Polypterus delhezi – Bandkwastvinsnoek

De Polypterus delhezi is een herkenbaar getekende kwastvinsnoek, met een redelijk passief karakter.

Polypterus

“if I had discovered only this species in Egypt, it would compensate me for the pains usually involved in a long journey”. Aldus wetenschapper Geoffry Saint Hilaire die in 1798 deelnam aan een door Napoleon georganiseerde wetenschappelijke expeditie naar het mysterieuze en gesloten Egypte.

Zittend langs de Nijl ontdekte hij een meter lange oervis, die bij de Egyptenaren al bekend was vanuit de tijd van de Farao’s. De lokale bevolking noemde de vis iets als Bee-sheer, wat de Fransen mogelijk op eigen wijze fonetisch hebben gespeld als Bichir. In 1902 kreeg de soort de wetenschappelijke naam P. Bichir toegekend. De vondst was van grote wetenschappelijke betekenis.

De huidige oervissen Polypteridae zijn de enige overlevenden van de groep Polypteriformes. De oorsprong daarvan gaat terug naar de late Cretaceous periode, van 100-60 miljoen jaar geleden, bekend als de laatste fase waarin dinosauriërs floreerden. Polypteriformes kwam voor in het gebied dat nu Afrika en Zuid Amerika omvat.

De huidige Polypteridae (Kwastvinsnoeken, of Bichir’s) behoren tot de meest primitieve straalvinnigen die nog bestaan. Ze komen allemaal voor in in zoetwatergebieden in Afrika, de meesten tot zo’n 10 graden noordelijk en 10 graden zuidelijk van de evenaar. Een vondst van een fossiel van de hedendaagse Polypteridae in Chaad wijst uit dat de soort zoals we die nu kennen al voorkwam in het late Mioceen (5,3 miljoen jaar geleden). Het fossiel (toepasselijk Polypterus faraou genoemd) toont grote gelijkenis met P. bichir en P. endlicheri, twee soorten die daar nog steeds voorkomen.

Evolutie lijkt zich bij deze oervissen dus niet erg snel te voltrekken. Toch zijn door de grote geografische spreiding en verschillende leefgebieden diverse soorten en varianten ontstaan: De familie zelf bestaat uit twee geslachten

  1. Erpetochthys (met maar één soort: E. Calabaricus)
  2. Polypterus. Polypterus bestaat uit 13 soorten en daarbinnen een aantal varianten.

Afgelopen decennia is onder ichtyologen veel verwarring ontstaan over de soortindeling en hoe de later ontdekte varianten daarin moesten passen. Recentelijk zijn door gewijzigd inzicht flinke aanpassingen in de soortindeling aangebracht. Er wordt nu onderscheid gemaakt in drie hoofdgroepen Polypterus:

  • De Senegalus groep inclusief Erpetoichthys. Deze bovenkaaksoorten hebben een langere bovenkaak dan de onderkaak of minimaal van gelijke lengte. Hierbij opent de bek zich naar onderen, waardoor de dieren beter zijn uitgerust om te eten van (dood) voedsel dat op de de bodem ligt. De bovenkaakgroep bestaat uit E. calabaricus, P. senegalus, P. palmas, P. delhezi, en P. polli.
  • De Weeksii groep. Ook een bovenkaaksoort met een langere of minimale gelijke bovenkaak dan de onderkaak. Tot deze groep behoren P. weeksii, P. ornatipinnis, P. retropinnis, P. teugelsi en P. mokelembembe
  • De Bichir en Endlicheri groep met een langere onderkaak dan de bovenkaak, waardoor de bek naar boven toe opent. Hiermee zijn ze meer gespecialiseerd in het jagen op levende dieren, zoals amfibieen, waterinsecten en vis. Tot deze groep behoren P. bichir, P. ansorgii en P. endlicheri. Onderkaaksoorten worden meestal een stuk groter dan de bovenkaaksoorten.

De Vissen

Kwastvinsnoeken hebben een cilindrisch langgerekt lijf, dat op dat van een reptiel lijkt. Het is voorzien van een schubbenpantser en 7 tot 16 losse driehoekige rugvinnen (Polyperus betekent veelvinnig), wat de vis een draakachtig uiterlijk geeft. De borstvinnen zitten precies waar je bij een hagedis de poten verwacht. De zwemblaas is geëvolueerd in een primitieve long, waarmee de vis ook lucht van de oppervlakte kan gebruiken. Gecombineerd met de kieuwen kunnen ze overleven in de zuurstofarme omstandigheden van warme moerasgebieden en zelfs even buiten het water. Ook als het zuurstofgehalte in het water toereikend is, zal het dier regelmatig naar de oppervlakte zwemmen voor een hap lucht. Jonge exemplaren hebben duidelijk zichtbare externe kieuwen, zoals salamanders. Bij de meeste exemplaren verdwijnen deze op latere leeftijd. De huid is bedekt met een stevig schubbenpantser. De schubben zijn driehoekig, met een haakje aan het uiteinde, en bedekt met een hard en taai materiaal dat ook voorkomt dat er buiten het water waterverlies optreedt.

Polypterus heeft een slecht zichtvermogen en een sterk ontwikkelt reukvermogen. Hiermee volgt het geursporen om voedsel te vinden. Hiervoor zijn ze uitgerust met buisvormige neusopeningen. Polypterus kan enkele uren, en in vochtige omstandigheden tot wel 2 dagen, buiten het water overleven. Met de borstvinnen stuwt de vis zichzelf dan voort over land.

Prooidieren worden langzaam beslopen en van dichtbij opgeslokt. Kwastvinsnoeken hebben twee plaatachtige beenstructuren in de onderkaak die helpen om voedsel te kauwen.In de natuur is waargenomen dat bij het eten van aas de vis om zijn as draait om stukken vlees af te scheuren (net zoals krokodillen dat doen).

Geslachtsonderscheid

Mannen zijn te herkennen aan een dikkere en meer gespierde anaalvin. Dit geslachtsonderscheid is echter pas te zien bij 15- 20 cm lengte. Een aantal soorten is geslachtsrijp na 2 jaar, bij de grotere soorten pas na 6-8 jaar. Vrouwen worden over het algemeen groter dan mannen. Bij eenzelfde grootte hebben vrouwen meestal een iets grotere kop.

Polypterus delhezi

Polypterus delhezi is een kwastvinsnoek van medium formaat die voortkomt in het Congo bassin. Polypterus delhezi wordt gevonden in meren, rivieren en beken en overspoelde gebieden. Het water is vaak dichtbegroeid. Het dier ligt vaak grote delen van de dag verscholen tussen planten of op de bodem. Het is één van de meest herkenbaar getekende soorten met een lichtgrijze tot olijfgrijze buik tot een geelwitte tot witte lichaamskleur. De vele donkere stippen op het lichaam vertonen op de rug en de zijkant een netachtig patroon. Meest kenmerkend zijn echter de 7 tot 8 verticale zwarte banden over het lichaam. Deze zijn afhankelijk van het exemplaar zeer contrastvol of minder contrastvol. De vinstralen op de rug starten verder van de kop dan bij de andere Polypterus soorten. De kop is relatief klein vergeleken met de omvang van het lichaam. Bijzonder is dat Polypterus delhezigeen onder- of bovenkaaksoort is, maar een tussenvorm.

Gedrag

Polypterus zijn hinderlaagjagers en opportunistische aaseters. Ze bewegen over het algemeen behoedzaam en liggen deels verscholen. Vaak zijn ze in de schemer en ’s nachts meer actief. Per soort zijn er verschillen in de mate van activiteit. Zo hebben de onderkaaksoorten (die vaak groter worden) minder de neiging om te schuilen en juist actiever te bewegen.

Variaties met betrekking tot bewegelijkheid, nieuwsgierigheid en roofzucht zitten niet alleen in de soort, maar – binnen een bandbeedte ook per exemplaar. Vaak hebben verschilllende aquariumhouders daardoor verschillende ervaringen met een specifieke soort.

Polypterus is vreedzaam tegenover andere vissoorten, het moet hen dan wel duidelijk zijn dat deze niet in hun bek passen. Kleinere, vooral meer langgerekte, vissen tot 2/3 van de eigen grootte, lopen kans om te worden opgeslokt. Vooral de onderkaaksoorten kunnen een grote prooi verorberen: ze zijn in staat hun bek te openen bijna ter grootte van de diameter van hun lichaam.

Ook tegenover soortgenoten zijn de dieren meestal verdraagzaam (mits van ongeveer gelijke grootte), hoewel er wel schermutselingen zijn. Deze leiden zelden tot verwondingen. Er zijn echter ervaringen met individuen, die continu onrust veroorzaken of zelfs geen soortgenoten tolereren.

Tegen agressieve medebewoners , zoals broedende cichliden, is de Polypterus niet opgewassen. Vaak verschuilen de dieren zich dan en stoppen volledig met eten.

Het gezichtsvermogen van Polypterus is slecht. De prooi wordt op een combinatie van toeval en reukvermogen langzaam beslopen en van dichtbij opgeslokt. Prooien worden zelden actief nagejaagd (alleen bij de onderkaaksoorten komt dit meer voor). Vaak wordt er meerdere keren overheen of langs gehooverd, voordat het einde van het reukspoor als aas of prooi herkend wordt en het dier toehapt. Dit kan de kijker een slome, aandoenlijke en gemoedelijke indruk geven, en de misplaatste verwachting dat snellere medebewoners in het aquarium veilig zijn. Schijn bedriegt: De Polypterus kan vanuit een hinderlaag snel en adequaat toehappen en is in staat om daarbij met een klap van de staart een enorme snelheid te ontwikkelen. Als dat niet effectief genoeg is, is er nog altijd de schemer of de nacht om prooidieren eenvoudig te vangen.

Polypterussen kunnen geluid produceren. Een ritmisch kloppend geluid is alleen met apparatuur waar te nemen en komt voor bij ontmoetingen tussen soortgenoten, waarbij één van de dieren de rugvin spreid en daarbij het kloppende geluid produceert. Bij onderzoek bleek dat het geluid het sterkst was in in de frequentie tussen 100-200 hz, met een maximum van 3 pulsen per seconden. Het volume neemt af naarmate te vissen afstand van elkaar nemen

Gekreun kan worden gehoord zonder tussenkomst van apparatuur als dieren opgejaagd worden of als een exemplaar door een ander verjaagd wordt. Het is nog onbekend hoe de geluiden mechanisch gezien geproduceerd worden

Ondanks dat het een rudimentaire roofvis betreft, geeft het draakachtige dier, met de grappige borstvinnen en de rustige manier van bewegen, de vis voor velen een aandoenlijk en sympathiek voorkomen. Vaak bouwen aquariumhouders er een huisdierband mee op, waarbij de dieren letterlijk uit de hand te eten.

In het aquarium kunnen de dieren 10-15 jaar oud worden.

Zweven

Het komt vaak voor dat kwastvinsnoeken aan de oppervlakte hangen, liefst rustend op waterplanten of een stuk hout. Sommige dieren vertonen dit gedrag veelvuldig, andere exemplaren doen dit met name als ze relatief nieuw zijn in de bak. Vaak wordt een kwastvinsnoek gekocht die in de winkel erg actief is, en in de eigen bak alleen maar aan de oppervlakte zweeft. Het is een natuurlijke verdedigingshouding: als Polypterussen klein zijn, zijn ze het kwetsbaarst voor andere roofdieren als ze op vaste intervallen vanaf de bodem naar de oppervlakte moeten om zuurstof te halen. Omdat ze deze gevaarlijke trip niet kunnen veroorloven zoeken ze instinctief een plek aan de oppervlakte. Vooral jongere dieren verblijven grotendeels aan de oppervlakte. Een inrichting met planten waarop ze kunnen rusten is aanbevolen. Grotere dieren vertonen dit gedrag meestal alleen als ze nieuw zijn in de bak of zich door agressieve medebewoners niet op hun gemak voelen. Het gedrag komt bij volwassen dieren met name voor bij soorten uit de bovenkaakgroep.

Ongecontroleerd vooruit springen

Dit gedrag is een defensieve reactie als het dier zich in een schrikreactie bedreigt voelt. Het dier lijkt dan passief en in rust, en schiet zich plotseling met een klap van de staart plotseling ongecontroleerd naar voren. Daarbij wordt geen rekening gehouden met obstakels op hun weg, waardoor ze overal tegen aan kunnen botsen. De dieren hebben een gevoelig zijlijnsysteem. Het dichtslaan van een deur in huis, hard aankomen lopen kan hiervan de trigger zin

Neerstrijken/op de staart balanceren

Een van de meest unieke gedragskenmerken is het op de staart balanceren. Hiermee staan ze schuin omhoog en op de uitkijk in het water klaar om toe te slaan als een prooi zich aandient en te dicht bij komt

Maag herpakken

Als de maag van de vis vol zit, buigt het zijn lichaam van links naar rechts en spant zo de spieren aan om het voedsel in de maag te herverdelen. Een beetje zoals het overbeladen van een koffer.

Death Roll

Net zoals het gedrag dat bij krokodillen kan worden waargenomen, kunnen kwastvinsnoeken ook een deathroll uitvoeren. Ze bijten zich dan vast in een groot stuk aas, en draaien zich om hun as om er een stuk af te scheuren. Het gedrag komt niet heel vaak voor en zal in het aquarium niet snel waargenomen worden omdat de meeste aquarianen geen complete kadavers zullen voeren.

De oppervlakte doorbreken

Als het dier de oppervlakte doorbreekt (los van het normale luchthappen) is dat een teken dat de paartijd is aangebroken

Anaalvin krom trekken (alleen mannen)

De gespierde anaalvin speelt een grote rol in de paring. Als de dieren geslachtsrijp worden, trekken de mannen instinctief de anaalvinnen krom om dat te tonen. De gekromde vorm van de anaalvin maakt het mogelijk voor het mannetje om de eitjes op te vangen, te bevruchten en weer los te laten.

Elkaar stalken

Als de man herhaaldelijk de vrouw achtervolgt en tegen haar aan zwemt is dat onderdeel van het paringsritueel

Zichzelf krabben

Kwastvinsnoeken gebruiken soms hun borstvinnen om hun zijkanten te krabben. Daarbij kunnen ze hun gespierde lichaam buigen zodat ze er beter bij kunnen

Gapen

Waarschijnlijk helpt deze oefening om de kaakgewrichten gezond en flexibel te houden of deze in de juiste positie te brengen na het doorslikken van een maaltijd.

Op of naast elkaar liggen

Vooral in aquaria met te weining schuilplaatsen of te fel licht, komt het voor dat kwastvinsnoeken op elkaar in de hoek liggen. Dit is slechts een poging om zich te verstoppen. Ze voelen zich veilig als ze naast of onder elkaar liggen en de rest van de omgeving niet meer zien

Hoofd ingraven

Dit gedrag is alleen waargenomen bij de P. Endlicheri, P. Delhezi en P. Weeksii. Het wordt gebruikt als het dier zich bedreigt voelt (kop in graven), maar ook als jachttechniek. De kop wordt dan ingegraven in het grand, zodanig dat de ogen uitsteken. De tekening van deze soorten op het lichaam helpt ook bij het camoufleren van de rest van het lichaam in hun biotoop.

Het aquarium

Een aquarium met open plekken gecombineerd met veel beschutting in de vorm van planten, rotsen of hout. Enigszins gedimd licht zorgt ervoor dat ze zich meer op hun gemak voelen en actiever zijn. Vooral bij jonge dieren of bij grotere exemplaren die nieuw zijn is het raadzaam om plekken te hebben waar ze dicht bij de oppervlakte op kunnen rusten (planten of hout)

Het zijn krachtige, zeer gespierde vissen, die graag in de vegetatie schuilen en fourageren, het is daarom aan te raden planten goed vast te zetten. Holen waar de dieren in kunnen schuilen dragen bij aan het welzijn. De hoogte van de waterlijn is niet van belang, de bodemoppervlakte wel. Jongere dieren kunnen in een kleinere bak vanaf 80 cm worden houden. De dieren groeien -afhankelijk van de soort- snel, waarna natuurlijk een zeer grote bak nodig is. Worden meerdere exemplaren gehouden, zorg dan ook voor meerdere schuilplaatsen. Dek het aquarium stevig af en check of de kap geen spleten of openingen bevat: de dieren zijn ware ontsnappingskunstenaars, het is zelfs zo dat de meeste exemplaren bij beginnende aquarianen naast het aquarium eindigen. Met voldoende kracht in het lijf zijn ze in staat om afdekplaten en lichtkappen omhoog te drukken. Zorg er verder voor dat ze altijd de mogelijkheid hebben om lucht van de oppervlakte te halen.

Polypterus is een sterke vis met een hoge resistentie tegen visziekten, zoals witte stip. De dieren verdragen de meeste medicatie tegen visziekten niet goed. Aanbevolen wordt om voor hen de dosering van deze middelen te beperken tot de helft of tot tweederde van de aanbevolen hoeveelheid.

Wildvang exemplaren (de meeste Polypterussen in de handel) hebben soms last van de parasiet Macrogyrodactylus polypteri. Deze gaat in het aquarium snel woekeren, en weet de dieren in een beperkte ruimte snel te vinden. De meeste dieren overleven dit niet. Eet een nieuwe vis niet of nauwelijks en is er ook geen beweging, wees dan alert.

Bij een nieuwe Polypterus kun je overwegen een quarantainebak te gebruiken en nog gedurende de transfer eventuele parasieten middels een zoutbad te doden. Meng 5 theelepels gewoon zout NaCI) per 3,8 liter water (Gallon). Giet 1/3 van de oplossing in de transfer zak, wacht 10 minuten en voeg daarna de volgende 1/3 toe. Let op de vis en haal deze uit het water bij de eerste tekenen van stress. Bedek de zal, zodat het donker is en wacht 15-0 minuten. Gewoon zout heeft de eigenschap de PH waarde niet te veranderen. Gebruik geen aquarium zout of zeezout, omdat deze de PH waarde wel veranderen, wat juist de grootste (dodelijke) oorzaak is van stress en acclimatisatie problemen. Vertoont de vis tonen van stress door de zoutwaterdip, haal de vis er dan uit.

Aangezien Polypterus in het aquarium handtam kan worden, is het verleidelijk om een dier met de hand uit te vangen. Doe dit niet! De achterste vinnen zijn zo scherp als een scheermes en een wegvluchtende kwastvinssnoek weet deze te gebruiken.

Polypterussen zijn niet aggressief tegen andere vissoorten. Geschikte medebewoners voor kwastvinsnoeken zijn vissen die niet in de bek passen en die ook niet agressief zijn. Voorbeelden zijn:

  • Andere kwastvinsnoeken
  • Erpetoichthys calabaricus

Meervallen

  • Pimelodus blochii
  • Auchenoglanis occidentalis
  • Catfish-Parauchenoglanis macrostoma
  • Sturisoma aureum
  • Synodontis alberti
  • Synodontis angelicus
  • Synodontis pleurops
  • Synodontis decorus
  • Synodontis eupterus
  • Synodontis notatus
  • Synodontis brichardi
  • Synodontis nigrita
  • Synodontis flavitaeniata
  • Synodontis soloni
  • Heteropneustes fossilis
  • Bagrichthys hypselopterus

Tetra’s

  • Metynnis argenteus
  • Distichodus notospilus
  • Phenacogrammus interruptus
  • Myleus schomburgki
  • Bryconaethiop microstoma
  • Alen
  • Macrognathus aculeatus

Cichliden (vermijd broedparen, omdat die voor teveel agressie kunnen zorgen)

  • Cichlasoma bimaculatum
  • Tilapia joka
  • Astronotus ocellatus
  • Cichlasoma severum
  • Pelvicachromis pulcher
  • Satanoperca acuticeps
  • Aequidens pulchrus
  • Gymnogeophagus balzanii
  • Cichlasoma spilurum
  • Mesonauta festivus
  • Aulonocara nyassae
  • Gymnogeophagus balzanii
  • Aequidens geayi
  • Steatocranus casuarius
  • Cichlasoma callolepis
  • Cichlid-Aulonocara jacobfreibergi
  • Cleithracara maronii
  • Aequidens portalegrensis
  • Uaru amphicanthiodes

Labyrinth Vissen

  • Ctenopoma acutirostre
  • Ctenopoma oxyrhynchus
  • Ctenopoma kingsleyae

Karperachtigen

  • Balantiocheilos melanopterus
  • Leptobarbus hoevenii
  • Puntius denisonii
  • Barbodes schwanefeldii

Overig

  • Phractolaemus ansorgei
  • Apteronotus albifrons
  • Gnathonemus petersii
  • Pantondon bucholzi
  • Xenomystus nigri

Houd de vis niet met agressieve vissoorten, zoals territorium vormende cichliden, of zorg dat deze geen koppel vormen. Verder niet houdbaar met slangenkopvissen (Channa) en vissoorten uit de Labeo familie. Tegen aggressie zijn de dieren niet tegen bestand. Ook de combinatie met meervallen voorzien van een zuignap (bijvoorbeeld Plecostomus), werkt niet aangezien de meervallen het pantser van de kwastvinsnoek begrazen en daarmee vernielen.

Vang de vis niet nooit met blote handen. De achterste staartvinnen zijn hard en scherp en de kwastvinsnoek weet deze in nood te gebruiken

Voeding

De Polypterus is een carnivoor. In hun leefgebied eet Polypterus voornamelijk kleine vis, insectenlarven, krabben en garnalen en amfibiën. Het zijn niet-aggressieve jagers, maar ook opportunische aaseters.

De onderkaaksoorten zijn meer toegerust op het vangen van levende, vrijzwemmende prooien. De bovenkaaksoorten leven over het algemeen meer van aas en bodemdieren. Er zijn echter een aantal uitzonderingen op deze regel. Een aantal bovenkaaksoorten lijkt meer toegerust op het leven van bodemdieren en aas, maar vertonen meer jachtgedrag van de onderkaaksoorten.

Polypterus is geeen kieskeurige eter. Geschikt voer (levend en diepvries) vormen:

  • Mysis
  • Muggelarven
  • Garnalen
  • Krill
  • Tubifex
  • Stukjes runderbiefstuk
  • Inktvis
  • Mosselen
  • Visvlees (vermijd zalm vanwege het oliegehalte)

Verder worden gegeten:

  • Meelwormen (vermijd de gepopte exemplaren aangezien die tot interne verstoppingen kunnen leiden)
  • Regenwormen
  • Kleine levende voedselvis (vermijd goudvissen vanwege het hoge kopergehalte, het te hoge vetgehalte en de veelgebruikte hormonen)
  • Granulaat droogvoer

Zorg voor voldoende afwisseling in het voedselaanbod.

Kweek

Van Polypterus delhezi is weinig over de kweek bekend. Naar men aanneemt verloopt de kweek net als die van andere Polypterus. Het moeilijkste is om de paring tot stand te brengen. De paring wordt in de natuur meestal ingeleid door periodieke verstoringen, zoals het aanbreken van het regenseizoen. Aangenomen wordt dat verandering in temperatuur, watersamenstelling en luchtdruk zorgt voor een impuls. Bij kweekfarms wordt de paring vaak geforceerd met hormonen. Een nog dier-onvriendelijker methode is de toevoeging van 1 druppel natriumjodide (KJ) 1% oplossing per 100 liter water. In geen geval meer! Daarbij wordt vermeld dat het aquarium dan goed afgedekt moet worden omdat de oplossing de dieren rusteloos maakt.

Vaak is paargedrag waarneembaar na een reguliere waterwissel. Om natuurlijke omstandigheden na te bootsen worden de dieren gehouden bij een (droogseizoen) temperatuur van 28-30 graden met een PH van 6.0. Om het regenseizoen te stimuleren laten we de temperatuur zakken tot 16-21 graden en een PH van 7. Daarna voegen we wat zachter gedestilleerd water toe en laten de temperatuur weer oplopen tot 26-28 graden. Dit zou in veel gevallen het paarproces moeten starten, mits alle partijen daar natuurlijk klaar voor zijn. Er wordt door andere bronnen ook melding gemaakt van succesvolle toevoeging van wat zeezout met sporenelementen.

De paring begint als de man de oppervlakte herhaaldelijk doorbreekt, het lichaam kromt, zijn gespreide vinnen showt en langzaam afzakt naar de vrouw. Vanachter komend maakt de man met een aantal subtiel kopstoten contact met haar. De vrouw blijft bewegingloos liggen als de man met zijn anaalvin de eileider van de vrouw stimuleert, de ongeveer 300-1000 vrijkomende eitjes opvangt, bevrucht en weer loslaat. Dit proces herhaalt zich meerdere dagen. De ouders vertonen geen broedzorg. Na 4 dagen komen de eitjes uit (bij 26 graden watertemperatuur), waarna na nog eens 3 a 4 dagen de jonge vissen overgaan op vrij zwemmen.

Om de dieren te kweken zijn verschillende bakken nodig: een voor de paring en een voor het broeden. Voor de paring is een zacht zanderig substraat nodig en verschillende lage fijnbladige planten zoals Javamos. Hierin worden de eieren (hopelijk) gelegd. De andere bak is nodig om het broedsel uit te laten komen en op te laten groeien. Er is hierin geen substraat nodig. Als de paring is afgerond, verplaats dan dan zo snel mogelijk de planten met de eitjes naar de broedbak (27-28 graden Celsius en Ph tussen 6,5 en 7). Binnen 60-90 uur komen de eieren uit. De eerste 6-7 dagen leven de larven van hun dooierzak en blijven ze aan de planten bevestigd. Daarna gaan ze over op vrijzwemmen en dienen ze gevoerd te worden met gehakte muggenlarven, en baby artemia. In deze fase zal het aantal jongen helaas gereduceerd worden als gevolg van gevechten en kannibalisme.

 

 

 

 

Auteur

Patrick de Pijper

Copyright foto’s

Extra informatie

Familie

Geslacht

Soortnaam

delhezi

Herkomst

Lengte Minimaal

35

Lengte Maximaal

44

Temperatuur minimaal

26

Temperatuur maximaal

28

pH minimum

6.0

pH maximum

8.0

Sociaal Gedrag

Broedgedrag

Dieet

Zone

Karakter

Beoordelingen

Er zijn nog geen beoordelingen.

Wees de eerste om “Polypterus delhezi – Bandkwastvinsnoek” te beoordelen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *