uw<br />

medicijngebruik aan te passen. Maar doe dit niet op eigen houtje!<br />

Volhouden<br />

U krijgt uw medicijnen niet voor niets<br />

De beste reden om uw medicijnen volgens voorschrift van de arts te blijven gebruiken is dat u<br />

ze nodig hebt om gezond te blijven, in elk geval zo gezond mogelijk. U krijgt ze niet voor niets.<br />

De medicijnen helpen om uw aandoening onder controle te houden en ze doen dat alleen als u<br />

ze blijft gebruiken.<br />

Weet wat u gebruikt<br />

U zult het misschien gemakkelijker vinden om de medicijnen te gebruiken als u beseft waarom<br />

u ze gebruikt. Waarom heeft de arts ze voorgeschreven? Wat is het effect ervan? Wat gebeurt<br />

er als u ze niet gebruikt?<br />

Voor meer informatie over medicijnen kunt u terecht bij uw (huis)arts of uw apotheker.<br />

Geheugensteuntjes<br />

Als u het innemen van de medicijnen zo nu en dan vergeet, kunnen geheugensteuntjes helpen.<br />

Koppel het innemen van de medicijnen bijvoorbeeld aan vaste gewoonten, zoals een maaltijd of<br />

het tandenpoetsen.<br />

Verslaving<br />

Sommige medicijnen hebben een verslavende werking. Dat betekent dat uw lichaam er steeds<br />

opnieuw om gaat vragen en soms dat u er steeds meer van nodig hebt. Dit geldt bijvoorbeeld<br />

voor benzodiazepinen, die een kalmerende werking hebben.<br />

Als uw arts u dit soort medicijnen voorschrijft zal hij of zij overwegen wat het risico van<br />

verslaving is. In het algemeen geldt dat hij of zij de medicijnen alleen voorschrijft als de kans op<br />

verslaving gering is. Om aan de veilige kant te blijven zal hij of zij vaak de dosering of duur van<br />

het voorschrift beperken.<br />

Geen ‘patiënt’ willen zijn<br />

Een nadeel van medicijngebruik is dat u er steeds aan wordt herinnerd ‘patiënt’ te zijn. Steeds<br />

als u een tablet neemt is de boodschap: u bent ziek. Dat kan vervelend zijn en, soms, een<br />

reden om het minder nauw te namen met het voorschrift.<br />

Zodra u het minder nauw neemt met uw medicijnen, zult u weer klachten krijgen, zullen uw<br />

klachten verergeren of zal uw gezondheid ongemerkt achteruit gaan. Dan bent u verder van


huis. Uiteindelijk helpen de medicijnen u dus vooral om u géén patiënt te voelen - ook al lijkt het<br />

soms precies andersom.<br />

Bijwerkingen<br />

Omgaan met bijwerkingen<br />

Medicijnen kunnen bijwerkingen hebben, waardoor het vervelend is ze te gebruiken. De kans<br />

op bijwerkingen verschilt sterk per medicijn en per persoon, maar het is altijd nodig er rekening<br />

mee te houden. Het is aan te raden dat u leert om met bijwerkingen om te gaan. Bedenk dat<br />

aan bijwerkingen vaak iets te doen is.<br />

Informatie over bijwerkingen<br />

Goed omgaan met bijwerkingen betekent allereerst dat u een bijwerking herkent. Zorg dus dat u<br />

op de hoogte bent van de bijwerkingen die een medicijnen kan hebben. U krijgt die informatie<br />

van de arts en de apotheker. Een uitgebreide beschrijving vindt u op de bijsluiter. Bedenk dat u<br />

daar alle bijwerkingen vindt die ooit zijn gemeld. Een deel ervan is erg zeldzaam.<br />

Betrouwbare informatiebronnen zijn daarnaast de Geneesmiddel-Infolijn (0900 - 999 88 00, €<br />

0,20 pm) en www.apotheek.nl.<br />

Vaak is er iets aan bijwerkingen te doen<br />

In veel gevallen kan er wel iets aan bijwerkingen worden gedaan. Dat betekent niet dat u altijd<br />

helemaal van een bijwerking verlost wordt. Soms lukt het niet een bijwerking volledig te<br />

behandelen, soms lukt het zelfs helemaal niet. In het laatste geval is er vaak nog wel een<br />

andere oplossing: overstappen op een ander medicijn.<br />

Toch is het altijd de moeite om te proberen iets aan een bijwerking te doen. Daarom is het ook<br />

altijd nuttig een bijwerking te melden aan de arts die de medicijnen heeft voorgeschreven.<br />

Combinaties van medicijnen<br />

Combinaties kunnen gevaarlijk zijn<br />

Combinaties van verschillende medicijnen kunnen nadelige gevolgen hebben. Dit komt omdat<br />

medicijnen elkaar kunnen beïnvloeden. De werking van een medicijn kan sterker of juist<br />

zwakker worden; in beide gevallen kunnen de gevolgen erg vervelend of zelfs gevaarlijk zijn.<br />

Uw arts behoort te vragen welke geneesmiddelen u gebruikt. Zo kan hij of zij nagaan of u veilig de<br />

cholesterolverlagende middelen kunt gebruiken. Het is erg handig als u een betrouwbaar overzicht<br />

hebt van alle medicijnen die u gebruikt, ook de medicijnen die u zonder recept kunt kopen.<br />

Meditatiebewaking door de apotheek<br />

Apothekers houden het medicijngebruik goed in de gaten met behulp van de computer. Als u bij<br />

een apotheek medicijnen haalt die niet goed samengaan met medicijnen die u al eerder bij die<br />

apotheek haalde, geeft de computer een waarschuwing. In dat geval zal de apotheker de<br />

specialist of huisarts waarschuwen. U krijgt dan een andere combinatie voorgeschreven.<br />

Het systeem werkt alleen goed als al uw medicijnen bij uw apotheek bekend zijn, niet alleen de<br />

medicijnen die u op recept krijgt, maar ook medicijnen die u op eigen initiatief gebruikt, zoals<br />

pijnstillers.


Zwangerschap, reactievermogen, alcohol<br />

Medicijnen, zwangerschap en borstvoeding<br />

Medicijnen zijn niet altijd veilig voor vrouwen die zwanger proberen te worden, zwanger zijn of<br />

borstvoeding geven. Het geneesmiddel kan via de bloedbaan van de moeder of via de<br />

moedermelk het kind bereiken en schade veroorzaken.<br />

Meld de arts daarom altijd dat u zwanger probeert te worden of bent of dat u borstvoeding geeft.<br />

Kijk altijd in de bijsluiter als u zelfzorggeneesmiddelen koopt, dus medicijnen zonder voorschrift<br />

van de arts. Bedenk dat ook kruidengeneesmiddelen en alternatieve middelen schadelijk<br />

kunnen zijn voor een kind.<br />

Borstvoeding<br />

Sommige geneesmiddelen kunnen via de moedermelk in het kind terechtkomen. Er zijn<br />

medicijnen waarbij dat geen risico oplevert, maar dat is lang niet altijd zo. Van bepaalde<br />

medicijnen is niet zeker welk effect ze hebben, van andere is bekend dat ze schadelijk zijn.<br />

Medicijnen en het reactievermogen<br />

Sommige medicijnen beïnvloeden het reactievermogen. U wordt er suf van, trager, slaperig,<br />

minder oplettend enzovoort. Sommige medicijnen beïnvloeden uw controle over bijvoorbeeld de<br />

bewegingen van uw armen en benen. Het vervelende is dat u dit zelf niet door hoeft te hebben.<br />

Dit geneesmiddel vermindert het reactievermogen<br />

In zulke gevallen vindt u deze tekst als waarschuwing. Vaak staat de tekst op een aparte gele<br />

sticker, maar soms ook gewoon op het etiket. Kijk altijd in de bijsluiter om welke bijwerkingen<br />

het precies gaat.<br />

Risico’s<br />

Een verminderd reactievermogen levert risico’s op. Als u deze medicijnen gebruikt, is het niet<br />

zonder meer veilig dat u een auto bestuurt of met zware machines werkt. Ook een eindje<br />

fietsen, skaten of een andere sport kan riskant zijn.<br />

Alcohol<br />

Als u deze medicijnen gebruikt en bovendien alcohol drinkt, is het sterk af te raden een auto te<br />

besturen of andere dingen te doen waarbij een verminderd concentratievermogen riskant is.<br />

Medicijnen en alcohol<br />

Medicijnen en alcohol kunnen elkaar over en weer beïnvloeden. In zijn algemeenheid is het dus<br />

aan te raden voorzichtig te zijn om alcohol en medicijnen te combineren. In bepaalde gevallen<br />

vindt u op het etiket of in de bijsluiter een directe waarschuwing.<br />

Gele sticker<br />

Een gele sticker wil zeggen dat een medicijn uw reactievermogen beïnvloed. Alcohol versterkt<br />

dit effect.<br />

Gebruik geen alcohol bij dit middel<br />

Deze tekst op het etiket geeft aan dat de combinatie van het medicijn en alcohol vervelende<br />

effecten geeft: warm, rood gezicht, misselijkheid, hoofdpijn, daling van de bloeddruk<br />

(duizelingen, vooral als u opstaat) en hartkloppingen.<br />

Pas op met alcohol<br />

Een etiket met deze tekst wil zeggen dat de alcohol bepaalde effecten van een medicijn<br />

versterkt. Als u suf wordt van een middel, zal alcohol dit effect versterken.


Pas op met alcohol in verband met maagklachten<br />

Sommige medicijnen hebben een irriterende werking op de binnenwand van de maag. Alcohol<br />

versterkt dat effect.<br />

De apotheek<br />

Informatie over medicijnen<br />

Wie medicijnen gebruikt, krijgt te maken met de apotheek. De apotheek zorgt dat u de<br />

benodigde medicijnen krijgt, nadat zij een recept van de arts hebben ontvangen. Met vragen<br />

over uw medicijnen kunt u er dus goed terecht.<br />

Naast het verstrekken van informatie over medicijnen, biedt de apotheek u een aantal andere<br />

diensten.<br />

Medicijnen afhalen<br />

Het recept kan de arts direct naar de apotheek sturen, uw medicijnen liggen dan klaar als u ze<br />

op komt halen. Bij herhalingsrecepten kunt u een vaste afspraak maken over wanneer u de<br />

medicijnen komt halen. Soms kunt u een speciale enveloppe krijgen waarmee u het recept kunt<br />

posten. Ook dan legt de apotheker uw medicijnen vast klaar.<br />

Medicijnen thuis laten bezorgen<br />

Als u slecht ter been bent of een grote hoeveelheid nodig hebt, kan de apotheek in veel<br />

gevallen uw medicijnen thuisbezorgen. Ook hulpmiddelen zoals incontinentiemateriaal kunnen<br />

vaak worden thuisbezorgd.<br />

Medicijnen innemen<br />

Als u problemen hebt met het innemen van uw medicijnen, kunt u dit wi) apotheker vertellen.<br />

Apothekers hebben in hun opleiding geleerd om zelf me dicijnen te maken. Soms is het<br />

mogelijk de medicijnen op maat te maken bijvoorbeeld een drankje in plaats van pillen.<br />

Voorlichting<br />

Naast informatie en advies over medicijnen, heeft de apotheek ook vaak voor lichtingsmateriaal.<br />

Folders over de invloed van bepaalde medicijnen op he reactievermogen bijvoorbeeld. Soms<br />

organiseert de apotheek voorlichtingsbijeenkomsten over bepaalde aandoeningen.<br />

Andere artikelen<br />

Bij de apotheek kunt u niet alleen medicijnen krijgen. U vindt er ook andere artikelen die nuttig<br />

kunnen zijn. Bijvoorbeeld: een internationaal medicijnen-paspoort, wond- en verbandmiddelen,<br />

‘braces’, incontinentiemateriaal, vitaminepreparaten en vloeibare voeding.<br />

30. Late gevolgen<br />

Samenvatting<br />

Na lange tijd kunnen door de <strong>diabetes</strong> nieuwe klachten ontstaan. Deze worden de ‘late<br />

complicaties van <strong>diabetes</strong>’ genoemd. Diabetes kan de kleine bloedvaten beschadigen. Als dit<br />

gebeurt met de zeer kleine bloedvaten in de ogen, kunt u problemen krijgen met het zien.<br />

Ook de nieren kunnen door de <strong>diabetes</strong> worden beschadigd. De nieren spelen onder andere<br />

een rol bij de aanmaak van urine en bij de bloeddruk. Nierproblemen worden pas opgemerkt als<br />

de nieren al erg achteruit zijn gegaan. Door urineonderzoek kunnen problemen al eerder<br />

worden opgespoord.


De zenuwen bevinden zich overal in het lichaam. Als de zenuwen door de <strong>diabetes</strong> aangetast<br />

worden, kan dit tot heel verschillende klachten leiden. Voorbeelden zijn: een ‘vol gevoel’<br />

hebben, een vervelend gevoel bij het aanraken van de huid, spierzwakte, moeite met plassen,<br />

erectieproblemen en een droge vagina bij seks.<br />

Door de <strong>diabetes</strong> hebt u een grotere kans op hart- en vaataandoeningen. Dit komt omdat<br />

slagadervervetting door de <strong>diabetes</strong> sneller verloopt. In heel ernstige gevallen kan dit leiden tot<br />

een hartaanval of beroerte.<br />

Door aantasting van zenuwen en bloedvaten kunnen uw voeten beschadigen. Wondjes<br />

genezen niet meer goed, waardoor steeds grotere problemen ontstaan. Regelmatige controle<br />

van uw voeten kan dit soort problemen voorkomen.<br />

Door de <strong>diabetes</strong> kunnen op den duur uw gewrichten stijver worden. Voorbeelden zijn: een<br />

stijve schouder, stijve heupen en handen, moeite om een vinger te bewegen.<br />

Sinds de ontdekking van insuline sterven mensen niet meer aan <strong>diabetes</strong>. Wel kunnen mensen<br />

sterven aan de late complicaties, bijvoorbeeld die van het hart en de grote bloedvaten. U kunt<br />

gelukkig veel doen deze kans zo klein mogelijk te maken, onder meer door uw bloedglucose zo<br />

goed mogelijk te reguleren.<br />

1. Ogen<br />

Om welke klachten kan het gaan?<br />

Minder scherp zien<br />

Minder goed kleuren zien<br />

Het zien van ‘vlokken’, ‘spinnenwebben’ of ‘gordijnen’<br />

Duidelijk slechter gaan zien<br />

Nachtblindheid<br />

Een waas voor de ogen zien<br />

Plotselinge pijn<br />

De ogen minder goed kunnen bewegen<br />

Plotselinge slechtziendheid of zelfs blindheid<br />

Wat kunt u zelf doen?<br />

Omdat iemand niet meteen iets hoeft te merken als er oogproblemen zijn, is het zeer aan te<br />

raden de ogen jaarlijks te laten controleren. Mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> moeten dit een half<br />

jaar na de diagnose voor het eerst laten doen, mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> vijf jaar na de<br />

diagnose. Laat deze controle doen door een oogarts. Een ogentest bij de opticien is niet<br />

voldoende!<br />

Het is sterk aan te raden om bij elke klacht naar de arts te gaan, ook als de klacht weinig last<br />

geeft of snel weer verdwijnt. Ook een klein, eigenlijk onbelangrijk klachtje kan namelijk<br />

betekenen dat er problemen met de ogen zijn. Bij late complicaties van de ogen treden er<br />

pas laat klachten op. Dus als er klachten zijn kunnen deze wijzen op vergevorderde late<br />

complicaties van de ogen! Wanneer u klachten krijgt hoeft dit niet te betekenen dat u late<br />

complicaties van de ogen hebt. Vaak worden dergelijke klachten veroorzaakt door schommelingen<br />

van de bloedglucose (bijvoorbeeld door griep of in het begin van de behandeling).<br />

Raak dus niet meteen in paniek, maar ga wel naar de arts om u te laten onderzoeken.<br />

Een algemene regel voor mensen met <strong>diabetes</strong> is: zorg zo veel mogelijk voor een goede<br />

regulatie van de bloedglucose. Hoe beter dit lukt, hoe kleiner de kans op oogproblemen.<br />

Een hoge bloeddruk verergert oogproblemen. Het is daarom aan te raden ook de bloeddruk<br />

regelmatig te laten controleren. Als de bloeddruk te hoog is kan deze meestal behandeld<br />

worden.<br />

Roken maakt oogproblemen erger. Dit is dus een extra reden om met roken te stoppen!<br />

Tijdens de zwangerschap hebben vrouwen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> een verhoogde kans op


oogproblemen. In deze periode is het aan te raden de ogen extra te laten controleren, vooral<br />

in de eerste maanden van de zwangerschap.<br />

Contactlenzen kunnen sommige oogproblemen helpen veroorzaken zonder dat iemand dit<br />

merkt. Een bril heeft daarom de voorkeur, maar mensen hebben niet voor niets voor<br />

contactlenzen gekozen. Het is in elk geval aan te raden de lenzen altijd goed schoon te<br />

maken en te onderhouden. Zachte contactlenzen moeten om het half jaar worden vernieuwd.<br />

Meld altijd aan de opticien dat u <strong>diabetes</strong> hebt.<br />

2. Nieren<br />

Welke rol spelen de nieren?<br />

Al ons bloed stroomt regelmatig door de nieren. In de nieren worden allerlei afvalstoffen uit het<br />

bloed gehaald. Dit zijn stoffen die het lichaam niet meer nodig heeft. Deze stoffen komen terecht in<br />

de urine, die we vervolgens uitplassen. De nieren zijn dus een soort zeef voor het bloed.<br />

Maar de nieren doen nog veel meer. Ze zorgen er bijvoorbeeld ook voor dat andere stoffen juist in<br />

het lichaam blijven. Dit zijn stoffen die het lichaam nodig heeft, zoals eiwitten, mineralen en glucose.<br />

Verder spelen de nieren een rol bij het regelen van onze bloeddruk. Als de werking van de<br />

nieren achteruit gaat, gaat de bloeddruk vaak omhoog. Een hoge bloeddruk zorgt er op zijn<br />

beurt voor dat de werking van de nieren nog verder achteruit gaat.<br />

Om welke klachten kan het gaan?<br />

Diabetes kan op den duur de werking van de nieren verminderen. Dit valt niet meteen op, want<br />

de klachten komen pas als de nieren al sterk achteruit zijn gegaan. Klachten zijn onder meer:<br />

het lichaam houdt vocht vast<br />

jeuk<br />

bleke huid<br />

moeheid<br />

Wat kunt u zelf doen?<br />

Omdat de klachten pas optreden als de werking van de nieren al sterk is verminderd, is het<br />

sterk aan te raden de nieren regelmatig te laten controleren. De regel is: hoe eerder de<br />

achteruitgang van de nieren kan worden behandeld, hoe sterker een verdere achteruitgang<br />

kan worden vertraagd.<br />

De vuistregel bij <strong>diabetes</strong> is: zorg zo veel mogelijk voor een goede regulering van uw<br />

bloedglucose. Ook voor het voorkómen van nierproblemen is dit van belang.<br />

Omdat de nieren veel te maken hebben met de bloeddruk, is het aan te raden een paar keer<br />

per jaar de bloeddruk te laten controleren. Door de bloeddruk zo normaal mogelijk te houden,<br />

wordt de kans op nierproblemen kleiner. Dit geldt vooral voor mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong>.<br />

Het is meestal goed mogelijk de bloeddruk normaal te houden, want aan hoge bloeddruk kan<br />

vaak iets worden gedaan.<br />

Te veel eiwitten en zout kunnen nierproblemen veroorzaken en verergeren. Het is daarom<br />

aan te raden matig te zijn met eiwitten en zout. Eiwitten zitten onder meer in vlees, kaas,<br />

melk, eieren en dergelijke. Een diëtist kan u hier adviezen over geven. Zout zit in veel<br />

producten; probeer zelf minder zout toe te voegen aan het eten.<br />

Het is helaas niet altijd zo dat met deze adviezen nierproblemen altijd voorkomen kunnen<br />

worden. Dit komt omdat bij nierproblemen ook erfelijke aanleg een rol speelt. Sommige mensen<br />

hebben dus al bij hun geboorte een grotere kans op nierproblemen. Zo’n erfelijke aanleg komt<br />

vooral bij mensen met <strong>type</strong> 1 <strong>diabetes</strong> voor.<br />

“Ik ben altijd gespannen als mijn urine wordt getest om te zien of de nieren nog goed werken.<br />

Dat komt omdat mijn grootvader nierproblemen had. Soms heb ik echt van die


angstvisioenen, dat ik het ook krijg en dat ik moet spoelen. Bij de laatste controle was ik echt<br />

nerveus, omdat ik de paar maanden daarvoor een beetje met mijn bloedglucose had lopen<br />

kwakkelen. Dus ik dacht: nu is het vast mis. Maar gelukkig was het nog steeds goed...”<br />

3. Zenuwen<br />

Om welke klachten kan het gaan?<br />

Welke klachten iemand krijgt hangt af van welke zenuw precies beschadigd is. Er kunnen dus heel<br />

verschillende klachten ontstaan. Hier vindt u een lijstje met klachten die kunnen voorkomen. We<br />

leggen ze kort uit: vraag eventueel aan uw behandelaar als u er meer over wilt weten.<br />

Klachten van de armen en benen<br />

In de armen en benen kan iemand pijn voelen. Dit geldt met name voor de vingers en tenen.<br />

Soms voelt iemand de pijn als pijnscheuten, soms als prikkelingen of een branderig gevoel, en<br />

soms als krampen (vooral ‘s nachts). Ook komt het voor dat iemand een doof gevoel in handen<br />

en voeten heeft. Gevoelloosheid is een gevaarlijke klacht wanneer deze in de voeten bestaat<br />

omdat dan niet wordt opgemerkt wanneer er beschadigingen aan de voeten ontstaan (zoals<br />

wondjes, blaren enzovoort).<br />

Klachten bil het eten en de spijsvertering<br />

Iemand kan een ‘vol gevoel’ hebben of het kan lijken dat het eten blijft ‘hangen’. Ook langdurige<br />

diarree of juist verstopping komen voor.<br />

Klachten van de huid<br />

Soms is het dragen van kleren moeilijk, omdat het contact van de kleren met de huid een<br />

vervelend gevoel kan geven. Ook de aanraking van de voeten met een laken kan al te veel zijn.<br />

Verder kan iemand een zeer droge huid krijgen of juist veel gaan zweten.<br />

Klachten van de spieren<br />

Iemand kan last krijgen van spierzwakte. Iemand kan dan bepaalde spieren minder goed gebruiken.<br />

Klachten met het plassen<br />

Soms is de urinestraal erg slap. Ook kan het zijn dat iemand de straal of de aandrang tot<br />

plassen niet voelt (waardoor iemand moeite kan hebben zijn plas op te houden).<br />

Klachten over seks<br />

Vrouwen kunnen last krijgen van een droge vagina, mannen kunnen moeite hebben een stijve<br />

penis te krijgen of te houden.<br />

Wat kunt u zelf doen?<br />

Ook hier geldt de vuistregel: door de bloedglucose zo goed mogelijk te reguleren, wordt de<br />

kans op late complicaties kleiner. Als er toch complicaties ontstaan kunnen deze door een<br />

betere regulatie van de bloedglucose vaak beter behandeld worden.<br />

Alcohol kan de complicaties van de zenuwen verergeren. In het algemeen is het advies dat<br />

er niet meer dan twee glazen per dag worden gedronken. (Het maakt niet veel uit wát er<br />

wordt gedronken: bier, wijn, jenever enzovoort.)<br />

Een klacht kan in het begin heel vaag zijn. Door goed op het eigen lichaam te letten wordt<br />

zo’n klacht toch opgemerkt, zodat er snel iets aan kan worden gedaan.<br />

Als iemand nieuwe klachten krijgt en niet weet hoe deze zijn ontstaan, is het aan te raden<br />

met de arts te overleggen.<br />

Natuurlijk is het niet zo dat elke klacht te maken heeft met problemen met de zenuwen.<br />

Bijvoorbeeld: ook een flinke griep kan leiden tot diarree. Of: problemen om een stijve penis te<br />

krijgen kunnen ook veroorzaakt worden door grote drukte (stress) of vermoeidheid (sterker<br />

nog: deze problemen worden bijna nooit alleen door de <strong>diabetes</strong> veroorzaakt).


Als iemand klachten krijgt die met de zenuwen te maken hebben, kan hier niet altijd wat aan<br />

worden gedaan. Omdat de klachten zo verschillend zijn, kan ook de behandeling erg<br />

verschillen. Bijvoorbeeld: soms is het nodig ‘s nachts een polsspalk te dragen, zodat de pols<br />

niet bewogen kan worden. Pijn wordt vaak bestreden met pijnstillers.<br />

4 Hart en vaten<br />

Om welke klachten kan het gaan?<br />

Iemand kan pijn op de borst voelen. Bijvoorbeeld: een strak of beklemd gevoel op de borst bij<br />

traplopen, fietsen tegen de wind in of een andere inspanning. Dit kan ook gebeuren als het<br />

erg warm of erg koud is. Pijn op de borst straalt vaak uit naar een arm of naar de kaak. Deze<br />

klachten zijn het gevolg van vernauwing van de slagaderen in de hartspier.<br />

Iemand kan een hartaanval (hartinfarct) krijgen. Ook dan voelt iemand meestal pijn op de<br />

borst, vaak terwijl hij of zij niets bijzonders aan het doen is. Verder kan iemand zich benauwd<br />

en misselijk voelen en gaan braken. Ook het klamme zweet kan uitbreken en vaak voelt<br />

iemand plotseling veel angst. Soms merken mensen met <strong>diabetes</strong> niet dat ze een hartaanval<br />

hebben, omdat hun zenuwen beschadigd zijn.<br />

Ook de slagaders in de hersenen kunnen vernauwen. Dit kan in het ergste geval leiden tot<br />

een beroerte met verlammingen. Hoe erg iemand verlamd kan raken verschilt sterk van<br />

persoon tot persoon.<br />

Als er problemen zijn met de slagaders naar de benen, kunnen er klachten ontstaan bij het<br />

lopen. Iemand krijgt dan pijn in de kuit of bil. Soms gebeurt dit al na een klein stukje lopen,<br />

soms pas als iemand lang heeft gelopen. Door een tijdje stil te staan verdwijnt de pijn. Bij<br />

zeer sterke vernauwing van de slagaders naar het been kan deze pijn ook ontstaan als<br />

iemand niet loopt.<br />

Wat kunt u zelf doen?<br />

Ook hier geldt weer: door de bloedglucose zo goed mogelijk te reguleren, wordt de kans op<br />

problemen kleiner. De adviezen die we hier geven zullen bekend klinken, omdat ze voor<br />

iedereen gelden.<br />

Roken maakt de kans op klachten van het hart en de bloedvaten groter. Dit geldt voor<br />

iedereen, maar de slechte invloed van het roken is bij mensen met <strong>diabetes</strong> nog groter.<br />

Ook overgewicht maakt de kans op vaatafwijkingen groter. Een normaal gewicht maakt de<br />

kans dus kleiner.<br />

Hetzelfde geldt voor de bloeddruk: een hoge bloeddruk maakt de kans op problemen groter.<br />

Het is aan te raden de bloeddruk jaarlijks te laten controleren.<br />

We hebben vet nodig, maar verzadigd vet heeft een slechte invloed op de aderen. Ook het<br />

advies om minder van dit verzadigde vet te eten geldt voor iedereen. Wel is het zo dat dit vet<br />

bij mensen met <strong>diabetes</strong> een nog slechtere invloed op de aderen heeft.<br />

Lichaamsbeweging heeft een positieve invloed op het hart en de bloedvaten: fietsen,<br />

wandelen, gymnastiekoefeningen, zwemmen enzovoort. Bij moeilijkheden met het lopen is<br />

de goede invloed van bewegen goed te merken: door dagelijks te wandelen tot de pijngrens<br />

(niet door de pijn heen!) zal iemand steeds wat verder kunnen lopen.<br />

Als er toch problemen ontstaan kunnen deze vaak behandeld worden. Bijvoorbeeld: pijn op<br />

de borst is soms te verhelpen met medicijnen of door een operatie. Maar omdat het vaak om<br />

ernstige afwijkingen gaat (die niet altijd genezen kunnen worden) is de regel: voorkomen is<br />

beter dan genezen.<br />

“Ik ben eindelijk gestopt met roken. Iedere roker wil natuurlijk graag stoppen, maar ja, je hebt<br />

altijd wel een smoesje bij de hand om toch door te gaan. Die <strong>diabetes</strong> gaf bij mij de doorslag.<br />

Het was een soort grens. Ik dacht: nu is het toch echt uit met dat gepaf.. Het viel eigenlijk nog<br />

mee, al is dat misschien achteraf praten. Al na drie weken of zo merkte ik dat ik de hele dag<br />

niet aan een sigaret had gedacht. Toen wist ik eigenlijk zeker dat ik het zou volhouden. Het<br />

geld dat ik uitgaf aan sigaretten heb ik een tijd opgespaard. Laatst heb ik daarvan iets


gedaan wat ik al heel lang wilde: een schilderij kopen. Het is een schilderij van een oude<br />

textielfabriek hier in Twente, met van die rokende schoorstenen. Zo heb ik dus eigenlijk toch<br />

nog wat te roken...”<br />

5. Voeten<br />

Het begin: kleine klachten<br />

De voetproblemen beginnen met kleine klachtjes die niet zo belangrijk lijken. Deze kunnen echter<br />

het begin zijn van steeds grotere klachten. Als deze niet goed worden behandeld, kan in de voet een<br />

wond of infectie ontstaan die niet genezen kan worden. Dit heet een diabetische voet.<br />

Om welke klachten kan het gaan?<br />

De klachten stellen in het begin niet veel voor. Bijvoorbeeld: er zijn grote eeltplekken, de<br />

nagels groeien in, likdoorns, de voeten zijn steeds koud enzovoort. Deze klachten kunnen<br />

ervoor zorgen dat de stand van de voeten niet goed is. Bijvoorbeeld: de tenen schuiven over<br />

elkaar heen.<br />

Later kunnen er wondjes ontstaan. Ook deze lijken nog niet zo veel voor te stellen,<br />

bijvoorbeeld omdat het wondje niet diep is. Het kan ook zijn dat het wondje niet te zien is<br />

omdat het onder een nagel zit. Als de zenuwen in de voet zijn aangetast zal iemand ook<br />

geen pijn voelen, zodat een wondje onopgemerkt kan blijven.<br />

Toch zijn juist deze wondjes vaak het begin van ernstige problemen, omdat ze kunnen gaan<br />

ontsteken. Na een tijdje wordt de wond dan dieper en kunnen bijvoorbeeld het bot, de pezen<br />

of het gewricht beschadigd worden.<br />

Op een gegeven moment ontstaat er een abces: een opeenhoping van etter in de wond. In<br />

ernstige gevallen kan ook het bot in de voet aangetast zijn.<br />

Nog later kunnen er één of meerdere tenen afsterven. Ze zien er dan zwartig uit, soms droog<br />

en soms nat. Nog weer later kan zelfs de hele voet afsterven. De voet moet dan afgezet<br />

worden.<br />

Wat kunt u zelf doen?<br />

Een goede verzorging van de voeten kan veel problemen voorkomen. Zie de desbetreffende<br />

informatie.<br />

Het is aan te raden de voeten heel regelmatig zelf te controleren. Er kan gelet worden op de<br />

stand, de kleur van de huid, de huid zelf en op de nagels. Ook de geur en bijvoorbeeld<br />

eczeem kunnen op een probleem wijzen.<br />

Het is aan te raden de voeten jaarlijks te laten controleren door de arts, ook als er niets aan<br />

de hand is.<br />

Omdat kleine wondjes het begin kunnen zijn van meer ernstige klachten, is het aan te raden<br />

dit soort wondjes goed te verzorgen. Kleine wondjes kunnen het best droog worden<br />

verbonden met een antiseptische zalf en een gaasje (niet met een pleister). Voetbaden of<br />

natte verbanden worden sterk afgeraden.<br />

Als het niet goed lukt de voeten regelmatig te controleren en goed te verzorgen, is het aan te<br />

raden dit door een podotherapeut te laten doen (een podotherapeut is gespecialiseerd in het<br />

behandelen van voetproblemen). Ook zijn er gespecialiseerde pedicures (met ‘aantekening<br />

diabetische voet’). Veel zorgverzekeraars vergoeden (gedeeltelijk) deze kosten.<br />

Het is aan te raden meteen naar de arts te gaan: - bij (rode) verkleuring van de huid<br />

bij vochtige afscheiding uit een wondje<br />

bij een wondje onder de teennagel<br />

bij wondjes of pijn onder een eeltlaag<br />

Als er klachten zijn bij het lopen, wordt de kans op problemen met de voeten groter. In zo’n<br />

geval is het aan te raden extra aandacht aan de voeten te besteden en ze vaker te laten<br />

controleren.


6. Gewrichtsproblemen<br />

Om welke klachten kan het gaan?<br />

pijnlijke schouder (‘frozen shoulder’)<br />

stijve heupen<br />

stijve handen<br />

beperkte beweeglijkheid van de voetgewrichten<br />

problemen met het bewegen van een vinger<br />

verhoogde voetdruk<br />

een grotere kans op voetzweren<br />

verdikte huid<br />

Wat kunt u zelf doen?<br />

Als u merkt dat u problemen hebt met uw gewrichten is het aan te raden dit altijd aan de arts<br />

te melden. Er kunnen veel oorzaken zijn voor deze problemen. De arts zal proberen uit te<br />

zoeken wat de oorzaak is, zodat een behandeling kan worden ingesteld.<br />

Door oefeningen te doen houdt u de gewrichten zo beweeglijk mogelijk. Dez( oefeningen<br />

kunt u leren van een fysiotherapeut.<br />

Er zijn medicijnen die kunnen helpen bij gewrichtsproblemen of die helper tegen pijn. Overleg<br />

met uw arts of u baat kunt hebben bij deze medicijnen.<br />

Diabetes is niet dodelijk<br />

Late complicaties<br />

Wel is het zo dat mensen kunnen overlijden aan de late complicaties van dia betes. Er kunnen<br />

bijvoorbeeld problemen met de bloedvaten ontstaan. Als d( bloedvaten in het hart zijn<br />

aangetast, kan dit leiden tot een hartinfarct en kar iemand overlijden. Een ander voorbeeld is:<br />

wanneer er door <strong>diabetes</strong> proble men met de bloedvaten in de nieren ontstaan, kunnen de<br />

nieren niet meer goec werken. Ook daaraan kan iemand overlijden.<br />

Het kan daarom zijn dat iemand met <strong>diabetes</strong> minder lang leeft. Dit geldt voor <strong>type</strong> 1, maar<br />

vooral voor mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong>. Dit komt omdat <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong> vaak laat wordt<br />

ontdekt: mensen hebben dus al een tijd <strong>diabetes</strong> voordat ze worden behandeld. Hierdoor<br />

hebben ze een tijd lang te veel glucose in hun bloed gehad. Het gevolg is dat zij meer kans<br />

hebben op late complicaties van de <strong>diabetes</strong>. Bovendien hebben mensen met <strong>type</strong> 2 <strong>diabetes</strong><br />

vaak andere klachten, zoals hoge bloeddruk en overgewicht. Hierdoor is de kans groter dat zij<br />

eerder overlijden dan andere mensen.<br />

Risico’s beperken<br />

U kunt gelukkig veel doen om de risico’s te beperken, zelf en in samenwerking met de<br />

hulpverlening. Hier wordt veel informatie gegeven die u hierbij kan helpen: informatie over het<br />

reguleren van uw bloedglucose, afvallen, het verlagen van cholesterolgehalte en bloeddruk,<br />

stoppen met roken enzovoort.<br />

31.Meer informatie<br />

Samenvatting<br />

U komt hier adressen van allerlei organisaties, boeken en websites tegen die u kunnen helpen<br />

meer te weten te komen over astma en alles wat daar mee te maken heeft. De meeste<br />

gegevens worden ook op andere plaatsen genoemd. In deze sectie vindt u alles nog een keer<br />

op een rij.


Organisaties: steun<br />

Diabetesvereniging Nederland<br />

Diabetes Fonds<br />

Medische informatie<br />

Diabetes<br />

Medicijnen<br />

Zelfzorg<br />

Voeding<br />

Bewegen<br />

Stoppen met roken<br />

Cholesterol<br />

Hoge bloeddruk<br />

Kinderwens<br />

Seksualiteit<br />

Zwangerschap<br />

Erfelijkheid<br />

Kinderen met <strong>diabetes</strong><br />

Hulp<br />

Zorg<br />

Hulpverlening<br />

Zakelijke gevolgen<br />

Ziektekosten<br />

Werk en sociale regelingen<br />

Patiëntenrechten<br />

Klacht indienen<br />

Organisaties: steun<br />

Diabetesvereniging Nederland<br />

Fokkerstraat 17, 3833 LD Leusden<br />

Postbus 470, 3830 AM Leusden<br />

033 - 463 05 66<br />

www.dvn.nl<br />

Cursussen en activiteiten<br />

De Diabetesvereniging Nederland en haar werkgroepen organiseren veel cur sussen en<br />

activiteiten. Zo zijn er basis- en vervolgcursussen over <strong>diabetes</strong> er bijvoorbeeld<br />

themaweekeinden over het gebruik van de insulinepomp of over hypo’s en hypers. Ook zijn er<br />

activiteiten als de Stranddag en het IJsfestijn Alle activiteiten staan onder deskundige leiding<br />

van mensen die zelf <strong>diabetes</strong> hebben. Bel voor het complete aanbod met de Diabeteslijn (033 -<br />

463 05 66 of kijk in de Diabetes Actiefkrant, die drie keer per jaar verschijnt.<br />

Diabeteslijn<br />

033 - 463 05 66 (24 uur per dag, ‘s nachts alleen voor noodgevallen)<br />

Bij de Diabeteslijn kunt u terecht met vragen over de verschillende behandelingsmethoden, de<br />

nieuwste ontwikkelingen en vragen die te maken hebben met de praktische en emotionele<br />

kanten van <strong>diabetes</strong>. Ook partners en andere betrokkenen kunnen de Diabeteslijn bellen. U<br />

kunt er ook terecht voor het bestellen van informatiemateriaal of vragen over de activiteiten van<br />

de DVN.<br />

Diabc<br />

Gratis <strong>diabetes</strong>tijdschrift dat wordt toegestuurd aan leden van de Diabetesver eniging<br />

Nederland.


www.Sugar.nl<br />

Internetsite over <strong>diabetes</strong> voor jongeren van 12 - 22 jaar.<br />

SugarKids<br />

Diabetesblad voor kinderen van 6 - 13 jaar. Wordt vier keer per jaar toegevoegd aan de Diabc.<br />

Diabetes Actiefkrant<br />

De Diabetes Actiefkrant verschijnt drie keer per jaar in maart, juli en december. De krant geeft een<br />

overzicht van de landelijke activiteiten en cursussen van de DVN. U vindt er alle activiteiten en<br />

cursussen op een overzichtelijke manier in terug met goede achtergrond- en ervaringsartikelen.<br />

Websites<br />

De DVN heeft drie informatieve en interactieve websites: www.dvn.nl, www.sugar.nl en<br />

www.sugarkids.nl. Een deel van de website www.dvn.nl is exclusief toegankelijk voor leden.<br />

Diabetes Fonds<br />

Stationsplein 139 3818 LE Amersfoort, 033 - 462 20 55<br />

www.<strong>diabetes</strong>fonds.nl<br />

Medische Informatie<br />

Diabetes<br />

Dr. F.J. Snoek, Elke dag <strong>diabetes</strong>, zoeken naar balans<br />

Teleac NOT, Hilversum 2001. Het boek bij de gelijknamige Teleac-cursus.<br />

I.W.F. Elte, Diabetes<br />

Inmerc Wormer, 2003. Boekje in de serie Spreekuur Thuis, waarin verschillende onderwerpen<br />

over <strong>diabetes</strong> aan bod komen.<br />

Internet: www.diep.info<br />

Website over e-learning over <strong>diabetes</strong> en zelfzorg.<br />

Medicijnen<br />

Geneesmiddel-Infolijn<br />

Deze infolijn is een onderdeel van het WINAp, het Wetenschappelijk Instituut der Nederlandse<br />

Apothekers. U krijgt altijd een apotheker aan de lijn. De informatie is zeer betrouwbaar, 0900 -<br />

999 88 00 (ma - vr, 10.00 - 16.00 uur, € 0,20 pm)<br />

Internet<br />

Op de website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen vindt u de officiële<br />

registratieteksten van alle in Nederland verkrijgbare medicijnen.<br />

Op de website van het Wetenschappelijk Instituut Nederlandse apothekers vindt u een<br />

begrijpelijke beschrijving van veel medicijnen.<br />

Op www.meldpuntmedicijnen.nl kunt u uw (goede en slechte) ervaringen over het gebruik van<br />

medicijnen kwijt. Uw ervaringen worden gebruikt om de (voorlichting over) medicijnen te<br />

verbeteren.<br />

Boeken<br />

H. Buurma, M. Bouvy, Het juiste medicijn. Den Haag, 2004.ISBN 9059510224


Zelfzorg<br />

Voeding<br />

Diabetesliin - 033 - 463 05 66<br />

Voor alle vragen over voeding en <strong>diabetes</strong>, zoals: hoeveel koolhydraten heeft een bepaald<br />

voedingsmiddel, wat is een verantwoord tussendoortje en wat moet ik doen als ik uit eten ga?<br />

deer informatie<br />

Levenslang lekker eten en Levenslang zonnig en lekker eten<br />

Twee kookboeken van de Diabetesvereniging Nederland. De ‘zonnige’ variant s een<br />

mediterraan kookboek. Informatie over bestellen: 033 - 463 05 66.<br />

Hokus Kokus Kinderkookboek<br />

Fen bijzonder speels en leerzaam kookboek van de Diabetesvereniging Neder-and voor alle<br />

kinderen - met <strong>diabetes</strong> - die het leuk vinden om zelf te koken en lie meer over eten willen<br />

weten. Met weetjes, proefjes en opdrachten en 101 heerlijke recepten om zelf mee aan de slag<br />

te gaan. Bij alle recepten staat pet portie de voedingswaarde aangegeven. Informatie over<br />

bestellen: 033 - 463 )5 66.<br />

Voedingscentrum<br />

3ostbus 85700, 1508 CK Den Haag, 070 - 306 88 88, www.voedingscentrum.nl<br />

Dieet bij <strong>diabetes</strong> mellitus<br />

Brochure van het Voedingscentrum. U kunt de brochure aanvragen via www.voedingscentrum.nl.<br />

Eet gezond! Schijf van Vijf<br />

Brochure van het Voedingscentrum over de regels voor goede voeding. U kun le brochure<br />

aanvragen via www.voedingscentrum.nl.<br />

Eetmeter<br />

Vlet deze cd-rom kunt u zelf beoordelen of uw voeding voldoet aan de normen voor een<br />

gezonde voeding. De cd-rom is een uitgave van het Voedingscentrunm kost € 10,-.<br />

Eettabel<br />

De Eettabel van het Voedingscentrum geeft een overzicht van een groot aanta<br />

voedingsmiddelen met de bijbehorende hoeveelheid kilojoules, kilocalorieën ,iwitten,<br />

(verzadigde) vetten, koolhydraten en natrium. U kunt de tabel gebrui Ken om uw eten te<br />

variëren. U kunt de tabel bestellen via www.voedingscentrum.nl. De tabel is ook verkrijgbaar bij<br />

de DVN (033 - 463 05 66).<br />

Bewegen<br />

VebasNSG, de Nederlandse sportorganisatie voor mensen met een beperking<br />

Postbus 200, 3980 CE Bunnik, 030 - 659 73 00, [nfo@nebasnsg.nl, www.nebasnsg.nl<br />

NOC*NSF<br />

Postbus 302, 5800 AH Arnhem, 026 - 483 46 59, info@noc-nsf.nl, www.sport.nl<br />

Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB)<br />

Postbus 64, 6720 AB Bennekom, 0318 - 490 900, info@nisb.nl, www.nisb.nl<br />

Stoppen met roken<br />

Opsteker voor rokers


Brochure van de Nederlandse Hartstichting voor mensen die nog niet aan stoppen met roken<br />

toe zijn, maar wel alvast een zetje in de goede richting willen hebben. U kunt de brochure<br />

bestellen via www.hartstichting.nl.<br />

STIVORO, voor een rookvrije toekomst<br />

Postbus 16070, 2500 BB Den Haag, 0900 - 93 90stop. info@stivoro.nl, www.stivoro.nl<br />

Informatielijn ‘Stoppen met roken’: 0900 - 93 90<br />

Bij de informatielijn van STIVORO kunt u informatie beluisteren, brochures bestellen, een<br />

persoonlijk stopadvies krijgen, adressen krijgen van plaatsen waar Stoppen-met-rokencursussen<br />

worden gegeven en doorverbonden worden voor een persoonlijk gesprek (dat laatste<br />

alleen op werkdagen en tijdens kantooruren).<br />

Cholesterol<br />

Te hoog cholesterol<br />

U kunt deze brochure van de Nederlandse Hartstichting bestellen via www.hartstichting.nl.<br />

Helpdesk Stichting Bloedlink<br />

023 - 567 99 33 info@bloedlink.nl, www.bloedlink.nl<br />

Cholesterol Informatie Centrum<br />

Op de website van het Cholesterol Informatie Centrum, www.cholesterol.nl, vindt u uitgebreide<br />

informatie over een verhoogd cholesterolgehalte, de risico’s en de behandelwijzen. Ook vindt u<br />

er informatie over <strong>diabetes</strong> mellitus, harten vaatziekten en een erfelijke aanleg voor verhoogd<br />

cholesterol.<br />

Hoge bloeddruk<br />

Hoge bloeddruk<br />

Deze brochure van de Nederlandse Hartstichting kunt u bestellen via www.hartstichting.nl.<br />

Dieet bij verhoogde bloeddruk<br />

Deze brochure van het Voedingscentrum kunt u bestellen via www.voedingscentrum.nl.<br />

Kinderwens<br />

Seksualiteit<br />

Nederlandse Vereniging voor Seksuologie<br />

Postbus 113, 5660 AC Geldrop, 040 - 285 22 12, www.seksuologen-nederland.nl<br />

Academische Ziekenhuizen<br />

Bijna alle academische ziekenhuizen hebben een polikliniek voor seksuologie. Meestal zijn ze<br />

verbonden aan de afdeling gynaecologie, maar soms ook aan andere afdelingen. Neem via uw<br />

huisarts contact op met het dichtstbijzijnde academische ziekenhuis.<br />

Er zijn ook ziekenhuizen met een diabetenpoli, waar regelmatig een uroloog, gynaecoloog of<br />

seksuoloog werkzaam is.<br />

GGZ-instellingen (voorheen: Riagg)<br />

Sommige GGZ-instellingen hebben een seksuoloog in dienst. Kijk in de telefoongids voor de<br />

dichtstbijzijnde vestiging.<br />

COC<br />

Het COC behartigt de belangen van homoseksuele mannen en vrouwen. U<br />

kunt er onder meer terecht met vragen over seksualiteit.


Postbus 3836, 1001 AP Amsterdam, 020 - 623 45 96, info@coc.nl, www.coc.nl<br />

NVSH<br />

De NVSH geeft voorlichting over seksualiteit. U kunt ook seksuele hulpmiddelen bestellen via<br />

internet.<br />

Postbus 64, 2501 CB Den Haag, Infolijn: 0900 - 92 12 (€ 0,45 pm), info@nvsh.nl, www.nvsh0nl<br />

Zwangerschap<br />

Zwangerschapsweekenden<br />

De Diabetesvereniging Nederland organiseert zwangerschapsweekenden. Tijdens deze<br />

weekenden geven een internist en een ervaringsdeskundige heel praktische informatie, u kunt<br />

ook uw vragen aan hen stellen. Meer informatie over deze weekenden krijgt u bij de<br />

Diabeteslijn: 033 - 463 05 66.<br />

Leven met <strong>diabetes</strong>: voor en tijdens je zwangerschap<br />

Brochure van de Diabetesvereniging Nederland. Voor vrouwen met <strong>diabetes</strong> is een<br />

zwangerschap wat ingewikkelder dan voor andere vrouwen. Er kunnen bijvoorbeeld vragen zijn<br />

over erfelijkheid, de kans op complicaties, enzovoort. In de brochure komen veel vrouwen met<br />

<strong>diabetes</strong> aan het woord die over hun eigen ervaringen vertellen.De brochure kost € 2,74 (excl. €<br />

1,30 verzendkosten) en is te bestellen voor leden van de DVN via 033 - 463 05 66.<br />

Zwangerschap en <strong>diabetes</strong><br />

Een boekje waarin 25 vrouwen met <strong>diabetes</strong> vertellen over hun ervaringen.<br />

Een uitgave van Sophia Lambalk. Het boekje kost € 20,00 (€ 15,00 + € 5,00 verzendkosten) en<br />

is bij haar te bestellen: 020 - 640 95 02 of labalca@zonnet. nl.<br />

Kinderen met <strong>diabetes</strong><br />

Leven met Diabetes: als je kind <strong>diabetes</strong> heeft<br />

Brochure van de Diabetesvereniging Nederland.<br />

Als een ouder te horen krijgen dat een kind <strong>diabetes</strong> heeft, zullen er veel vragen opkomen. Wat<br />

is <strong>diabetes</strong>, hoe wordt het behandeld en vooral: hoe zal de toekomst van mijn kind eruitzien? In<br />

deze brochure wordt veel informatie gegeven, verdeeld naar verschillende leeftijdgroepen. Er is<br />

ook aandacht voor de emotionele en sociale gevolgen.<br />

Wippie Wiebelbeen<br />

Voorleesboek over een kabouter met <strong>diabetes</strong>. Voor kinderen van vier tot acht jaar.<br />

Harry Roos. Hoevelaken: Van Zuiden Communications BV, 2000, 36 p.<br />

Hokus Kokus Kinderkookboek<br />

Kinderkookboek voor kinderen met en zonder <strong>diabetes</strong>. Voor kinderen van tien tot veertien jaar.<br />

Trudy Jansen en Nelleke Stegeman. Zeist: Christofoor, 1997, 135 p.<br />

Snuffie leespakket<br />

Het leespakket Snuffie bestaat uit twee boeken. Het eerste is Snuffie, het konijn met <strong>diabetes</strong>,<br />

een voorleesboek voor peuters en kleuters met <strong>diabetes</strong>. Het tweede is 25 uur per dag<br />

<strong>diabetes</strong>, een informatieboek voor de ouders. U kunt deze uitgaven bestellen bij de DVN (033 -<br />

463 05 66) of in de boekwinkel. ISBN nummer voorleesboek: 905986-090-X, ISBN nummer<br />

informatieboek: 90-5986-087-X.


Hulp<br />

Zorg<br />

Stichting Witte Kruis<br />

Stichting Witte Kruis is een organisatie die een systeem heeft opgezet voor spoedeisende hulp,<br />

de Witte Kruis Alarmpenning. Wie lid wordt van deze organisatie, krijgt een penning die aan de<br />

pols of om de hals kan worden gedragen. Hierop staat belangrijke informatie, bijvoorbeeld dat u<br />

<strong>diabetes</strong> heeft. Bovendien staat er een alarmnummer op gegraveerd, dat 24 uur per dag bereikbaar<br />

is en waar meer informatie te krijgen is over u, uw <strong>diabetes</strong> en eventueel te nemen<br />

maatregelen. Op die manier kan snel worden ingegrepen op basis van de juiste gegevens. U<br />

kunt zich schriftelijk aanmelden. Leden van de DVN krijgen korting. Een aanmeldingsformulier<br />

kunt u aanvragen via www. wittekruis.nl of bel: 070 - 311 04 86 of voor meer informatie.<br />

Hulpverlening<br />

Eerste Associatie van Diabetes Verpleegkundigen<br />

Postbus 3009, 3502 GA Utrecht, 030 - 299 19 29, www.eadv.nl<br />

Nederlandse Vereniging van Diëtisten<br />

Postbus 526, 3990 GH Houten, 030 - 634 62 22 (bereikbaar van 9.00-16.00 uur en op<br />

woensdag van 9.00-4.00 uur), bureau@nvdietist.nl, www.nvdietist.nl<br />

Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten<br />

Noordse Bosje 18, 1211 BG Hilversum, 035 - 624 63 88, www.podotherapie.nl<br />

Pro Voet, Landelijke Organisatie voor de Voetverzorger<br />

Vijftien Morgen 15, 3901 HA Veenendaal, 0318 - 55 13 69, info@provoet.nl, www.provoet.nl<br />

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie<br />

Postbus 248, 3800 AE Amersfoort, 033 - 467 29 00, hoofdkantoor@kngf.nl, www.kngf.nl<br />

Zakelijke gevolgen<br />

Ziektekosten<br />

Zorgverzekeraars Nederland<br />

Postbus 520, 3700 AM Zeist, 030 - 698 89 11, info@zn.nl, www.zn.nl,<br />

Koepel van zorgverzekeraars<br />

Belastingdienst<br />

0800 - 05 43 (ma - do: 8.00 - 20.00, vr: 8.00 - 17.00 uur) www.belastingdienst.nl<br />

Bij de Belastingdienst kunt u onder meer informatie krijgen over de aftrek van ziektekosten.<br />

Werk en sociale regelingen<br />

Diabeteslijn - 033 - 463 05 66<br />

De Diabeteslijn van de DVN is er ook voor sociaal-maatschappelijke vragen en problemen die te<br />

maken hebben met <strong>diabetes</strong>: verzekeringen, hypotheken, loopbaanbegeleiding,<br />

sollicitatieprocedures, ziekteverzuim, ontslag en keuringen voor rijbewijs en WIA.<br />

Advieslijn Welder<br />

0900 - 480 03 00 (€ 0,30 pm), www.weldergroep.nl<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

0800 - 90 51, www.minszw.nl


Voor vragen over werk en sociale zekerheid. U kunt bijvoorbeeld vragen stellen over het werken<br />

met een (arbeids)handicap.<br />

Internet<br />

www.handicap.nl (van ANGO)<br />

www.leefwijzer.nl (van de CG-Raad)<br />

www.weldergroep.nl (van Welder)<br />

Stichting De Ombudsman<br />

Postbus 1700, 1200 BS Hilversum, 035 - 672 27 22, Telefonisch spreekuur 0900 - 672 27 22<br />

(ma - vr, 10.00 - 13.30 uur, € 0,30 pm), info@stichtingdeombudsman.nl, www.deombudsman.nl<br />

Stichting StimulanSZ<br />

030 - 230 67 55, info@stimulansz.nl, www.kennisring.nl, www.socialezekerheid.nl<br />

Stichting StimulanSZ is het voormalige 2ZW<br />

Patiëntenrechten<br />

Serie patiëntenrecht (NPCF)<br />

De NPCF (een koepelvereniging van allerlei patiëntenverenigingen) heeft een tiendelige serie<br />

goede boekjes over patiëntenrecht, met onder meer titels als Uw rechten als patiënt (WGBO),<br />

Inzage in uw medisch dossier, Een tweede mening (second opinion), Informatie en<br />

toestemming (In formed consent) en Kinderen, hun ouders en patiëntenrechten. De boekjes<br />

kunnen besteld worden bij de NPCF: 030 - 297 03 03, www.npcf.nl.<br />

Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF)<br />

Postbus 1539, 3500 BM Utrecht, 030 - 297 03 03, www.npcf.nl, npcf@npcf.nl<br />

Informatie over patiëntenorganisaties wordt niet telefonisch verstrekt, maar uitsluitend via de<br />

website of via de Stichting Korrelatie.<br />

Stichting Korrelatie<br />

0900 - 14 50 (€ 0,30 pm, bereikbaar op werkdagen, 9.00 - 18.00 uur) vraag@korrelatie.nl,<br />

www.korrelatie.nl<br />

Klacht indienen<br />

Zorgbelang Nederland<br />

0900 - 243 70 70 (€ 0,10 pm), info@zorgbelang-nederland.nl, www.zorgbelang-nederland.nl<br />

Hier kunt u informatie krijgen over het indienen van klachten. Ook kunt u hulp krijgen bij het<br />

indienen van een klacht.<br />

Centrale Raad van Beroep<br />

Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, 030 - 850 21 00, CRvB@rechtspraak.nl, www.rechtspraak.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!